Nyenrode Business Universiteit (Nyenrode)
Bachelor Of Science In Accountancy
Beginselen Accountancy
All documents for this subject (6)
Seller
Follow
Brittintveld
Reviews received
Content preview
Beginselen Accountancy
H1 Accountancy en wetenschap
1.2 Kennis en wetenschap
Pragmatische kennis/niet-wetenschappelijke kennis = Kennis die we nodig hebben
om in onze dagelijkse omgang elkaar te begrijpen.
Wetenschappelijke kennis = Gefundeerde kennis over de aard van en samenhang
tussen verschijnselen die voortvloeit uit wetenschapsbeoefening.
Kennis kwalificeren als wetenschappelijke kennis:
1. De kennis is gegrond
2. De kennis is intersubjectief, de kennis is niet afhankelijk van de persoon van
de onderzoeker.
3. De kennis is systematisch, er worden verbanden gelegd tussen
verschijnselen.
Formele wetenschappen = Ze bestuderen niet de werkelijkheid om ons heen, maar
abstracte, door de mens zelf bedachte zaken en gedachteconstructies (wiskunde).
Empirische wetenschappen = Wetenschappen die onze ervaringen met de
werkelijkheid bestuderen.
1. Natuurwetenschappen = Er wordt onderzoek gedaan naar
natuurverschijnselen (natuurkunde en scheikunde).
2. Gedragswetenschappen = Er wordt onderzoek gedaan naar menselijk gedrag
(psychologie en economie).
Ervaringsobject = De groep verschijnselen die het onderwerp van onderzoek is.
Kenobject = Het specifieke aspect of verschijnsel dat wordt bestudeerd.
Assurance = Beoordelen van informatie en de richting en het functioneren van
informatiesystemen met als doel een bepaalde mate van zekerheid verkrijgen.
Multidisciplinaire benadering = Verschillende disciplines werken gezamenlijk aan 1
probleem.
,1.3 Over deductie, inductie en abductie
Deductie = Vanuit algemene uitspraken, premissen, wordt doorgeredeneerd naar
individuele conclusies.
Premisse 1: Alle beursgenoteerde ondernemingen publiceren een jaarverslag.
Premisse 2: Heineken is een beursgenoteerde onderneming.
Conclusie: Heineken publiceert een jaarverslag.
Syllogisme = Een algemene uitspraak is gevolgd door een specifieke uitspraak,
waaruit een conclusie wordt getrokken.
Inductie = Vanuit een specifieke uitspraak tot een algemeen geldende uitspraak
komen.
Premisse 1: Heineken maakte het afgelopen jaar winst.
Premisse 2: Bavaria maakte het afgelopen jaar winst.
Conclusie: Alle bierbrouwers maken winst.
Inductief-statische redenering = Er kan aan een specifieke uitspraak een
kanspercentage vast hangen.
Abductie = Een mogelijke verklaring geven voor een verschijnsel, die voortkomt uit
een aantal uitspraken over dat verschijnsel.
Premisse 1: Het faillissement van het Slot Ziekenhuis is veroorzaakt door een slecht
management.
Premisse 2: Het Ijsselmeerziekenhuis is failliet gegaan.
Conclusie: Het Ijsselmeerziekenhuis zal ook wel een slecht management hebben
gehad.
Theoriegeladenheid van de waarneming = Wat iemand waarneemt wordt vaak
bepaald door een theoretische achtergrond of zelfs cultuur waarin hij zich bevindt.
1.4 Hypothese, toetsing en paradigma
Hypothese = Een veronderstelling waarvan we aannemen dat hij waar kan zijn, maar
die we ook bereid zijn te verwerpen als het bewijs van onwaarheid wordt geleverd –
Wetenschappelijk.
1. Universele hypothese = Een bewering die betrekking heeft op alle relevante
objecten in een populatie.
2. Existentiële hypothese = Een bewering die betrekking heeft op slechts een of
enkele objecten in een populatie.
, 3. Waarschijnlijkheid hypothese = Een bewering die met behulp van een
kanspercentage betrekking heeft op een deel van de populatie.
