Hoofdstuk 1 Leren: een complex en onzichtbaar proces
1.1 algemeen beeld van het fenomeen leren
Claxton (1996), hoogleraar psychologie aan de universiteit van Bristol stelt dat, ‘learning can no
longer be seen as a task for people in the first quarter in life’.
Hoewel leren dus niet beperkt blijft en kan blijven tot de schoolperiode, denken de meeste mensen
het begrip leren direct aan het instituut school. Echter is school niet de enige en voor vele niet eens e
belangrijkste plaats waar te leren valt. Overal waar de mens in contact komt met zijn omgeving
bestaat de mogelijkheid om te leren. Vaak gebeurt dit leren ook onbewust, doordat je naar het
journaal kijkt en onbewust geografische kennis opdoet. Als we alle vormen van leren, dus ook het
leren in onze vrije tijd meetellen, zijn de Nederlanders volgens Borghand (2006) over hun hele leven
gemiddeld twee uur en drie kwartier per dag aan het leren.
Over het onderscheid tussen leren binnen en buiten school merkt de filosoof en maatschappijcriticus
Ivan Illich het volgende op: ‘school is an institution built on the axiom that learning is the result of
teaching. We all learned most of what we kno woutside school. Pupils do most of their learning
without, and often despite, their teachers. Everyone learns how to live outside school’.
Het onderscheid tussen beide vormen van leren betreft zowel de plaats waar geleerd wordt (de
leeromgeving), als de aard en de inhoud van het leerproces. Op school zijn de leerdoelen vaak al
vastgesteld en wordt daar gestructureerd en organisatorisch naar toe gewerkt. Meestal sluit de
leerinhoud op school weinig aan op de belevingswereld van kinderen en is er geen context met de
buitenwereld te vinden.
Vanwege het karakter van het schoolse leren heet dit ook wel formeel of intentioneel leren. Het
leren in een buitenschoolse leeromgeving, waar vooraf gestelde leerdoelen ontbreken, noemt men
informeel of incidenteel leren. Dit leren wordt overigens ook wel natuurlijk of spontaan leren
genoemd. Je heb naast formeel en informeel leren ook nog een derde vorm, non-formeel leren.
Het european Centre fort he Development of Vocational Training is van oordeel dta deze drie vormen
van leren niet gelijkwaardig zijn. Het beschouwt informeel leren als onderdeel van non-formeel
leren, dat volgens Cedefop uit activiteiten bestaat, die niet expliciet als leren zijn omgeschreven.
De bedoeling om iets te willen leren leren met in het verlengde daarvan bewuste planning en sturing
van het leerproces kan vanuit de leerling zelf uit gaan, maar evengoed ook van de leraar.
,1.2 leren, rijping en de rol van de hersenen
Een interessante vraag die eind negentiende eeuw veel naar voren kwam, was of elk waarneembare
verandering in het gedrag van mens en dier beschouwd zou kunnen worden als het resultaat van
leren. Echter werd dit al snel ontkent, psychologen waren namelijk van mening dat leren alleen werd
waargenomen als het gedrag van het individu door factoren van buitenaf werden gewijzigd. Als het
gedrag kon toegewezen worden door biologische factoren, spreekt men van rijping.
Tegenwoordig weet men dat er een dunne lijn is tussen rijping en leren en dat ook
omgevingsfactoren meehelpen in dit proces.
De discussie rond rijping en leren heeft in de afgelopen decennium nieuwe input gekregen vanuit de
neurowetenschap, vooral door breinonderzoek. Onze hersenen hebben een structuur. Die structuur
bestaat uit de grote- en de kleine hersenen en de hersenstam.
De grote hersenen zijn verdeeld in twee helften oftewel hemisferen, die onderling verbonden zijn
met de hersenbalk. De buitenkant bestaat ui de cortex. Elke hersenhelft bestaat uit 4 kwabben met
hun eigen functie:
1. De frontaalkwab (frontale cortex): deze heeft te maken met onder andere probleem
oplossing, spreken en schrijven, intelligentie, concentratie, doelgerichtheid en zelfbeeld. In
de prefrontale cortex vinden veel leerprocessen plaats en worden complexe cognitieve
vaardigheden geregeld. De prefrontale cortex wordt hierdoor ook wel de manager van het
brein genoemd.
2. De wandkwab (pariëtale cortex): deze gaat onder andere over interpretatie van taal, visuele
perceptie, interpreteren van zintuigelijke signalen en controle over lichaamsdelen.
3. De achterhoofdskwab (occipitale cortex): de interpreteert kleur, licht en beweging.
4. De slaapkwab (temporale cortex): deze regels het begrijpen van taal, geheugenprocessen,
onze motivatie, ons gehoord en is het centrum van onze emoties.
De kleine hersenen (het cerebellum) spelen een belangrijke rol bij het vloeiend laten verlopen van
onze bewegingen.
