Samenvatting van het boek "Een delictvrije toekomst" voor het vak Ontwikkelingsgericht werken voor 2e jaars studenten van de opleiding tot Sociaal Pedagogisch Hulpverlener.
Answer: jongeren die het risicolopen in hun lichamelijke, psychische, sociale of cognitieve ontwikkeling naar volwassenheid te worden belemmerd: probleemgedrag, grensoverschrijdend gedrag. veel ex gedetineerden hebben last van psychische stoornissen en of andere functie beperking
Answer: Balansmodel: aflezen op welke punten de kracht van de jeugdige elf zijn of waar zijn omgeving ingezet kan worden, waar alertheid of steun nodig is.
micro: individuele kenmerken, eigenschap van het kind/ouders
meso: sociale kenmerken, gezin school buurt
macro: maatschappelijke kenmerken, sociaal economische positie, ontoegankelijkheid
3.
Maatschappelijke kwetsbaarheid
Answer: een zichzelf versterkend proces van mislukking en achterstelling. zij hebben onvoldoende hulpbronnen om moeilijkheden het hoofd te bieden. vaak negatieve identiteit: ze weten iets niet, ze kunnen iets niet.
4.
kenmerken maatschappelijk kwetsbaarheid
Answer: structureel aspect: slechte startpositie kinderen > ouders
cultureel aspect: vraag en aanbod niet afgestemd door hulpverleners
cumulatief aspect: problemen op een gebied hebben versterkende werking op anderen gebieden. problemen thuis werken door op school
5.
Reproductie van de kwetsbaarheid
Answer: ouders hebben vaak zelf problemen en kunnen niet voldoende steun bieden in de opvoeding
ontwikkelinggericht werken LW2
Flashcards15 Flashcards
$3.210 sales
Flashcards15 Flashcards
$3.210 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Criminogene factoren
Answer: kenmerken omstandigheden die kunnen bijdragen aan het op nieuw plegen van delicten. iemand die in zijn jeugd mishandeld is . kan dit later ook gaan doen
2.
De soorten criminogene factoren
Answer: 1. algemene criminogene factoren: alle jongeren
2. specifieke criminogene factoren: > categorie
3. statische criminogene factoren niet veranderbaar zoals geslacht geschiedenis
4. Dynamische criminogene factoren: wel veranderbaar: huisvesting
5. stabiele factoren: invloed lange termijn
6. Actuele factoren: invloed op korte termijn
3.
Sociaal isolement delinquente jongeren
Answer: Onvoldoende vaardigheden om de levenssituatie zelfstandig het hoofd te bieden, moeilijk om aansluiting in omgeving te vinden. of vallen terug in criminaliteit
4.
Na zorg voor delinquente jongeren
Answer: ambulante ondersteuning: heropbouwen van leven
terugkeervoorziening: rust en structuur
beschermende voorziening: basis vaardigheden aanleren
5.
What Works benadering?
Answer: Programma gericht op het voorkomen van recidieve. veiligheid denken staat centraal en evidence based werken.
ontwikkelinggericht werken LW3
Flashcards11 Flashcards
$3.210 sales
Flashcards11 Flashcards
$3.210 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Jongeren uit detentie...
Answer: hebben een achterstand op diverse levensgebieden.
2.
Competentiemodel: aanleren of versterken van vaardigheden > voor volgende levensfase > theoretische achtergrond
Answer: Klassieke leertheorie: onbewust aanleren
Operante leertheorie: consequentie op gedrag
Sociale leertheorie: rolmodel die gewenst gedrag voordoet
zelfmanagementmodel: stuur in eigen handen
3.
Vaardigheden leeftijdsgebieden in ontwikkelingstaken:
Answer: 1.vormgeven aan veranderende relaties
2. participeren in onderwijs/werk
3. vrije tijd zinvol invullen
4. creeeren eigen woon leef situatie
5. Omgaan autoriteiten en instanties
6. zorg dragen voor gezondheid
7. opbouwen en onderhouden vriendschap
8. omgaan met stressoren en psychische problemen
9. positie cultuur kiezen
10. zelfsturing
4.
Nadruk: belonen van adequaat gedrag
Answer: 1.instructie: goed gedrag benoemen
2. instructie met voordoen: voordoen en benoemen
3. instructie met voordoen en oefenen
5.
Rehabilitatie is?
Answer: mensen met beperkingen helpen beter te functioneren zodat ze met succes en naar tevredenheid kunnen wonen, werken, leren en sociale contacten kunnen hebben., min mogelijke professionele hulp.
ontwikkelinggericht werken LW4
Flashcards10 Flashcards
$3.210 sales
Flashcards10 Flashcards
$3.210 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat doet professional
Answer: Als prof heb je een functionele relatie met de jongeren, je werkt aan een doel en handelt vanuit een bepaalde basishouding.
