werkgroep uitwerkingen van het vak inleiding belastingrecht dga
Written for
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Rechtsgeleerdheid
Inleiding Belastingrecht DGA
All documents for this subject (8)
Seller
Follow
MichealRoss
Content preview
Opgaven week 3
Opgave 1
Philip is begin 2021 afgestudeerd als tandarts aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Hij is
in mei 2021 zijn loopbaan begonnen door voor verschillende tandartspraktijken te gaan
werken. Bij een van deze tandartspraktijken, TandHuys B.V. (‘TH BV’) waarvoor hij
regelmatig werkt, heeft hij het op dit moment zo goed naar zijn zin dat hij in overleg met TH
BV besluit om enkel nog zijn werkzaamheden te verrichten voor die vennootschap.
Philip gaat met TH BV een overeenkomst van opdracht aan op basis waarvan hij vier dagen
per week tandarts is voor TH BV, gedurende een periode van in ieder geval tien maanden. Het
is de verwachting dat deze periode van tien maanden zal worden verlengd.
Philip mag een uurtarief van EUR 100 in rekening brengen. Gemiddeld declareert Philip EUR
10.000 per maand (excl. BTW).
a. Analyseer de casus en beschrijf de arbeidsrelatie van Philip met TH BV (bijvoorbeeld
zelfstandige, dienstbetrekking of fictieve dienstbetrekking). Motiveer uw antwoord.
Een vriend van Philip adviseert hem om een BV op te richten en via die vennootschap zijn
werkzaamheden als tandarts te verrichten.
In art. 2, eerste lid, Wet LB 1964 is het begrip ‘werknemer’ gedefinieerd. Een werknemer is
onder andere de natuurlijke persoon die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke
dienstbetrekking staat. Een privaatrechtelijke dienstbetrekking wordt in art. 7:610 BW
omschreven als “de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst
van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten”. We
zien daarin de volgende drie wezenskenmerken van een dienstbetrekking:
1. De verplichting van de werknemer om persoonlijk arbeid te verrichten gedurende een
zekere tijd.
2. De verplichting van de werkgever om loon te betalen.
3. De gezagsverhouding.
De Hoge Raad heeft beslist dat bij de beoordeling van de aanwezigheid van een
dienstbetrekking alle relevante feiten en omstandigheden moeten worden meegenomen. Niet
één enkel kenmerk is beslissend daarbij. Dit wordt ook wel de ‘holistische toets’ genoemd.
Van belang is, zoals toegelicht, dat de arbeid persoonlijk door Phillip moet worden verricht.
Uit de casus blijkt niet of Philip zich zonder toestemming van de werkgever mag laten
vervangen. Aannemelijk is echter dat Philip niet de mogelijkheid heeft om zich zonder
toestemming van TH BV te laten vervangen door een andere tandarts met dezelfde
kwalificaties. Dit duidt erop dat van vrije vervaging geen sprake lijkt te zijn en aan het
vereiste voldaan is dat de werknemer persoonlijk arbeid moet verrichten. 1)
Philip heeft daarnaast als tandarts waarschijnlijk weinig vrijheid van handelen. Het lijkt er dus
op dat hier sprake is van een dienstbetrekking en dat de € 10.000 per maand als loon moet
worden aangemerkt. Omdat hier mogelijk over kan worden getwijfeld is het zaak ook te
toetsen of sprake is van een fictieve dienstbetrekking als gelijkgestelde (art. 4, onderdeel e
, Wet LB 1964 jo. art. 2c UBLB). De arbeidsverhouding duurt langer dan een maand, er wordt
naar alle waarschijnlijkheid doorgaans op ten minste twee dagen per week gewerkt en de
vergoeding is duidelijk hoger dan 2/5 van het minimumloon.
Aan deze fictieve dienstbetrekking kan worden ontkomen als Philip als zelfstandig
ondernemer is aan te merken (art. 2e, lid 2, onderdeel a UBLB. Omdat Philip nauwelijks
andere opdrachtgevers heeft, is de kans klein dat deze uitzondering van toepassing is. Ook
kan aan deze fictieve dienstbetrekking worden ontkomen als in de overeenkomst, gesloten
tussen TH BV en Philip, is opgenomen dat het artikel waarin de fictieve dienstbetrekking voor
gelijkgestelden staat opgenomen, is uitgesloten (zie art. 2e, lid 2, onderdeel f UBLB).
b. Leg uit welke fiscale motieven Philip zou hebben om voortaan via een eigen BV te gaan
werken.
Het gevolg zal in beginsel zijn dat het inkomen van Philip niet grotendeels tegen het
progressieve tarief in box 1 van de inkomstenbelasting wordt belast, maar behoort tot de winst
van zijn vennootschap, waardoor de belastingheffing (gecombineerd tarief vennootschaps-en
inkomstenbelasting in box 2) in de regel lager is dan het progressieve tarief in box 1. Daarnaast
kan een deel van de belastingheffing worden uitgesteld (i.e. geld oppotten in BV) en kan Philip
via de B.V. eventuele zakelijke kosten aftrekken. Daar staat tegenover dat Philip in het
algemeen gesproken niet verzekerd is voor de werknemersverzekeringen en op dat punt zelf
verzekeringen zal moeten sluiten.
Philip volgt het advies van zijn vriend en besluit om een BV op te richten en zijn werkzaamheden
via deze vennootschap te verrichten.
c. Leg uit welke verplichtingen deze vennootschap heeft op het punt van de loonbelasting in
relatie tot Philip.
In de eerste plaats is het de vraag of Philip een werknemer is voor de loonbelasting. Omdat
hij als bestuurder verantwoording af moet leggen aan de AVA is sprake van een
gezagsverhouding (HR 8 december 1943, B. 7745 en HR 22 maart 2013, BNB 2013/143c).
Ten tweede is het waarschijnlijk dat hij persoonlijk de arbeid moet verrichten. Het is niet
duidelijk of hier loon is overeengekomen, maar ook als dit niet het geval is zal Philip een
dienstbetrekking met zijn eigen BV hebben omdat hij werkzaamheden voor de BV verricht en
daarin een aanmerkelijk belang houdt (art. 4 onderdeel d Wet LB jo. art. 2h UBLB).
Omdat Philip dus hoe dan ook een werknemer is, bepaalt art. 12a Wet LB 1964 dat de BV als
inhoudingsplichtige voor Philip een gebruikelijk loon in aanmerking moet nemen. Dit artikel
heeft tot doel om de DGA (of diens partner) die werkzaamheden verricht voor de eigen
vennootschap (fictief) een salaris toe te kennen waarover loonbelasting ingehouden en
afgedragen moet worden. Het (fictieve) salaris moet ten minste gesteld worden op het hoogste
bedrag van:
1. 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, of
2. het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn, of
3. € 47.000 (2021)
Het werkelijk genoten salaris (indien aanwezig) kan in mindering worden gebracht op het
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MichealRoss. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.