In deze uitgebreide samenvatting over ecologie wordt alle stof van dit hoofdstuk behandeld wat belangrijk/handig is voor jou toets en centraal examen. Ik heb belangrijke plaatjes uit het boek in de samenvatting geplakt om het verhaal nog duidelijker te maken. (Tip! Gebruik websites en examenopdrach...
Samenvatting biologie - Ecologie (Biologie voor jou, klas 5)
Paragraaf 1: Ecologie op alle organisatieniveaus
Ecologie is de wetenschap waarbij de wisselwerking tussen organismen en hun omgeving
wordt bestudeerd. Organismen worden beïnvloed door hun omgeving en andersom.
Ecologisch onderzoek vindt plaats op verschillende niveaus: van molecuul, cel en organisme
tot populatie, ecosysteem en biosfeer.
Er wordt veel naar het DNA-molecuul gekeken als er onderzoek wordt gedaan op moleculair
niveau. Organismen laten DNA-sporen na in hun omgeving, zoals haren of schubben. Een
ecoloog kan aan de hand van DNA achterhalen welke diersoorten in een bepaald gebied
voorkomen, dit heet environmental DNA (eDNA). Het onderzoeksgebied waarbij aan de
hand van het genoom (alle DNA-moleculen in een cel) wordt bepaald welke soorten in een
gebied voorkomen, heet ecogenomica.
De reeks met organisatieniveaus is molecuul - cel - weefsels - orgaan - organismen -
populatie (groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen) - levensgemeenschap (alle populaties in een bepaald
gebied samen) - ecosysteem (een levensgemeenschap samen met de levenloze omgeving)
- biosfeer (alle ecosystemen samen).
Biotische factoren zijn alle invloeden uit de
levende natuur, abiotische factoren zijn alle
invloeden uit de niet-levende natuur. Abiotische
factoren zijn van invloed op de
soortensamenstelling, de verschillende
soorten die in een gebied voorkomen.
Emergente eigenschappen zijn
eigenschappen die specifiek zijn voor dat
niveau. Deze gelden bijvoorbeeld alleen op het
organisatieniveau van de populatie (zoals
dichtheid, geboorte/sterftecijfer,
geslachtsverhouding), niet op dat van het
organisme.
Paragraaf 2: organismen
Het klimaat is een combinatie van abiotische factoren, zoals temperatuur,
licht, wind en water. Er zijn op aarde grote gebieden waarbinnen hetzelfde
klimaat heerst, een macroklimaat. Hierbij kunnen de abiotische factoren op
verschillende plaatsen wel verschillen. Elk plekje in een ecosysteem heeft
daardoor zijn eigen microklimaat.
Een bodem bestaat uit een mengsel van deeltjes van verschillende grootte.
Zand heeft grotere deeltjes als klei. Klei kan goed water en mineralen
vasthouden door de kleine holten tussen de bodemdeeltjes. (Dit kan zand
veel minder goed) Hierdoor is het een geschikte bodem voor planten. In klei
zit minder zuurstof dan zand, door de kleinere holten tussen de
, bodemdeeltjes. Dat is ongunstig voor planten, omdat die veel zuurstof nodig hebben. Het
humus gehalte is van belang. Humus zorgt voor een betere structuur van de bodem en door
bacteriën ontstaan uit humus mineralen voor planten. Hoe meer humus er in zand zit, hoe
beter het zand water kan vasthouden. Hoe meer humus er in klei zit, hoe makkelijker de
wortels van planten erin door kunnen dringen.
Licht is ook een abiotische factor die invloed heeft op organismen. Planten hebben licht
nodig voor fotosynthese. Zonplanten groeien bij hoge lichtintensiteit en schaduwplanten bij
lage lichtintensiteit.
Ook water is een abiotische factor. Landplanten hebben aan de buitenkant van de bladeren
een cuticula (waslaagje) en aan de onderkant huidmondjes. Planten in een vochtig milieu
hebben veel huidmondjes, een dunne cuticula en een klein wortelstelsel. Hoe droger het
milieu hoe beter ontwikkeld het wortelstelsel van de plant, deze moeten namelijk dieper in de
grond kunnen, omdat het water dieper in de grond zit dan in een vochtig klimaat. Deze
planten hebben weinig huidmondjes en een dikke cuticula.
Chemische processen in organismen worden geregeld door enzymen. De enzymactiviteit is
afhankelijk van de temperatuur. Als de temperatuur te laag is vindt er geen activiteit plaats
en als het te hoog is gaan de enzymen kapot en vindt er op den duur ook geen activiteit
meer plaats. Poikilotherme dieren hebben een wisselende lichaamstemperatuur,
homoiotherme dieren hebben een constante lichaamstemperatuur.
Tolerantie is het vermogen van een organisme om schommelingen in een abiotische factor
te verdragen. Soorten hebben een eigen verspreidingsgebied (areaal), dit is het gebied
waar een soort op aarde voorkomt. Soms komen dieren of planten buiten hun
verspreidingsgebied, maar meeste organismen kunnen zich buiten dat gebied zich niet altijd
kunnen handhaven. In dat geval is de tolerantiegrens overschreden: de uiterste waarde
waarbij organismen van een soort kunnen overleven. Deze abiotische factor is dan de
beperkende factor.
Het tolerantiegebied is het gebied
waarin een soort kan overleven. Het
optimum is de factor waarde die het
gunstigst is voor het organisme. Als
in een diagram het aantal
organismen wordt uitgezet tegen de
omgevingstemperatuur, ontstaat een
optimumkromme. Soorten met een
grote tolerantie hebben een groot
tolerantiegebied, maar dit zegt niet
alles soms heeft een plantensoort
hulp nodig van een ander organisme
zoals de mens om in een ander gebied terecht te komen.
Paragraaf 3: Populaties
In een populatie heb je twee verschillende soorten relaties, concurrentie (competitie) en
coöperatie (samenwerking). Bij concurrentie gaat het bijvoorbeeld om de beschikbare
hoeveelheid voedsel. Binnen een populatie kan de concurrentie moordend zijn, de
organismen die het best zijn aangepast aan het milieu hebben een grotere overlevingskans
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joelledekeizer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.