2.
Situationeel leiderschap
Answer: De kunst om de ander iets te laten doen wat jij wilt, omdat hij het zelf wil. als begeleider schakelen tussen veel of weinig sturing
Ontwikkelingsgericht werken
Een delict vrije toekomst
Ineke Heemskerk
Sociaal Pedagogisch
Hulpverlener
1
,Recht ontwikkelingsgericht werken LW1
Boek: Een delict vrije toekomst hoofdstuk 1, opzoek naar balans.
Balansmodel: risicofactoren en beschermende factoren
Risicojongeren zijn jongeren die het risico lopen in hun lichamelijke, psychische, sociale of cognitieve ontwikkeling naar volwassenheid te
worden belemmerd; psychosociale klachten, probleemgedrag, glijdende schaal van maatschappelijk grensoverschrijdend gedrag tot het
plegen van delicten, veel (ex)-gedetineerde jeugdigen hebben last van psychische stoornissen en/of andere functiebeperking.
Risicofactoren als er grotere statische kans bestaat op de ontwikkeling van stoornissen.
Beschermende factoren kunnen de negatieve effecten van risicofactoren verminderen of wegnemen.
= wisselwerking tussen risico en bescherming bepaalt hoe de balans tussen de individuele draaglast en draagkracht uitpakt,
weergegeven in een balansmodel.
In het balansmodel kun je aflezen op welke punten de kracht van de jeugdige zelf zijn of waar zijn omgeving ingezet kan worden, waar
alertheid of extra steun nodig is.
Microniveau = individuele kenmerken: eigenschappen van het kind en van de ouders.
Mesoniveau = sociale kenmerken: sociale gezins-, school- en buurtfactoren.
Macroniveau = maatschappelijke kenmerken, ontoegankelijke of ontoereikende voorzieningen, sociaaleconomische positie en intolerantie.
2
,Allochtone jongeren en maatschappelijke kwetsbaarheid
Maatschappelijke kwetsbaarheid = een zichzelf versterkend proces van mislukking en achterstelling, zij hebben onvoldoende
hulpbronnen om moeilijkheden het hoofd te bieden. Daarbij krijgen maatschappelijk kwetsbare mensen veelal ook een negatieve identiteit
toegewezen: ze weten iets niet, ze kunnen iets niet, ze willen iets niet. Maatschappelijke kwetsbaarheid wordt gekenmerkt door drie
aspecten:
1. Structureel aspect = slechte startpositie van kinderen door de maatschappelijk kwetsbare positie van ouders;
2. Cultureel aspect = door kloof tussen instellingen en hulpvragers zijn vraag en aanbod niet op elkaar afgestemd;
3. Cumulatief aspect = problemen op een gebied hebben versterkende werking op andere gebieden. Problemen thuis werken
door op school en op de vrijetijdsbesteding.
Ouders hebben vaak zelf problemen en kunnen niet voldoende steun bieden in de opvoeding = reproductie van de kwetsbaarheid. Door
het verschil in culturele oriëntatie, waarden, normen, gewoonten en wijze van communiceren kunnen er ook problemen ontstaan tussen
allochtone ouders en Nederlandse instanties. Dit maakt vroegtijdige signalering moeilijk. Het normen en waardenpatroon van allochtone
ouders kan conflicteren met dat van de omgeving, waardoor de kinderen problemen ervaren bij het vinden van de eigen identiteit =
culturele dissonantie. Ook ervaringen met vooroordelen, discriminatie en racisme leiden tot een negatiever zelfbeeld, somberder
toekomstperspectief, belemmeringen bij toegang tot instanties en de arbeidsmarkt voor de jongeren zelf. Allochtone jongeren kunnen
problemen ervaren op meer gebieden tegelijkertijd door bovenstaande factoren zoals leer- en gedragsproblemen, spijbelen, spanningen in
het gezin en conflicten over zakgeld, kleding of uitgaan. Een opeenstapeling van risicofactoren kan de kans op delinquentie vergroten. De
allochtone jongeren hebben eigenlijk een moeilijke start, een soort achterstand omdat ze ergens anders vandaan komen. Jongeren
kunnen opkijken tegen oudere jongens met veel geld vanuit het criminele circuit, met als risico dat hun perspectief zich verplaats naar
omgevingen die sneller succes lijken op te leveren.
Bijlage 4: Jongeren met een lichtverstandelijke beperking
Nederland telt zo’n 400.000 jongeren tussen de 12 en 25 jaar, ongeveer vijftien procent heeft een IQ tussen 50 en 85. Kenmerken van
LVB-jongeren:
Cognitief Moeite met onthouden, selecteren en verwerken informatie, achterblijvend taalgebruik en begrip, moeite met verbaal
uiten van emoties, beperkte ontwikkeling meta-cognitieve vaardigheden.
