Normen van de maatschappij bepalen ook of er sprake is van psychologisch disfunctioneren! Niet
eenvoudig om te bepalen wanneer gedrag normaal of abnormaal is.
Psychopathologie: studie van disfunctioneren om abnormale patronen te beschrijven, voorspellen,
verklaren en veranderen.
Hoe ontstaat het , en hoe kunnen we het veranderen. Zowel in algemeen als over een indivdu.
Psychologisch disfunctioneren: 4 D’s: deviance, distress, dysfunction, danger.
Hoeft niet voor te komen, zie het als hulpmiddel om te na denken over problematiek bij een persoon.
Deviance = afwijkend van normaal, hangt af van cultuur/normen/waarden
Dsitress = leed, verdriet, angst. Vrijwel altijd sprake van
Dysfunction = persoon kan niet normaal functioneren in ADL . moment waarop mensen hulp nodig
hebben
Danger = gevaar. Komt niet vaak voor, maar als iemand een gevaar vormt is er vrijwel altijd sprake van
psychologisch disfunctioneren.
Psychopathologie: alle psychische stoornissen omvat incl. verklaring en beahndeling
Psychiatrie: richt zich vooral op wat ernstige stoornissen waarbij medicatie nodig is. Uitgangspunt is
medische verklaring en behandeling, wat wel altijd plaatsvind in combinatie met psychologische
behandeling
Klinische psychologie: richt ook op deze stoornissen, maar dan niet op de medicatie. Uitgangspunt is
psychologische verklaring en behandeling.
Psycholoog: algemene term voor iedereen die psychologie heeft gestudeerd. Ook wel basis
psycholoog
GZ-psycholoog: naast je baan als psycholoog in de praktijk, GZ instellingen. Over behandelmethoden,
gespreksvoering.
Klinisch psycholoog: naast je werk als psycholoog volg je 4 jaar lang een opleiding om onderzoek te
doen en je leert over management en beleid.
Psychotherapeut: word je als je andere soort postdoctorale opleiding hebt gevolgd; vaak complexe
problematiek, ¾ jarige opleiding gericht op gespreksvoering en behandeling.
Psychiater: medische invalshoek, heeft geneeskunde gestudeerd en specialisatie psychiatrie gevolgd.
Titel psycholoog is niet wettelijk beschermd. Hierom BIG en NIP registraties zodat je wel
geregistreerd staat als psycholoog met opleiding + kwaliteiten die daarbij horen.
UITGANGSPUNTEN , STAND VAN ZAKEN:
- Ambulante zorg: mensen worden thuis behandeld als het kan. Indien nodig kortdurende
hospitalisatie. i.c.m. medicatie. Uitgangspunt is dat mensen zelf gemotiveerd moeten
zijn voor behandeling.
- Vermaatschappelijking zorg; de overheid is betrokken
Toenemende invloed van zorgverzekeringen: niet alle behandelingen worden vergoed. Effectieve
kortdurende therapie heeft voorkeur.
, - Nadruk op preventie stoornissen en bevorderen mentale gezondheid.
- Nadruk op bevorderen mentale gezondheid; bv meditatie
- Multiculturele psychologie ; we leven in multiculturele samenleving. Zorg van nu sluit
niet altijd even goed aan op mensen van verschillende culturen. Drop out rate hoger bij
Marokkanen en Turken i.v.m. Nederlanders. Beter afstemmen zorg voor mensen uit
verschillende culturen
- Grote verscheidenheid aan hulpverleners
- Evidence-based practice! = wetenschappelijk onderzoek en behandeling sluiten nauw
op elkaar aan met continue wisselwerking. Effectiviteit behandelingen + factoren waar
behandelingen zich op dienen te richten.
Patient: vaak in ziekenhuizen,
medisch Client: GGZ-instellingen
!! Trimbos instituut ontwikkelt richtlijnen voor behandeling van psychische stoornissen o.b.v.
wetenschappelijk onderzoek !! > kwaliteit zorg te verbeteren en resultaten meetbaar en
vergelijkbaar te maken.