Veel verbindingsbanen tussen de hersenen moeten zich nog vormen na de geboorte, terwijl cellen
nog contact met elkaar moeten maken om te kunnen functioneren. Kortom, de grote structuur is er,
maar vrijwel alle hersenstructuren moeten nog een start maken en zich verder ontwikkelen.
, De hersenen vormen samen met het ruggenmerg het centrale zenuwstelsel. Dit is opgebouwd uit
neuronen. Neuronen zijn gespecialiseerd in het opslaan en uitwisselen van informatie. Een neuron
bestaat uit een cellichaam van grijze stof dat aan de ene kant uitmond in dendrieten en aan de
andere kant in een axon. Dendrieten kunnen informatie ontvangen en axonen kunnen informatie
overdragen aan dendrieten van andere neuronen en aan spieren. Tussen neuronen vindt
informatieoverdracht plaats aan het uiteinden van het axon en dendrieten met behulp van
neurotransmitters (dat zijn boodschappers).
Er zijn veel verschillende neurotransmitters, die allemaal specifieke informatie overdragen. Door hun
verschillende eigenschappen sturen ze ons gedrag, onze gevoelens en verlangens, ons denken en
handelen aan. Voorbeelden van neurotransmitters zijn adrenaline en dopamine. Je heb ook
serotonine, dit leidt tot opwinding en heeft invloed op onze stemming en zelfvertrouwen.
Het proces van informatieoverdracht tussen neuronen kan zich heel snel uitbreiden naar
verschillende gebieden in de hersenen en het lichaam en herhalen tot de gewenste actie is afgerond:
de bal is gegooid, het woordje is geleerd, er is antwoord gegeven. Om dit proces zo snel mogelijk te
laten verlopen hebben de axonen een witte stof. Deze zorgt voor optimale communicatie tussen
neuronen en worden neurale netwerken gevormd. Deze neuronen en neurale netwerken moeten
wel geprikkeld worden om onderhoud te blijven, door veel te oefenen en herhalen.
Er blijkt uit onderzoek steeds weer dat er tussen rijping en leren een constante wisselwerking
bestaat. Crone en andere onderzoekers leggen dit verband met de gevoelige periode. Dit is de
periode waarin de hersenen extra plastisch zijn en iemand hierdoor gemakkelijker informatie in zich
opneemt.
Gevoelige periode doen zich waarschijnlijk niet alleen voor bij kinderen, maar ook bij adolescenten.
Controleren, plannen en concentreren zijn allemaal complexe rationele vaardigheden, die geregeld
worden door de prefrontale cortex. Juist die is pas rond een leeftijd van 24 volledig uitgerijpt.
Volgens Crone zouden scholen meer gebruik moeten van die gevoelige periode, zo zou je tot je 7 e
levensjaar een tweede taal moeiteloos moeten kunnen aanleren.
Omdat de hersenen zich niet bij iedereen in hetzelfde tempo ontwikkelen stelt de neuropsycholoog
Jelles voor leerlingen in he basisonderwijs niet te groeperen naar leeftijd, maar naar hun
functioneringsniveau wat betreft bepaalde mentale vaardigheden.
Wat leerlingen in het VO ook speelt is dat er een onbalans treedt tussen het emotionele en rationele
regelsysteem in de hersenen. Omdat het rationele controlesysteem pas na je 20 e volledig functioneel
wordt, raakt het emotionele systeem makkelijk oververhit. Emoties worden minder geremd en
hierdoor heftiger geuit. Hun beslissingen en gedrag zijn veelal gericht op de korte termijn en de
uitdaging. Hierdoor worden snel al roekeloze beslissingen gemaakt. Adolescenten hebben een
externe prefrontale cortex nodig zolang die van hun onvoldoende is gerijpt, dit kunnen bijvoorbeeld
ouders of de leerkracht zijn. Echter heeft het ook voordelen dat er nog een onbalans is,
adolescenten zijn vaak creatiever en vindingrijker dan volwassenen.
Aanhangers van wat brain-based learning (breinleren) wordt genoemd, pretenderen dat dat ze het
onderwijs kunnen baseren op bevindingen uit de hersenwetenschap. Ook neuromythes bestaan, dit
zijn misvattingen wat betreft de rol die het menselijk brein speelt bij het leerproces. Ze zijn ontstaan
doordat niet-deskundige gegevens niet goed worden gelezen of geïnterpreteerd. Veelal is er sprake
van oversimplificatie.
Volgens dekker en anderen is het aannemelijk dat de ontwikkeling van leerlingen en het bevorderen
van hun leerresultaten erbij gebaat is als alle sensomotorische modaliteiten worden gestimuleerd.
Enkele neuromythes zijn:
- Jongens zijn slimmer dan meisjes, omdat hun hersenomvang groter is.
- Breinontwikkeling van jongens en meisjes verloopt hetzelfde.
- We gebruiken slechts 10% van onze hersenen
- Het bestaan van een meervoudige intelligentie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marissawullems. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.