Emotioneel Moeite met adequaat reageren op emoties, achterblijvende sociaal-emotionele vaardigheden en waarden en
normenbesef, gebrekkige zelfsturing.
Sociaal Afwijkende sociale informatieverwerking, minder assertieve oplossingsvaardigheden, snellere oplossing via agressief of
passief gedrag.
Probleem Vaak geen uiterlijke kenmerken, te hogere verwachtingen van omgeving, zelfoverschatting, negatieve ervaringen in
sociaal verkeer, negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen.
Uit onderzoek blijkt dat jongeren met een licht verstandelijke beperking een meer dan gemiddeld risico lopen om te komen tot het plegen
van misdrijven. Er is een AARM-model (nieuwe naam: AAIDD), een dimensioneel model om te kijken naar de interactie tussen de LVB-
jongeren en interactie met zijn/haar omgeving, en de intensiteit en vormen van ondersteuning die daarbij nodig zijn. Dit wordt
weergegeven in vijf dimensies: a) verstandelijke mogelijkheden, b) adaptieve vaardigheden, c) participatie, interactie en sociale rollen, d)
gezondheid, e) context. Deze vijf dimensies beïnvloeden elkaar onderling en problemen in de ene dimensie moeten in samenhang worden
gezien met mogelijkheden en beperkingen in andere dimensies.
Risicofactoren bij LVB-jongeren
LVB-jongeren zijn extra kwetsbaar als het gaat om depressie, gebrek aan sociaal netwerk en aanwezigheid delinquente vrienden, zij
worden ook meer geconfronteerd met risicofactoren en minder beschermende factoren.
Een deel van de jongeren in detentie komt hierna terecht in een re-integratietraject, er blijken dan ook veel verstandelijk beperkte jongeren
in jeugdinrichtingen te zitten. Er zijn specifieke aandachtspunten nodig bij de behandeling in deze jeugdinrichtingen omdat deze jongeren
niet functioneren naar hun leeftijd. Ze hebben veel aandacht, zorg en duidelijkheid nodig zodat ze niet nogmaals in dit circuit zullen
terugkeren.
Blackboard: Ongewoon moeilijk Jeugdige delinquenten met een LVB als (voortdurende) bron van zorg
Over wie hebben we het?
Dit bestand gaat over jongeren met een lichtverstandelijke beperking die crimineel gedrag vertonen;
- Beperkingen IQ;
- Lage sociaaleconomische status;
- Affectieve verbindingen die crimineel gedrag tegengaan zijn minder sterk, ook morele ontwikkeling loopt achter;
- Onrealistisch zelfbeeld;
- Gebrek aan zelfcontrole, gebrekkige rationaliteit;
- Foute vrienden.
Het jeugdstrafrecht is van toepassing op jongeren van 12 tot 18 jaar, kinderen jonger dan 12 jaar kunnen niet strafrechtelijk worden
vervolgd. Inmiddels is er een adolescentenstrafrecht gekomen, bij adolescenten in de leeftijd van 18 tot 23 jaar wordt gelet op de
persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, er kan dan gekozen worden voor een straf of
maatregel uit het strafrecht voor jeugdigen. Het wetsvoorstel beoogt daarmee gevolgen te verbinden aan de ontwikkelingsfase van de
jongvolwassenen, dit is voor jongvolwassenen met een licht verstandelijke beperking van groot belang.
De licht verstandelijke beperking zorgt er vaak voor dat mensen die ouders zijn dan 18 jaar functioneren op een lager niveau, ze bereiken
een mentale ontwikkelingsleeftijd die globaal ligt tussen de 6 en 11 jaar.
3
, Omvang van de doelgroep jongeren met een LVB
Een lichtverstandelijke beperking is niet alleen te halen uit een IQ-test, er moet ook aanwezigheid zijn van een significante beperking op
het aanpassingsvermogen. Het is dus niet vast te stellen hoeveel procent van de jongeren een LVB heeft, dit percentage is ook niet stabiel
door de jaren heen. Aangezien de mate waarin iemand in staat is zich staande te houden in het dagelijks leven bepalend is voor het al dan
niet aanwezig zijn van een LVB, is de omvang afhankelijk van hoe omgewikkeld we onze maatschappij maken. Tegenwoordig vallen
mensen heel snel buiten de boot omdat er zoveel eisen worden gesteld en zulke hoge verwachtingen liggen.