Multidisciplinaire richtlijnen voor de GGZ: ggzrichtlijnen.nl
HOORCOLLEGE 2 - deel 1 psychodiagnostiek (HSTK 3)
Aan de hand van metingen en tests wordt relevante info verzamelt om te kijken wat er aan de hand
is. Metingen kunnen later tijdens therapie herhaald worden om vooruitgang en proces te
evalueren. Focus = idiografisch, op een individueel persoon. Dit staat tegenover een nomothetische
benadering waarbij de focus op een groep mensen ligt.
Methoden psychodiagnostiek:
- Klinische interviews = intake gesprek, vaak eerste contact tussen client en psycholoog. Doel
= verzamelen gegevens over o.a. persoonlijke geschiedenis.
• Gestructuurd (vooraf voorbereid, strict schema wordt gevolgd) , ongestructuurd
(met name open vragen) of semi-gestructureerd (bv SCID-5)
- Psychologische tests: intelligentietests; meten indirect intellectuele capaciteit zowel
verbale als non-verbale vaardigheden. Prestatie word vaak beïnvloed dor niet-intelligentie
factoren zoals motivatie, angst ervaring, culturele bias… maar ook vragenlijsten behoren
tot psychologische tests
- Neuropsychologische tests
, - Neurologische tests
- Psychofysiologische tests
- Klinische observaties
Resultaat = diagnostische indruk, plaatje van alle oorzakelijke en in stand houdende factoren van
problemen van client + een behandelplan
Er komt een profiel uit een vragenlijst als de Minnesota Multiphasic Personality Inventoy (MMPI-2):
Zo’n profiel wordt gebruikt om te beschrijven hoe iemand is, interpretatie hiervan is subjectief en
blijkt niet zo betrouwbaar en valide te zijn. Geen wetenschappelijke interpetatie van profielen.
Maar is wel bruikbaar in de praktijk, wordt toegepast.
Klinische profielen: profielen van een gemiddelde client met een bepaalde stoornis zoals
schizofrenie. Zo kan je een profiel van een client vergelijken met klinische profielen.
L F en K: doet de pt zich anders voor als hij de vragenlijst invult?
Projectieve tests: het is de bedoeling dat de client ambigue stimuli interpreteert. Uitgangspunt is
dat mensen aspecten van hun persoonlijkheid projecteren in een taak. Worden vooral gebruikt door
psychodynamische psychologen. Handig voor aanvullende info over een persoon. Nadeel is dat deze
tests weinig betrouwbaar en valide zijn! Bv de Rorschach test.
Thematic Apperception Test TAT: cliënten krijgen vragen als wat gebeurd er op een plaatje.
Uitgangspunt is dat cliënten identificeren met een karakter en dat behoeftes en emoties in de
verhaaltjes terugkomen.
Zinnen Aanvul Test: clienten vullen zinnen aan. Omstandigheden en behoeften / emoties van de
client komen in de zinnen terug.
Tekeningen: worden veel gebruikt bij kinderen. Bv teken een persoon of je gezin. Uit de tekening
kan je opmaken hoe een kind de verhoudingen tussen gezinsleden ziet. Ook kan je veel opmaken uit
de manier van tekenen: heel klein tekenen, heel groot tekenen, licht drukken?
Neuropsychologische tests: als er klachten zijn zoals verminderde concentratie, problemen met
denken/spreken. = indirecte meting van hersenfuncties dmv meten van cognitieve, perceptuele en
motorische functioneren. B.v. de Bender visual-motor Gestalt test: client krijgt kaarten met
geometrische figuren die nagetekend moeten worden.
Soms ook neurologische tests: direct hersenstructuren en activiteit meten zoals EEG, PET-scans, CT
scans, MRI, fMRI. Voordeel is dat de meting vaak heel accuraat is.
Psychofysiologische tests: meten fysiologische reactie als indicatie oor psychische problemen.
