100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting ademhaling $4.01   Add to cart

Summary

Samenvatting ademhaling

 234 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

samenvatting humane anatomie en fysiologie

Preview 3 out of 8  pages

  • December 22, 2015
  • 8
  • 2014/2015
  • Summary
avatar-seller
Respiratie
Anatomie/fysiologie (ppt 0 )

 De longen liggen in de borstkas
 De pleuraholte ligt tussen de longen en de thorax
 Het pariëtale pleura van de pleuraholte ligt tegen de thorax, het viscerale
pleura ligt tegen de long aan.
 De pleuraholte is volledig afgesloten en bevat dus geen lucht, de holte bevat
vocht. Dit vocht wordt gemaakt door de longen.
 Omdat de pleuraholte zo klein is wordt het borstkas volume gelijk gesteld aan
het longvolume.
 Carina is waar de trachea aftakt naar de rechter en linker hoofd bronchus


Partiële drukken (ppt 1)

 De barometrische/atmosferische druk is 100 kPa
 De luchtdruk is een kolom lucht die op een stukje oppervlakte drukt
 76cm kwik = 1000cm water = 101 kPa = 1 atmosfeer = 1 bar. Dit zijn allemaal
aanduidingen voor barometrische luchtdruk/ omgevingsluchtdruk
 Lucht op zeeniveau heeft een druk van 760 mm kwik(Hg). Hiervan is 78,1% N 2
(stikstof), 20,9% O2, 0,03% CO2 en 0,97% rest druk.
 In de longen(alveoli) is de druk ook 760 mm Hg. De samenstelling ervan is
alleen anders. 75% N2 (stikstof), 14% O2, 5% CO2, 6% H2O en 1% rest druk

Spirogram (ppt 2)

 een spirogram wordt gebruikt om alle longvolumina te meten
 TV(ademteugvolume) = een normale inademing gevolgd door een normale
uitademing. Deze ademhaling zit tussen de 3,3 en 3,8 L lucht.
 IRV = de maximale inademing, dan bevatten de longen ca. 6L
 ERV = de maximale uitademing, de longen bevatten dan nog ongeveer 1,9L.
 Na maximale uitademing (ERV) bleef er nog 1,9L over, deze inhoud kunnen
wij niet uitblazen. De lucht die achterblijft in de longen is het RV (residuaal
volume)
 De som van meerdere longvolumina wordt de capaciteit genoemd
 De FRC(functionele residuale capaciteit) = ERV + RV
 De IC(inspiratoire capaciteit) = TV + IRV
 VC(vitale capaciteit) = ERV + TV + IRV
 TLC(totale long capaciteit) = de som van alle longvolumina(RV+ERV+TV+IRV)
 TV(tidal volume/ademteugvolume) is ongeveer een halve liter
 TGV = thoracale gasvolume
 Het meten van het residuale volume(RV) gaat aan de hand van het TGV. Om
dit te meten stapt de proefpersoon in een luchtdichte box. Deze luchtdichte
box heet de lichaamsplethysmograaf. Er is 1 opening in de box en deze staat
in verbinding met een spirogram. Deze spirogram gaat niet de volumina van
de proefpersoon meten van de box. De proefpersoon in de box ademt via een

, buis die in verbinding staat met de buitenlucht. Aan deze buis zit een
drukmeter verbonden. Op de buis zit ook een klep die de buis afsluit. Als de
proefpersoon heeft uitgeblazen wordt de klep gesloten. Als de proefpersoon
dan weer wil gaan inademen zullen de longen gaan uitzetten door de
tussenribspieren en diafragma dat aanspant. Maar er wordt geen lucht naar
binnen gezogen. Doordat de borstkas gaat uit zetten wordt de druk lager
omdat het aantal gasmoleculen hetzelfde blijft in een grotere ruimte. De lucht
in de box wordt nu opzij geduwd doordat de borstkas van de proefpersoon
uitzet. De druk in de box wordt hoger want het volume wordt kleiner. De lucht
wil naar buiten door de enige opening die er is en dat is verbonden met de
spirogram. De drukmeter aan de buis meet een steeds minder grote druk
doordat het volume van de longen groter wordt maar het aantal moleculen
hetzelfde blijft.
 TGV = V1
 V1 = 3,1 L
 Als de proefpersoon deze proef herhaalt en de klep pas dichtgaat na volledig
uitademen zal het residuaal volume bepaalt kunnen worden.


