Leveren energie = calorieën Leveren geen energie maar zijn Werken beschermend voor het
belangrijk voor het optimaal lichaam
Behoefte aan grote hoeveelheden functioneren van alle
lichaamsprocessen Niet noodzakelijk, wel nuttig
Behoefte aan kleine hoeveelheden
Koolhydraten Vitaminen Voedingsvezels
Vetten Mineralen Carotenoïden
Eiwitten Spoorelementen Flavonoïden
Alcohol (niet echt nodig Glucosinolaten
maar levert wel ong 4% Indolen
van de energie)
(water)
Maakt geen energie maar
is wel levensnoodzakelijk =
essentieel
1. Voeding moet dagelijks alle energie en voedingsstoffen aanbrengen
2. Voeding moet de energiebalans in evenwicht houden
3. Voeding moet een goede verhouding macronutriënten bevatten
a. 50 – 55% vd energie koolhydraten
b. 30 – 35% vd energie vetten
c. 12 – 15% vd energie eiwitten
1.2 VOEDINGSSTOFFEN EN HUN FUNCTIES
1.2.1 Inleidende begrippen: voedingsstof en voedingsmiddel
Voedingsstoffen
= nutriënten
Alle stoffen uit de voeding die essentieel zijn voor de groei en in standhouden van het lichaam, voor alle
inwendige en uitwendige activiteiten van het lichaam en voor energie.
o Energieleverende stoffen: koolhydraten, vetten, eiwitten
o Bouwstoffen: eiwitten, water, mineralen
o Beschermende stoffen: water, mineralen, vitamines, bioactieve stoffen
o Voedingsvezels
, Voeding 2| Pagina 2
Voedingsmiddelen
Alles wat we normaal opeten. Zijn opgebouwd uit voedingsstoffen.
Kunnen ook andere stoffen bevatten die geen voedingswaarde hebben
o Additieven en contaminanten
Energie en energieleverende stoffen
Elk individu heeft een andere hoeveelheid energie nodig
Energiebalans: de behoefte wordt uitgedrukt als een balans
Energie in eten en Energie uit verbranding en
drinken beweging
=
Lichaamsactiviteit, rustmetabolisme
Voeding geïnduceerde thermogenese
o In sommige situaties nodig om de balans te verstoren
Afvallen inname < verbruik
Bijkomen inname > verbruik
Wordt uitgedrukt in kilojoule / dag of Kcal/dag
1 kcal = 4.19kJ
o Afh van het geslacht
o De lengte en het lichaamsgewicht
o De leeftijd
o De lichamelijke activiteit
o Fysiologische factoren zoals groei, zwangerschap, herstel na ziekte
Wordt via de voeding geleverd door vetten, koolhydraten en eiwitten
o Kh, V en in mindere mate EIW = energieleverende stoffen
o Energie inname via onze voeding
KH snelste en belangrijkste energieleverancier
1g KH = 4 kcal
1 klontje suiker = 5g KH = 20 kcal
V trage energie (reserve), bescherming/isolatie
1g V = 9kcal
1 eetl olijfolie = 10g V = 90 kcal
EIW bouwstenen
1g EIW = 4 kcal
Bouwstoffen
Nodig voor
o de groei en aanmaak van nieuwe cellen en weefsels
o de opbouw van het skelet en het gebit
o de herstel en heropbouw van cellen en weefsels
Eiwitten, water en bepaalde mineralen
Beschermende stoffen
Nodig voor
o Versterken van de weerstand tegen ziekten
Vitamines en mineralen als hulpstoffen
Voedingsvezels
Nodig voor
o Zeer gunstige effecten en functies oa in/op het maagdarmstelsel
Conclusie:
een langdurig en/of ernstig tekort aan 1 of meer van deze voedingsstoffen kan deficiëntieverschijnselen en
-ziekten tot gevolg hebben.
bv. Ca-tekort = osteoporose. IJzer tekort = anemie
Een overmaat van bepaalde voedingsstoffen kan de gezondheid van de mens ernstig in het gedrang
brengen = voeding gerelateerde aandoening of ziekte
bv. teveel suiker = diabetes
, Voeding 2| Pagina 3
1.3 SPIJSVERTERING
Nodig om de macronutriënten uit de voedingsstoffen te halen
In spijsverteringskanaal: macronutriënten worden afgebroken kleinere moleculen die uit de darm in het
bloed opgenomen worden
Water en micronutriënten hebben geen afbraak nodig.
