100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
2.1 Biological Determinants of Learning and Development $3.95   Add to cart

Exam (elaborations)

2.1 Biological Determinants of Learning and Development

 90 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Uitgebreide samenvatting van blok 2.1 Biological Determinants of Learning and Development. Het tentamen was erg gespitst op specifieke onderwerpen, zoals linker- en rechterhersenhelften, de functie van eiwit en de werking van een synaps. Deze samenvatting beschrijft dit zorgvuldig.

Preview 3 out of 16  pages

  • December 21, 2015
  • 16
  • 2015/2016
  • Exam (elaborations)
  • Only questions
avatar-seller
Probleem 1: Naturally! Selection!

* Evolutie: een verandering in frequentie van verschillende genen over generatie, kan positief of
negatief zijn voor een soort.
* Onderzoekers voor Darwin:
1. Lamarck, geloofde in 2 punten:
- Soorten hebben natuurlijke neiging om te groeien naar hogere soort
- Het overerven van vervaardigde karakteristieken
2. Baron, kwam met de volgende theorie:
- Catastrophisme: soorten ontstaan en verdwijnen periodiek door plotselinge rampen
* De Evolutietheorie van Darwin met Origin of Species (1859)
- Beschreef: Hoe vind een verandering plaats? & Hoe ontstaan de functies?
- Het onderzoek van Darwin
1. Legde de evolutie van fossielen vast in verschillende grondlagen
2. Hij zag gelijkenissen tussen levende wezens
- Homologie: soort heeft zelfde voorouder, maar lichaamsdeel heeft andere functie
- Analogie: soort heeft andere voorouder, maar lichaamsdeel heeft zelfde functie
3. Selectief fokken zorgde voor veranderingen binnen soorten
4. Directe observaties van snelle evolutie, bijvoorbeeld de snavels van de vinken
- Convergente evolutie: een soort past zich aan aan de omgeving
- De theorie van Natuurlijke Selectie
1. Variatie: grote diversiteit tussen soorten zorgt voor ontstaan nieuwe soorten
2. Overerving: deel diversiteit ligt vast in de genen
3. Selectie: eigenschappen helpen met overleven en reproduceren
 Een soort moet zich kunnen aanpassen aan de omgeving & overleven & reproduceren
- De theorie van Seksuele Selectie (een onderdeel van Natuurlijke Selectie)
1. Intraseksuele competitie: competitie binnen een geslacht
2. Interseksuele selectie: keuze tussen geslachten, meestal de female choice met als gevolg
dat de soort met de beste eigenschap kunnen reproduceren.
- Andere oorzaken van de evolutie
- Genetic Drift: willekeurige veranderingen in genen, door:
- Mutaties: veranderingen in het DNA
- Founder effect: een kleine groep van een soort scheidt zich af
- Genetic bottlenecks: de populatie wordt verkleind waardoor een klein deel van de
originele genen van een soort over blijven
* Drie producten van de evolutie:
1. Adaptaties: overgeërfde kenmerken die ontstaan zijn door natuurlijke selectie en beter
helpen te overleven en reproduceren (bv. Navelstreng)
2. By-products: hebben geen invloed op adaptatie en geen functie meer (bv. Navel)
3. Noise: willekeurige effecten door toeval door mutaties of door omgeving (bv. Navelvorm)
* Hamilton
- Inclusive fitness: het vermogen genen door te geven aan naasten om te overleven
* Kritiek op de Evolutietheorie
- Wat men in de toekomst nodig heeft is onvoorspelbaar, dus hoe kan men bij selectie kiezen
wat men in de toekomst nodig zal hebben. (bv. Halve vleugel is toch nutteloos)
- Religieus perspectief
- Er is geen goede theorie over overerving, Darwin zegt dat een kind 50/50 mix is.
* Wat is de toevoeging van Mendell op Darwin?
- Beschrijft hoe de overerving in werking gaat
- Homozygoot: AA, en Heterozygoot: Aa
- Onderzoek naar erwtenplanten met dichotomous traits: verschijnen in een of andere vorm.
- Het kruizen van offsprings (nakomelingen) met true bleeding lines (altijd B of altijd b).
- cel -> 23 chromosomenparen -> 22 autosomaal & 1 geslacht -> bevat DNA -> bevat 4
baseparen adenine-thymine en cytosine-guanine -> bevat genen met erfelijk materiaal ->
bevat allelen

, - Van DNA naar RNA = transcriptie
- Van RNA naar eiwitten (bepalen fenotype) = translatie

