HOOFDSTUK 8 Risicotaxatie van gewelddadig gedrag: Empirie en praktijk
8.1 Inleiding
Risicotaxatiemethoden dienen een tweeledig doel:
1. Beveiliging van de maatschappij tegen personen die een gevaar voor
specifieke personen of voor de samenleving zijn;
2. Het verlenen van verlof en invrijheidsstelling aan personen die geen risico
meer vormen.
8.2 Verschillende risicotaxatiemethoden
De ongestructureerde klinische methode
- De deskundige is volledig vrij om zijn vakkennis, ervaring en intuïtie te
gebruiken om het risico van (herhaald) delictgedrag door de onderzochte
te taxeren.
De klinische taxatie ontbeert wetenschappelijke onderbouwing
- Ten eerste blijkt namelijk dat de betrouwbaarheid ervan erg laag is, dat wil
zeggen dat twee onafhankelijke deskundigen op basis van een klinische
taxatie meestal niet tot een gelijkluidend oordeel komen.
- Een tweede aspect waarop een diagnostische methode dient te worden
beoordeeld is haar validiteit: meet het instrument wat het pretendeert te
meten? De predicatieve validiteit van de klinische taxatiemethode is laag.
De zuiver empirische of actuariële methode
- Bij deze methode worden volgens een vaste methode gegevens verzameld
over de aanwezigheid van een verzameling van risicofactoren waarvan het
verband met herhalingsrisico in wetenschappelijk onderzoek is
aangetoond.
- De meeste actuariële instrumenten bevatten louter statische, historische
risicofactoren. Dit betekent dat ze niet geschikt zijn in een
behandelcontext, waar preventie van recidive door beïnvloeding van
dynamische risicofactoren, centraal staat.
De gestructureerd professioneel oordeel methode (GPO)
- De risicotaxatieinstrumenten, zoals de HCR-20 en de SVR-20 zijn
beoordelingsinstrumenten die een checklist met risicofactoren bevatten
waarvan in wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat ze
samenhangen met en verhoogd risico van geweld.
- Het eindoordeel wordt bij de GPO-methoden bereikt door een professionele
afweging en reflectie op de aanwezige risicofactoren, waarbij de
beoordelaar bepaalde factoren zwaarder kan laten wegen dan anderen.
8.3 Hoe de gestructureerde risicotaxatie in zijn werk gaat
De SVR-20
- Bestaat uit beschrijvingen van 20 risicofactoren, die in drie sub-domeinen
zijn onderverdeeld: Psychosociale aanpassing, Seksuele delicten en
Toekomstplannen.
- Alle factoren moeten op een driepuntsschaal gecodeerd worden door de
gedragsdeskundige: ‘0’ betekent dat de risicofactor niet aanwezig is, ‘1’
betekent dat de factor mogelijk of in enige mate aanwezig is, en ‘2’
betekent dat de factoren duidelijk aanwezig is.
, Reizen met mijn rechter WEEK III (H8,24,25,26,29)
- Om een risicotaxatie-instrument te coderen is uitgebreide informatie over
de onderzochte uit verschillende bronnen nodig.
- Naast de standaard-set van 20 risicofactoren bieden de GPO-instrumenten
de mogelijkheid om casusspecifieke risicofactoren toe te voegen.
- Vervolgens maakt de beoordelaar zogenaamde risicoscenario’s. Dit omvat
ook de beoordeling wat de aard van het gedrag zou kunnen zijn, hoe
ernstig het kan zijn, wie mogelijk slachtoffer zou kunnen worden en hoe
gemakkelijk de onderzochte toegang tot slachtoffers heeft, hoe snel het
risico zich zal voordoen, en of er factoren zijn die het risico sterk verhogen
of juist verlagen.
- De SVR-20 vereist ook dat wordt vermeld hoe het risico in de toekomst
gemonitord dient te worden en welke risicohanteringsstrategieën zijn
aangewezen om het risico in de toekomst te verminderen.
- Ten slotte wordt een algemeen eindoordeel over het risico van toekomstig
seksueel delictgedrag gegeven, op een driepuntsschaal.
[Voor en voorbeeld, zie casus in het boek blz. 129]
HOOFDSTUK 24 Het geheugen van getuigen
24.1 Inleiding
Procedureel geheugen (Impliciet)
- Het aanleren van vaardigheden
- Conditioneren (Negatief gevoel bij de tandarts)
- Priming (Eerder waargenomen informatie wordt de volgende keer sneller
verwerkt)
Autobiografisch geheugen
De constellatie van kennis van persoonlijke feiten en herinneringen aan
ervaringen.
24.2 Het vormen en ophalen van herinneringen
- Ervaringen worden vastgelegd in het geheugen. Dat gebeurt als
automatisch bijproduct van het waarnemen en ervaren van de
gebeurtenissen die we meemaken.
- Hoe volledig een gebeurtenis herinnerd kan worden hangt af van e
omvang van het gevormde geheugenspoor. Naarmate meer details en
aspecten van een gebeurtenis meer aandacht krijgen, wordt het
geheugenspoor uitgebreider en zal er meer herinnerd kunnen worden.
- Herinneren gebeurd door een spoor opnieuw te activeren. (Retieval)
Twee varianten van het ophaalproces
1. Associatief ophalen
Een bepaalde constellatie van prikkels uit de omgeving brengt de
herinnering naar boven.
2. Gecontroleerd strategisch zoekproces
Je moet bewust zoeken reconstrueren en puzzelen om de herinnering terug
te halen.
Cyclisch proces
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller taess. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.