Verteren betekent
o De afbraak van voedingsstoffen
o De opname van voedingstoffen
o De verwerking en uitscheiding van afvalstoffen
1.4 KOOLHYDRATEN
= sachariden
Belangrijkste energieleveranciers
Chemische structuur: opgebouwd uit koolstof (C), waterstof (H) en zuurstof (O), hexonenstructuur
1.4.1 Monosachariden of enkelvoudige
suikers
1 monosacharide-molecule
o Fructose (vruchtensuiker)
o Glucose (druivensuiker)
o Galactose (onderdeel van lactase)
1.4.2 Disachariden of tweevoudige suikers
2 monosacharide-moleculen
o Sacharose of sucrose (witte suiker)
1 glucose + 1 fructose
Komt vnl voor in suikerrijke producten
o Lactose (melksuiker)
1 galactose + 1 glucose
o Maltose(moutsuiker)
1.4.3 Oligosachariden
Meerdere (soms 100en) monosacharide-moleculen
o Dextrine (afbraakmiddel van zetmeel)
1.4.4 Polysachariden of meervoudige koolhydraten
1000en monosacharide-moleculen
Reserve koolhydraten
o Zetmeel in planten bv tarwe, aardappelen
o Glycogeen in mens en dier (opstapeling in lever en spieren)
, Voeding 2| Pagina 4
1.4.5 Fysiologische betekenis
Energieleveranciers (50-55%)
Meer meervoudige koolhydraten > enkelvoudige koolhydraten streven minder dan 5% toegevoegde
suikers of enkelvoudige koolhydraten innemen
Effect op de glycemie
o Snel opneembare koolhydraten (enkelvoudige KH) hoe kleiner de keten, hoe sneller in de
bloedbaan
o Traag opneembare koolhydraten (meervoudige KH)
1.4.6 Glycemische index vs. glycemische lading
Glycemische index
Rangschikt koolhydraatrijke voedingsmiddelen op basis van hun postprandiale glycemische respons.
Maat voor de snelheid waarmee de koolhydraten de bloedsuikerspiegel doen stijgen
o Hoe langzamer, hoe lager de GI
o Maar wordt beïnvloed door verschillende factoren
o Hoge GI = meer dan 70
o Middelmatige GI = 70 tot 55
o Lage GI = minder dan 55
Glycemische lading
Is gebaseerd op de GI maar houdt ook rekening met de hoeveelheid koolhydraten die een voedingsmiddel
bevat.
o Hoge GL = meer dan 20
o Middelmatige GL = 10 tot 20
o Lage GL = minder dan 10
Rangschikking voedingsmiddelen (van hoog naar laag)
o Druivensuiker (hoog)
o Banaan (middelmatig)
o Witte rijst (laag)
o Volkoren rijst (laag)
o Walnoten (laag)
Tips om de glycemische index/lading te verlagen
Gebruik voedingsvezels (ongeraffineerde producten)
Beperken vh aantal koolhydraten per maaltijd of portie
Combinatie met andere voedingsstoffen zoals eiwitten, vetten en voedingsvezels
o Bv banaan met havermout wordt trager verteerd dan enkel banaan
Ook bepaald door:
o Bereidingswijze (bv warmte index verhoogt)
o Persoonsgebonden factoren zoals maaglediging, darmwerking, etc…
1.4.7 Koolhydraten in onze voedsel
Zoetstoffen
Worden onderverdeeld volgens zoetkracht, energie-aanbreng en glycemie beïnvloeding
Ter vervanging van suikers, tafelzoetstof en verwerkt in producten
Wettelijk gereglementeerd adhv de toegestaande ADI-waarde
o Aanbevolen Dagelijkse Inname
o In mg per kg lichaamsgewicht
o Bv Aspartaan
man 80 kg = mag 3200mg /dag = 22 blikjes of 7,5l light frisdrank
vrouw 55 kg = mag 2200mg/dag = 15 blikjes of 5l light frisdrank
2 grote groepen
o Extensieve zoetstoffen
o Intensieve zoetstoffen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MiaLi. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.27. You're not tied to anything after your purchase.