Correspondentie toets = Er wordt onderzocht of er een overeenstemming is tussen
de hypothese en de werkelijkheid.
Typen toetsen:
1. De universele hypothese wordt getoetst door middel van falsificatie. De
hypothese wordt als waar aangenomen tot het tegendeel is bewezen.
2. De existentiële hypothese wordt getoetst door middel van verificatie. Het
object uit de bewering wordt aan nader onderzoek onderworpen.
Consistentietoets = Er wordt beoordeeld of er in de theorie (een samenhangend
geheel van hypothesen) geen onderling tegenstrijdige beweringen worden gedaan.
Paradigma = Een verzameling van algemeen aanvaarde en met elkaar
samenhangende uitgangspunten die typerend zijn voor een bepaald
wetenschapsgebied (Thomas Kuhn) – Niet wetenschappelijk.
1.5 De werking van modellen
Model = Een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid.
1. Iconische modellen geven een voorstelling van de werkelijkheid op verkleinde
of vergrote schaal (foto).
2. Analoge modellen geven een voorstelling van de werkelijkheid door de
eigenschappen van die werkelijkheid op versimpelde wijze weer te geven
(grafiek).
3. Symbolische modellen geven de werkelijkheid weer in symbolen (cijfers en
letters).
Scenario-analyse = Wat gebeurt er met de uitkomst van ons onderzoek als er iets in
de werkelijkheid veranderd?
Simulatietechnieken:
1. Afnemende abstractie = Het model begint simpel en langzamerhand neemt
het aantal factoren in het model toe.
2. Toenemende abstractie = Het model begint complex en wordt steeds
vereenvoudigd.
3. Wisselende abstractie = Een model wordt verschillende malen doorgerekend
met steeds andere factoren.
4. Ceteris paribus-clausule = Er vindt simulatie plaats op één aspect, waarbij de
overige aspecten als onveranderlijk worden gesteld.
, 1.6 De agency-theorie
Principaal-agent relatie = De relatie tussen de eigenaren van de NV (principalen) en
de door hen aangestelde directie (agenten).
- De principaal staat op afstand en heeft hierdoor minder/andere informatie dan
de agent waardoor er informatie-asymmetrie ontstaat.
De agency-theorie = Door een belangentegenstelling in een organisatie kan het
gevolg zijn dat de middelen van de organisatie niet op de meest optimale manier
worden ingezet.
Maatregelen die principalen treffen:
1. Een beloningssysteem waarbij de agent een trigger krijgt om de belangen van
de principaal na te jagen. De kosten die hierbij worden gemaakt worden
bonding costs genoemd.
2. Het uitoefenen van toezicht waardoor het verschil in informatie afneemt. De
kosten die hierbij worden gemaakt worden monitoring costs genoemd.
Agency costs = De kosten die principalen maken door het aanstellen van agenten.
- Bonding costs, monitoring costs en residual losses (restant aan kosten)
1.7 Het vakgebied accountancy
Accountancy houdt zich bezig met het verkrijgen van assurance in organisaties.
Body of knowledge = Het kennisbestand van de wetenschap
- In de accountancy = Accounting, bestuurlijke informatieverzorging en auditing.
Accounting = Het proces van identificeren, meten, vastleggen en communiceren van
financiële informatie teneinde bepaalde oordelen en beslissingen te onderbouwen
voor de gebruikers van deze informatie.
Management accounting = Interne gebruikers hebben vooral informatie nodig met
het oog op het bestuderen van de organisatie, zoals beslissingsinformatie,
beheersingsinformatie en informatie om intern de gang van zaken te bepalen.
Financial accounting = Externe gebruikers hebben met name
verantwoordingsinformatie nodig, om daarmee te beoordelen hoe de organisatie
ervoor staat en hoe succesvol de organisatie in de afgelopen periode is geweest.
Bestuurlijke informatieverzorging (BIV) = Het organiseren van de totstandkoming van
de informatie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Brittintveld. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.18. You're not tied to anything after your purchase.