INLEIDING CELBIOLOGIE
LES 1: PRO- EN EUKARYOTE CELLEN
Eukaryoten (wel celkern) Prokaryoten (geen celkern)
Groot Klein
Lineair DNA (nucleair), mitochondriaal Circulair chromosomaal DNA en losse
en chloroplast DNA circulaire DNA moleculen: plasmiden
Een- of meercellig (multicellulair) Eencellig (unicellulair)
Altijd celwand (bestaat uit
Soms celwand peptidoglycaan, glycoproteïne)
Bestaat uit organellen Geen organellen
Protisten (uni-), planten, schimmels en Bacteriën* en archea
dieren Meestal haploïd
Vaak diploïd Extremofiel en pathogeen
(ziekteverwekkend)
10-100 um 1-10 um
* Sommige bacteriën hebben één membraan met de celwand aan de buitenzijde
(Gram-positief). Anderen twee membranen met de celwand ertussen (Gram-
negatief). Bacteriën kunnen ketens, trossen en biofilms vormen. Een biofilm is
een laag micro-organismen omgeven door zelfgeproduceerd slijm vastgehecht
aan een oppervlak. Deze
slijmlaag wordt ook ECM
"extracellulaire
matrix" of glycocalyx
genoemd.
Overeenkomsten: Beiden een nucleus, mitochondria, ER, celmembraan,
ribosomen, Golgi, peroxisomen. Verschillen:
, Kenmerk Plantaardi Dierlijke cel
ge cel
Celwand + -
Vacuole + Klein of afwezig
Chloroplasten + -
Andere –plasten + -
Lysosomen - +
Verbindingen Plasmodes Verschillende
tussen cellen mata junctions
Alle planten hebben een primaire celwand,
sommigen een secundaire. Het middenlamel
verbindt cellen. De belangrijkste componenten:
cellulose (bèta glucose), pectine, lignine.
Plasmodesmata zijn grote verbindingen tussen plantencellen. De
celmembranen van naast elkaar gelegen cellen zijn hier continu.
De cytoplasma’s van twee naast elkaar gelegen cellen zijn niet
meer van elkaar gescheiden. Door een plasmodesmata heen loopt
de zogenaamde desmotubulus, een uitstulping van het ER
waardoor het ER van de ene cel continu is met het ER van de andere cel. Dierlijke
cellen hebben gap junctions (cytoplasmatisch kanaaltje tussen twee cellen). Hier
kunnen geen volledige eiwitten doorheen, wel ionen.
Schimmels groeien door de vorming van meercellige filamenten. Ze zijn
heterotrofen: ze kunnen hun eigen voedsel niet maken. Schimmels leven als:
o Decomposers breken voedingsstoffen af en nemen ze op uit niet-levend
organisch materiaal.
o Parasitaire nemen voedingsstoffen op uit de cellen van levende gastheren.
o Mutualistische absorberen ook voedingsstoffen van een gastheer, maar ze
reageren met acties die de gastheer ten goede komen.
Veel schimmelsoorten kunnen zowel als filamenten als gist
groeien. Een schimmel bestaat uit een bovengronds
vruchtlichaam en een ondergronds netwerk van
schimmeldraden (hyphae), mycelium. Hyfen bestaan uit
celwanden die het plasmamembraan en het cytoplasma van
de cellen omringen. Hyfen zijn verdeeld door dwarswanden of
septa. Septa hebben poriën die groot genoeg zijn om ribosomen, mitochondriën
en kernen van cel naar cel te laten stromen. Schimmels zonder septa, co-
enocytische schimmels, bestaan uit een continue cytoplasmatische massa met
vele kernen. Schimmelhyfen infiltreert het materiaal waarmee de schimmel zich
voedt. Meercellige schimmels zijn niet beweeglijk. Eencellige schimmels zijn
gisten.
De celwand van een schimmel bevat onder andere chitine. Chitine verleent
, structuur en stevigheid. De meeste chitine zit dicht bij de plasmamembraan.
Daarbovenop zit een netwerk van glycoproteïnen en polysacchariden (bèta
glucan).
Alle cellen hebben een plasmamembraan/celmembraan, een cytosol,
chromosomen en ribosomen. Het binnenste van een cel is het cytoplasma.
Naarmate een cel groter wordt, wordt het oppervlak proportioneel kleiner dan het
volume. Een eukaryote cel heeft interne membranen die de cel in organellen
verdelen.
Virussen zijn klein en eenvoudig van structuur. Een virus bestaat uit moleculen
van een nucleïnezuur dat is ingesloten in een eiwitmantel (capside) en is
omgeven door een vliezig omhulsel. Een virus kan bestaan uit
dubbelstrengs/enkelstrengs en DNA/RNA. Capsides zijn opgebouwd uit
eiwitsubeenheden (capsomeren). De virale enveloppen, die zijn afgeleid van de
membranen van de gastheercel, bevatten gastheercelfosfolipiden,
membraaneiwitten, eiwitten en glycoproteïnen van virale oorsprong.
Glycoproteïnen zijn eiwitten met koolhydraten covalent gebonden. Virussen die
bacteriën infecteren zijn bacteriofagen. Het zijn obligate intracellulaire
parasieten; ze kunnen zich alleen binnen een gastheercel repliceren. Geïsoleerde
virussen zijn slechts een pakketje genen die van de ene gastheercel naar de
andere gaan. Elk specifiek virus kan cellen van een beperkt aantal
gastheersoorten infecteren, het gastheerbereik en gastheerspecificiteit.
Dergelijke receptormoleculen zijn meestal eiwitten die noodzakelijke functies
voor de gastheercel uitvoeren en die door virussen zijn geadopteerd als
toegangspoorten. Virale infectie: een virus bindt aan een gastheercel en het
virale genoom gaat naar binnen. T-even-fagen gebruiken hun staartapparaat om
DNA in een bacterie te injecteren. Andere virussen worden opgenomen door
endocytose of door fusie van de virale envelop met het plasmamembraan van de
gastheer. De gastheer levert de nucleotiden voor het maken van de virale
eiwitten. Er kan DNA en RNA replicatie plaatsvinden. Nadat virale
nucleïnezuurmoleculen en capsomeren zijn geproduceerd, assembleren ze tot
nieuwe virussen. Virus: 20-200 nm
LES 2: ORGANELLEN
Organel: door interne membranen gebonden structuur met een gespecialiseerde
functie in de cel (bij eukaryoten).
Celkern: bevat DNA, georganiseerd in chromosomen (DNA-
molecuul verbonden met eiwitten (histonen)). Omgeven door
een dubbele membraan, die worden gescheiden door een
intermembraan ruimte. De kernmembraan is continu met de
membranen van het ER. De kern stuurt de eiwitsynthese aan
door het maken van MRNA. Het MRNA wordt naar het
cytoplasma getransporteerd. In het cytoplasma vertalen
ribosomen de boodschap van het mRNA naar de primaire
structuur van een polypeptide.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lifesciences. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.02. You're not tied to anything after your purchase.