Wordt niet veel geburikt in klinische praktijk, vaak heel dure apparatuur. Bv hartslag, bloeddruk,
lichaamstemperatuur, galvanische huidrespons, spiercontractie.
Klinische observaties: systematische observaties van gedrag. Probeer beeld te krijgen van gedrag
van persoon die lijken op situaties uit ADL. 3 soorten observaties:
- Naturalistisch: gebeuren in de omgeving van de client, vaak gericht op interacties. Soms
niet praktisch, is tijdsintensief want je moet naar de locatie heengaan.
- Analoog: in een kliniek/labsituatie wordt er een situatie nagebootst die lijkt op
problemen waartegen de client aanloopt in ADL.
- Zelf-monitoring: cliënten registreren hoe vaak ze bepaald gedrag vertonen en hoe ze zich
dan voelen en wat ze denken. Wordt vaak toegepast in de klinische praktijk. Zorgt voor
zelfinzicht.
, Tijdens behandeling kan je mooi het verloop van de therapie bijhouden. Vooral handig als je
gedrag wil observeren wat niet zo vaak voorkomt, want dan heeft naturalistisch/analoge
observatie geen zin. Ook bruikbaar als gedrag juist heel erg vaak voorkomt. Geeft inzicht in
gevoelens en gedachten op het moment dat het problematisch gedrag vertoond wordt.
Probleem is vaak de validiteit; cliënten registreren niet altijd accuraat. Zelf-monitoren zorgt
ook vaak al voor veranderen van het gedrag. Zelfmonitoren is dan onderdeel van het
bewust worden en veranderen van het gedrag.
HOORCOLLEGE 2 – deel 2 diagnose (DSM-5)
DSM-5 = handboek met overzicht van alle stoornissen.
Meer dan 500 psychische stoornissen. Per stoornis criteria voor diagnose beschreven + belangrijkste
klinische kenmerken + gerelateerde kenmerken die vaak, maar niet atlijdn, aanwezig zijn .
Stoornissen kunnen tegelijkertijd voorkomen : comorbiditeit. Bv middelengebruik en
angststoornissen komen vaak voor. OF: angststoornis kan overgaan in een depressie
DSM 5 diagnose:
• Categorisch: wat is de naam van de stoornis?
• Dimensioneel: Hoe ernstig zijn de symptomen? Hoe disfunctioneel is de client
op verschillende persoonlijkheidsdimensies?
• Additionele informatie: relevante medische condities, speciale psychosociale
problemen zodat daar in behandeling rekening mee gehouden kan worden
DSM-5 heeft een ontwikkelingsbenadering. Geen aparte hoofdstukken voor kinderen en
adolescentne, maar per categorie wordt verteld hoe symptomen verschillen in kinderen en
volwassenen.
Video DSM-5:
- Geeft consensus over de hele wereld : standaardisering van labels
- Aandoeningen zijn ruim gedefinieerd; meer sprake van diagnoses ; sommige
stoornissen kunnen op iedereen worden toegepast = medicalisering
Voordelen van de DSM-5:
• Makkelijk communiceren met professionals en client
• snel de juiste behandeling
• her- en erkenning voor client
• gestandaardiseerde behandeling
• maakt wetenschappelijk onderzoek goed mogelijk en kan verbeterd worden aan de
hand van resultaten van wetenschappelijk onderzoek
nadelen van de DSM-5:
• psychische problemen veranderen continu. Veranderingen zijn niet zichtbaar
in classificatie
• behandeling mogelijk niet genoeg afgestemd op individu
• alles of niets, hokjes denken, mogelijk mis-labeling
• stigmatisering
• zoals mensen verschillend en uniek zijn, zo zijn symptomen dat ook
• cut-off point: op welk punt is ‘genoeg’ genoeg m.b.t. iemands symptomen. Bij DSM-5
voldoet iemand te snel aan criteria stoornis vanwege toevoeging ernst stoornis (in
lichte mate is al snel aanwezig)
• risico op self-fulfilling prophecy
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller oliviasandmaark. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.40. You're not tied to anything after your purchase.