100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Antwoorden studievragen Pathologie blok 2.3 $5.27   Add to cart

Answers

Antwoorden studievragen Pathologie blok 2.3

2 reviews
 180 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Antwoorden op een volledige manier beschreven bij de studievragen van het vak pathologie in blok 2.3

Preview 2 out of 20  pages

  • December 9, 2015
  • 20
  • 2014/2015
  • Answers
  • Unknown

2  reviews

review-writer-avatar

By: paulanokpw • 4 year ago

review-writer-avatar

By: Nils013 • 6 year ago

avatar-seller
Studievragen Pathologie
Hoorcollege 1
Zelfstudietaken

1. Paragraaf 14.2.3
a. Welke drie groepen lymfocyten zijn er?
T-cellen (vallen lichaamsvreemde stoffen aan), B-cellen (kunnen antistoffen
vormen die zich aan antigenen binden) en NK- cellen (vallen alle met virus-
geïnfecteerde cellen of kankercellen aan)
b. Wat zijn antigenen?
Ziekteverwekkers, delen of producten van ziekteverwekkers of andere
lichaamsvreemde stoffen

2. Paragraaf 14.5.1
a. Wat wordt bedoeld met antigeenpresentatie?
Als een antigeen op een cel vastgebonden zit kan deze herkend worden door T-
cellen. Ze zitten op zogenaamde membraanreceptoren (MHC).
b. Wat zijn antigeenpresenterende cellen (APC’s)?
Ze presenteren antigenen en activeren daarmee T-cellen, zodat ze vreemde cellen
en vreemde eiwitten gaan aanvallen.
Het proces: T-cellen herkennen antigenen die aan MHC-eiwitten van Groep 1 en
Groep 2 zijn gebonden. Vreemde antigenen moeten uiteindelijk door macrofagen
worden verwerkt en opgenomen in hun plasmamembranen, en vervolgens worden
gevonden aan MHC-eiwitten voordat ze T-cellen kunnen activeren.

3. Paragraaf 14.5.2
a. Welke functies hebben T-helpercellen?
Ze scheiden cytokinen af die specifieke en niet-specifieke immuunreacties
coördineren en die de cellulaire en de humorale immuniteit reguleren
b. Hoe worden T-helpercellen geactiveerd?
Door blootstelling aan antigenen die op antigeen presenterende cellen aan MHC-
eiwitten van groep II gebonden zijn

4. Paragraaf 14.6.2
a. Welke 5 groepen antistoffen of immunoglobulinen zijn er?
IgA, IgD, IgG, IgM en IgE
b. Welke groep antistoffen speelt een rol bij allergische reacties?
IgE, deze heeft als functie de ontsteking na blootstelling aan antigenen te
versnellen. Ze zitten gebonden aan oppervlakten van mestcellen en basofielen en
stimuleert de afgifte van histamine en andere stoffen die een rol spelen bij de
ontstekingsreactie

5. Paragraaf 14.7.3
a. Hoe worden antigenen, die allergische reacties veroorzaken, vaak genoemd?
Allergenen
b. Welke 4 groepen/typen allergieën worden onderscheiden?
Directe reactie of atopie (type I, een snelle en bijzonder hevige reactie op de
aanwezigheid van een antigeen), cytotoxische reacties (type II, een kruisreactie na
de transfusie van een incompatibele bloedgroep), immuuncomplexallergie (type
III, wanneer fagocyten niet in staat zijn antigeen-antistofcomplexen snel ui het
bloed te verwijderen) en cellulaire allergie (type IV, een ontstekingsreactie die
twee tot drie dagen na de blootstelling aan een antigeen ontstaat)

, c. Welk type komt het meeste voor?
De directe reactie, dat is een snelle en bijzonder hevige reactie op de
aanwezigheid van een
Antigeen. Blootstelling hieraan zorgt voor grote hoeveelheden IgE-antistoffen
(hooikoorts en omgevingsallergieën)
d. Aan welke cellen hechten de antistoffen?
Bij de eerste blootstelling duurt het even voordat de B-cellen worden geactiveerd
waardoor er geen allergische reactie ontstaat. Daarna hechten de IgE-antistoffen
zich aan de plasmamembranen van basofielen en mestcellen in het gehele
lichaam
e. Welke stoffen komen vrij als deze cellen worden geprikkeld?
Als de cellen worden geprikkeld door een allergeen dan worden er histamine,
herpakken, verschillende cytokinen, prostaglandinen en andere chemische stoffen
aan de omringende weefsels vrijgegeven
f. Welke symptomen kunnen dan optreden?
Het gevolg is een plotselinge ontsteking van de aangedane weefsels
g. Wat is de meest ernstige allergische reactie die kan optreden?
De ernst is afhankelijk van de gevoeligheid van de persoon en de plaats waar de
reactie optreedt. Als de blootstelling aan een allergeen op het lichaamsoppervlak
plaatsvindt, is de reactie meestal tot dat gebied beperkt. Wanneer het allergeen
de bloedsomloop binnenkomt, kan de reactie dodelijk zijn.


Werkcollege 1
Studievragen

Atopie en voedselallergie
1. Kinderen met atopie of verhoogd risico op voedsel allergie kunnen last krijgen van:
klachten van excessief huilen, darmmotoriekstoornissen, obstipatie of juist diarree,
een verstoord slaappatroon, huiduitslag of angio-oedeem.
a. Zijn deze symptomen specifiek voor een allergie?
In combinatie lijkt het er wel sterk op
b. Hoe kan het dat ouders soms wel een overgevoeligheidsreactie bij hun kind
waarnemen terwijl een allergische reactie weinig voorkomt?
Sensibilisatie hoeft niet altijd tot een allergie te leiden

2.
a. Beschrijf hoe de huidtest en het RAST onderzoek worden uitgevoerd.
Bij een RAST-test neemt de arts eerst bloed af. Dan voegt hij een stof toe waar
mogelijk een allergische reactie op is. Als daar sprake is zullen zal IgE aan deze
‘pollen’ gaan zitten. Als volgt worden er radioactieve stoffen toegevoegd die weer
aan de IgE zal binden. Daarna wordt de radioactiviteit gemeten, hoe hoger de
activiteit, hoe meer IgE zich heeft gebonden en hoe erger de allergie is.
b. Wat wordt met de huidtest en het RAST onderzoek aangetoond?
Of er allergische reacties vanuit het lichaam zijn op bepaalde stoffen
c. Wat wordt verstaan onder oraal provocatieonderzoek?
Er wordt een stofje ingenomen en dan wordt er gekeken of er een allergische
reactie ontstaat, zonder te weten of het een placebo is of een echt werkende stof
d. Wat is de gouden standaard om voedselallergie aan te tonen?
Dubbel-blind placebo-gecontroleerd onderzoek

3. Lactose-intolerantie
a. Hoe verloopt de lactase-activiteit in de darmwand tijdens het leven bij een groot
deel van de wereldbevolking? Welk deel is dit? Waardoor wordt dit veroorzaakt?

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Tesjjj. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.27. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.27  1x  sold
  • (2)
  Add to cart