Ademspieren (ppt 3)

 Expiratie = uitademing
 Inspiratie = inademing
 Belangrijkste inspiratiespieren: Externe intercostaal spieren en het diafragma.
 Normale uitademing verloopt passief er wordt hierbij gebruikt gemaakt van de
elasticiteit van de thoraxwand en van de longen.
 Tijdens inspanning of ziekte moet de uitademing sneller/dieper plaatsvinden
en zal er actief uitgeademd worden. Hiervoor worden de interne intercostaal
spieren en de buikspieren voor aangespannen/gebruikt.
 Bij inademing wordt als eerste de thorax volume wordt vergroot.
 De externe intercostaal spieren zorgen voor de inademing doordat de vezels
van deze spieren van linksboven naar rechtsonder lopen. Zodra deze spieren
gaan samentrekken gaan de ribben die eraan vast zitten naar voren en
omhoog bewegen en veroorzaken dus inademing.
 De interne intercostaal spieren zorgen voor uitademing. Dit omdat de vezels
haaks lopen op de vezels van de externe intercostaal spieren. Dus als deze
gaan samentrekken gaan de ribben die eraan vastzitten naar beneden en
naar achter bewegen.
 De hulpademhalingsspieren verbinden de bovenkant van de borstkas met de
schedel.

Statische ademmechanica (ppt 4)
 statische longeigenschappen worden bekeken als we niet aan het ademen
zijn. Dit omdat de long en borstkas elastisch zijn (recoil)
 Je kiest een longvolume en bekijkt deze in statisch niveau. Bij het mee en
tegenwerken van krachten.
 De longen zijn net als een elastiek, hoe verder ze uitgerekt worden hoe groter
de kracht wordt. Dus hoe meer de longen worden opgeblazen hoe meer

, kracht er op komt. Deze kracht werkt naar binnen om de longen weer te
verkleinen.
 De borstkas is ook elastisch, de kracht van de thorax werkt naar buiten. De
borstkas wil naar buiten.
 De borstkas heeft een keerpunt, dat betekent dat het bij een bepaald volume
de borstkas ineens naar binnen wil.
 Bij de Functionele Residuale Capacitiet (FRC) is de kracht dat de longen naar
binnen wil trekken even groot als de kracht die de borstkas naar buiten trekt.
Hierbij is het systeem dus in balans. Deze balans bevindt zich op het
ademrustniveau. Dit zit tussen een uitademing en een inademing in.
 De druk in de pleuraholte bij FRC is sub atmosferisch. Dat betekent dus dat
de druk hier een onderdruk wordt. Dit komt doordat de longen naar binnen
willen en de borstkas naar buiten, hierdoor wordt de pleuraholte groter
gemaakt zonder dat het aantal moleculen groter wordt. Zo ontstaat er dus een
sub atmosferische druk.
 De interpleurale druk(Pip) is -5 cm water of -4mm Hg
 Als de pleuraholte is doorboord door een luchtslang neemt de long zijn
kleinste volume aan. Dit noemen we ook wel een klaplong. Als de thorax gaat
uitzetten om adem te halen wordt er alleen maar lucht aangezogen door de
luchtslang en wordt de pleuraholte gevuld met lucht en niet de long.
 Het gat dat in de longen zat is weer gedicht maar de relatieve druk is nog
steeds over 0. De longen blazen dan niet meer uit zichzelf op. Er zijn 2
methodes om deze weer op te blazen:
o Methode 1 is de positive airway pressure: Dit gebeurd door gewoon
weer lucht te injecteren in de trachea en de longen. Omdat er nog wel
een gat in de borstkas zat moet de trachea worden afgesloten anders
loopt de long weer leeg. Dit omdat door het gat in de borstkas de
barometrische druk relatief 0 is en in de longen door het vullen +5 cm
water. Dus zonder het afsluiten van de trachea loopt de long weer leeg.
o Methode 2 is de negative interpleural pressure: er wordt een spuit op
het gat in de borstwand en wordt er lucht uit de pleuraholte gehaald
waardoor de druk daar daalt. Hierdoor wordt er weer lucht aangezogen
via de trachea.
 TransPulmonale druk = alveolaire druk(PA) – interpleurale druk. Deze
transpulmonale druk bepaalt het longvolume.
 TransThoracle druk = Interpleurale druk – luchtdruk. Deze transthoracale druk
bepaalt het volume van de thorax
 De transthoracale druk is 0 bij een volume dat 55% van de vitale capaciteit is.
Bij dit volume is de thorax in de rust stand
 Als de longen geisoleerd uit een lichaam zijn is er geen pleuraholte meer en is
de TransPulmonale druk = de alveolaire druk – de luchtdruk.
 Bij 40% van de Vitale capaciteit (VC) heffen de recoil van de longen(naar
binnen) en de recoil van de borstkas(naar buiten) elkaar op.
 Het transrespiratoire systeem is het systeem waarbij de long naar binnen trekt
en de thorax naar buiten trekt. De transrespiratoire druk is de druk van de
thorax en de long te samen. Bij 40% vitale capaciteit is deze transrespiratoire
druk 0.
 De interpleurale druk is gelijk aan de transthoracale druk.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ronnekeller. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.01. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76669 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.01
  • (0)
  Add to cart