EUROPEES UNIERECHT IN DE PRAKTIJK 2015-2016
CASUSCOLLEGE 2 – INTERNE MARKT
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
CASUS 1
In de Nederlandse rechtsorde oefent de notaris zijn werkzaamheden uit in het
kader van een vrij beroep. Het beroep van notaris is geregeld in de Wet van 3
april 1999 op het notarisambt (Stb. 1999, 190; hierna: „notariswet”). Volgens
artikel 1, eerste alinea, van de notariswet is de notaris ambtenaar. Conform
artikel 2, lid 1, ervan „[houdt] [h]et ambt van notaris [...] de bevoegdheid in om
authentieke akten te verlijden in de gevallen waarin de wet dit aan hem opdraagt
of een partij zulks van hem verlangt en andere in de wet aan hem opgedragen
werkzaamheden te verrichten”.
Ingevolge artikel 3, lid 1, van de notariswet wordt de notaris benoemd bij
koninklijk besluit en wordt in dat besluit zijn plaats van vestiging aangegeven.
Volgens artikel 13 van deze wet mag de notaris zijn werkzaamheden in beginsel
onder de in dit artikel gestelde voorwaarden buiten zijn plaats van vestiging
uitoefenen, mits hij dat op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden
doet.
Een Notariskantoor aan de Nederlands-Duitse grens kan hierdoor geen cliënten
van over de grens werven, en acht de bepaling in strijd met het EU recht.
Hoe beoordeelt u deze zaak?
De eerste vraag die je stelt is; Welke vrijheid is hier in het geding? De vrijheid
van diensten, art. 56 VWEU. De eerste zin van dit artikel houdt een verbod in. De
tweede vraag die je stelt: is er harmonisatie? Dit is van belang omdat ze dan niet
zozeer naar het verdrag, maar naar de bewuste wetgeving kijken. Denk aan het
Waals afval-arrest. Conclusie was dat voor een gedeelte van het afval niet meer
naar het verdrag mocht worden gekeken, maar enkel in de Richtlijn. Voor het
overige deel van het afval kon wel naar het Verdrag worden gekeken.
In casu is er de dienstenrichtlijn. Voor deze casus gaan we er echter vanuit dat er
geen sprake is van harmonisatie. Wat is de volgende vraag? Is er sprake van een
belemmering? Zo ja, wat is de specifieke belemmering? Een woonplaatsvereiste.
Het Hof is hier behoorlijk op tegen. Je kunt hier verwijzen naar een arrest. Er is
dus sprake van een belemmering.
Tussenconclusie: er kan strijd zijn met Europees recht, vrij verkeer van diensten.
Wat zal Nederland zeggen hierop? Je gaat op zoek naar een
rechtvaardigingsgrond. Is er een rechtvaardigingsgrond? Hij is een ambtenaar, dit
is dus een uitzondering. Iemand met een publieke functie, openbaar gezag, dat
willen we aan Nederlanders voorbehouden. Dit is geregeld in art. 56 VWEU. Er is
een schakelbepaling in art. 62 opgenomen die zegt dat de bepalingen van art. 41
t/m 54 van toepassing zijn op vrij verkeer van diensten. In art. 51 zie je een
soortgelijke rechtvaardiging. Je beroept je hier op art. 51 VWEU. Is dit wat we
bedoelen met openbaar gezag, of vinden we het discriminatie?
Leer van het Hof: uitzondering openbaar gezag moeten gaan om een hele
publieke taak die past bij de nationaliteit van het land. Denk hierbij aan politie en
leger.
In deze zaak zei het Hof: ook al gaat het hier om het verlijden van akten,
betekent dit niet dat het niet net zo goed door een Duitser gedaan kan worden.
, Het Hof vond dit dus een inbreuk op het recht van vrij verkeer van diensten. Er is
geen rechtvaardigingsgrond.
Wat kun je hier wel doen? De garandering van kwaliteiten is wel waardevol. Uit
de arresten die we hebben moeten lezen blijkt dat er in ieder geval een diploma
geëist kan worden. Als dit in een ander land is gedaan, kunnen wel naar
Nederlands recht aanvullende eisen worden gesteld. Een verbod mag niet, maar
eisen stellen wel. De diploma’s moeten worden vergeleken en per specifiek geval
moet een soort vakkenpakket worden gehangen. Dit is genuanceerder dan een
woonplaatsvereiste.
Vragen opgesomd:
1. Welke vrijheid is in het geding?
2. Is er harmonisatie?
3. Is er sprake van een belemmering?
4. Keck verkoopsvoorwaarden
5. Is er een rechtvaardigingsgrond?
6. Proportioneel?
a. Is het geschikt?
b. Is het noodzakelijk?
CASUS 2
De Nederlandse minister van Sociale Zaken probeert met een pakket aan
maatregelen de economische crisis het hoofd te bieden en de werkgelegenheid
op te vijzelen. Hij vreest echter dat de komst van Roemenen en Bulgaren echter
deze plannen zal doorkruisen. Bij de toetreding van Roemenië en Bulgarije is
afgesproken dat er nog niet meteen vrij verkeer van personen zou intreden.
Deze overgangsperiode kwam echter per 1 jan. 2014 ten einde. De minister
vreest voor een
toestroom van Roemenen en Bulgaren en wil hiertegen maatregelen nemen. Om
draagvlak te creëren begint hij een tournee langs alle belangrijke Nederlandse
media om zijn standpunt te verkondigen. Zo treedt hij op bij het programma
Pauw en Witteman en verkondigt daar dat het wat hem betreft ‘Code Oranje’ is
als het gaat om het toelaten van laaggeschoolde Oost-Europeanen. Hij vreest
voor ‘onze’ banen en voor meer criminaliteit. De Bulgaarse minister van
Buitenlandse zaken hoort via zijn ambassadeur en de media van de uitlatingen
en het optreden van Nederlandse minister van Sociale Zaken en vindt de
uitlatingen stigmatiserend. Hij wil een duidelijk tegengeluid laten horen en vraagt
om juridisch advies.
Ziet u hiertoe een juridische mogelijkheid op grond van het EU recht?
Wat is hier mogelijk in strijd met Europees recht? Vrij verkeer van werknemers.
Wat heeft de minister gedaan dat mogelijk in strijd is met dit recht? Art. 45 VWEU
zegt in lid 1; verkeer is vrij. Lid 2: dit houdt afschaffing van discriminatie in. Wat
heeft de minister gedaan dat hier misschien onder valt? Kunnen uitlatingen van
een minister worden gezien als belemmeringen van vrij verkeer van personen? Of
kunnen enkel wetgevende maatregelen hiertoe worden gerekend?
Uit jurisprudentie blijkt dat dit ook uitlatingen kunnen zijn. Uitspraak over
Ierse ambtenaar is hiervan een voorbeeld. Niet enkel wettelijke
maatregelen maar ook feitelijke handelingen.
De Bulgaarse minister had een inbreukprocedure kunnen starten (gebeurd niet
vaak vanwege politieke gevoeligheid).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Marebruens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.