* Misvattingen over de theorie van Darwin
1.Menselijk gedrag is genetisch vastgesteld
-Wat mensen denken: invloed van omgeving wordt uitgesloten
-Evolutietheorie zegt: een interactionistisch model, een interactie tussen genen en omgeving.
2. Als het evolutionair is, kunnen we het niet veranderen.
- Wat mensen denken: Menselijk gedrag is niet onveranderbaar
- Evolutietheorie zegt: Gedrag is veranderbaar door je gedrag aan te passen en input van de omgeving
op je genen.
3. Huidige mechanismes zijn optimaal ontwikkeld.
- Wat mensen denken: de mens is optimaal ontwikkeld
- Evolutietheorie zegt: Er vindt continu adaptatie plaats. Er zijn verschillende factoren die ertoe
leiden dat onze adaptatie niet optimaal is. Bijvoorbeeld:
- Evolutionaire tijdsvertraging: omdat de evolutionaire verandering langzaam gaat, terwijl
de omgeving steeds weer verandert, kan het zijn dat de evolutie achterloopt.
- De kosten van adaptatie: sommige adaptaties zouden in de evolutie voordeliger zijn, maar
daarvoor moet een te hoge prijs betaald worden.
4. Evolutie heeft een doel.
- Wat mensen denken: Evolutie is een bewust proces met een doel.
- Evolutietheorie zegt: De evolutie is geen bewust proces en heeft dus ook geen werkelijk doel. Ook
zal men nooit bewust bezig zijn zich voor te planten in de naam van de evolutie, maar zal hier andere
redenen voor hebben.
5. Ieder dier dat op elkaar lijkt heeft dezelfde voorouder.
- Wat mensen denken: ieder dier heeft dezelfde voorouder
- Evolutietheorie zegt:
- Homologie: twee diersoorten lijken erg op elkaar in bepaalde kenmerken en hebben ook
dezelfde voorouder, bv. mensen en apen.
- Analogie: twee diersoorten hebben veel overeenkomsten, maar hebben niet dezelfde
voorouder, bv. bijen en vogels hebben allebei vleugels.
6. Evolutie vindt in een rechte lijn plaats.
- Wat mensen zeggen: De evolutie gaat zonder horden of stoten
- Evolutietheorie zegt: Het moet meer als een stamboom gezien worden.
7. Er zijn veel diersoorten op de aarde.
- Wat mensen zeggen: Er zijn ontzettend veel soorten nog in tact.
- Wat evolutietheorie zegt: Slechts 1% van de originele diersoorten is nog in leven.
8. Als een bepaald lichaamsdeel niet wordt gebruikt of juist intensief wordt gebruikt, zal dit in
de genen terecht komen van de volgende generatie.
- Wat mensen zeggen: Het vaak gebruiken van een lichaamsdeel in een leven zie je terug bij je kind
- Evolutietheorie zegt: Dit heeft geen enkele invloed op de genen, omdat het om ervaringen gaat.

* Wat is Good Enough Parenting?
- Good Enough Parenting: niet streven naar perfectie van opvoeding maar naar het vervullen van
behoeften van het kind in samenwerking met de hele omgeving  je best doen is al goed genoeg
- Componenten van GEP
1. Basisbehoeften 2. Liefde, verzoring & toewijding
3. Controle & consequente beperkingen 4. Faciliteren ontwikkeling
- Gevolgen wanneer GEP mist
1. TYPE A: mist liefde, verzorging & toewijding  hechtingsproblemen
2. TYPE B: mist controle & consequente beperkingen  kans op crimineel gedrag
3. TYPE C: mist faciliteren ontwikkeling  fysiek, intellectueel & morele achterstand
* Link Good Enough Parenting en Evolutie

, - Streven naar perfectie door ouders  kinderen leren niet autonoom te zijn  geen begrip voor
aanpassing in verschillende omgevingen/levensfasen  geen goede partner kunnen vinden  geen
reproductie

Probleem 2: This Neuron has Potential
* Het zenuwstelsel bestaat uit 2 typen cellen
1. Glia: houdt de neuronen als ‘lijm’ bij elkaar, verschillende soorten:
- Astrocyten: voorzien neuron van voedingsstof en ruimen afval op
- Microglia: wikkelen zich om virus en ruimen afval op
- Oligodendrocyten (in hersenen) en Schwanncellen (buiten hersenen) bouwen myeline om
neuronen voor betere geleiding.
- Radiale gliacellen: begeleiden transport neuronen, na embryonale fase wordt vaak neuronen
2. Neuronen: een zenuwcel in de hersenen die prikkels/info ontvangt via dendrieten en dit
doorgeeft aan andere neuronen via de axonen
* Hoe ziet een Neuron eruit?
1. Celkern: ligt in een cellichaam die ligt in een celmembraan
2. Axonen: uitlopers van een cellichaam af die impuls leidt
- Afferent axon: brengt informatie in een structuur
- Efferent axon: brengt informatie uit een structuur
3. Terminal Button: aan einde axon die synaps gaat vormen
4. Cellichaam: bevat veel ribsomen (eiwit voor cel) en
endoplasmatisch reticulum (buizen vervoeren eiwitten)
5. Dendriet: uitloper naar een cellichaam toegeleid
6/7. Actiepotentiaal
* Soorten Neuronen
1. Sensorische neuronen: ontvangt signalen van zintuigen
- Van receptor naar centraal zenuwstelsel
- Dendriet is lang en Axon is kort, vlakbij ruggenmerg
2. Motorische neuronen: zorgen voor beweging
- Via dendrieten naar spieren
- Meerdere korte dendrieten en een lange axon, in ruggenmerg
3. Schakelcellen/Interneuronen: linken impulsen tussen sensorisch en motorisch
- Van de ene naar de andere neuron
- Korte dendrieten en korte axonen, in het ruggenmerg
* Neuronen zijn verschillend opgebouwd
1. Multipolaire neuronen: meerdere dendrieten om ontvangen en een axon voor wegvoeren
2. Bipolaire neuronen: hebben een dendriet en een axon zodat impuls in een richting gaat
3. Unipolaire neuronen: hebben een axon en gaat direct naar centrale zenuwstelsel
* Hoe ziet een Synaps eruit?
1. Synaptische spleet
2. Dendrieten
3. Ionen (geladen deeltjes)
4. Open Receptor
5. Dendriet Postsynaptische neuron
6. Actiepotentiaal
7. Neurotransmitter (chemicaliën)
- Exciterend: geven actiepotentiaal door  EPSP
- Inhiberend: remmen actiepotentiaal  IPSP
8. Gesloten Receptor
9. Synaptisch blaasje (houden neurotransmitter vast)
10. Presynaptisch actiepotentiaal

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tdeb. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76710 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.95  3x  sold
  • (0)
  Add to cart