De precieze hoeveelheid mensen met een LVB die in aanraking komen met justitie is ook onbekend, omdat het aantal verstandelijk
beperkten niet systematisch wordt bijgehouden in de populatie justitiabelen. Wel kan gesteld worden dat de groep mensen met een licht
verstandelijke beperking in de justitiële keten over de hele linie groot genoeg is om een factor van betekenis te zijn.
Oorzaken van crimineel gedrag
Een gevonden oververtegenwoordiging van mensen met een LVB binnen de justitiële keten betekent echter nog niet automatisch dat er
ook een causaal verband is tussen het hebben van een LVB en het vertonen van delinquent gedrag.
Onderzoek laat zien dat IQ een voorspellende waarde heeft voor crimineel gedrag. Een hoog IQ lijkt te beschermen tegen criminele
invloeden en een laag IQ hangt samen met langere criminele carrières die ook eerder beginnen. Dergelijke studies kijken echter alleen
naar mensen met een IQ boven de 80. Bij mensen met een lager IQ zorgen meer hulpverlening en sociale controle, verminderde
planningsvaardigheden en een verminderd geachte toerekeningsvatbaarheid ervoor dat beneden een bepaald niveau weer minder
criminaliteit te verwachten is. Er kan dus niet gesteld worden dat er onder de mensen met een verstandelijke beperking meer criminaliteit
heerst, want als de beperking zwaarder wordt blijkt deze juist weer af te nemen en als deze toeneemt ook.
Mensen streven van natura naar de eigen bevrediging, het zijn de bindingen met de omgeving die kunnen bepalen of iemand wel of niet
crimineel gedrag vertoont. LVB-jongeren hebben een vergroot risico op crimineel gedrag door:
- Een laag IQ leidt tot slechtere schoolprestaties dit leidt tot frustraties en beïnvloedt de attitude jegens school dit kan
bijdragen tot een verhoogde kans op crimineel gedrag.
- Conventionele bindingen zijn vaak zwak: problemen met het thuisfront, schooluitval, minder deelname aan clubs en arbeid en
minder sterke en minder positieve sociale contacten.
- Het internaliseren van conventionele normen tegelijk met het achteroplopen van morele ontwikkeling verloopt vaak minder
goed, het onderscheiden van goed en kwaad kan lastig zijn.
De verschillende affectieve bindingen die jongeren ervan weerhouden om crimineel gedrag te vertonen zijn bij jongeren met een LVB dus
vaak in sterk verminderde mate aanwezig, terwijl de morele ontwikkeling vaak achterloopt.
Een aantal theorieën stelt oorzaken van criminaliteit
De strain theorie stelt spanning tussen ambities en de middelen om die te verwezenlijken; dat het de sociale structuur van de
maatschappij is die deviant gedrag in de hand werkt als het doelen definieert zonder dat de middelen om die te bereiken toereikend zijn,
de innerlijke spanning die ontstaat wanneer de doelen die men wil bereiken niet binnen bereik liggen. Bij jongeren met een LVB is vaak
ook sprake van een onrealistisch zelfbeeld. De eigen beperkingen worden vaak niet onderkent en ze willen dan graag dezelfde dingen
doen en bereiken als jongeren zonder LVB.
De general theorie stelt dat crimineel gedrag voortkomt uit een gebrek aan zelfcontrole. Een gebrek aan zelfcontrole uit zich in de
tendens om behoeften onmiddellijk te willen bevredigen zonder rekening te houden met de gevolgen op langer termijn. De oorsprong van
gebrek aan zelfcontrole ligt in de genetisch bepaalde aanleg, zoals temperament en cognitieve capaciteiten waaraan in de opvoeding te
weinig tegenwicht is gegeven.
De rationele keuze-theorie stelt dat de dader voorafgaande aan een delict een afweging maakt tussen de kosten en de baten. Deze
theorie gaat erop in wat mensen ervan weerhoudt om crimineel gedrag te vertonen. Bij LVB-jongeren, die vaak sterk in het hier en nu
leven en moeite hebben met langetermijngevolgen van hun daden te overzien, kan het goed zijn dat de korte termijn baten het dan vaker
winnen van de lange termijn kosten.
Ontwikkeling crimineel gedrag
1. Statische theorieën: het criminele gedrag van personen wordt toegeschreven aan een latente karaktereigenschap (criminele
geneigdheid) deze is nauwelijks te beïnvloeden.
2. Dynamische theorieën: verandering in levensomstandigheden tijdens en na de adolescentie zijn van directe invloed op het
criminele gedrag in die periode. Is voor iedereen.
3. Typologische theorieën: veranderingen in levensomstandigheden tijdens en na de adolescentie zijn van directe invloed op het
criminele gedrag in die periode. Die invloed verschilt per persoon.
Theorie van Moffit; maakt onderscheid tussen adolescentie gebonden delinquenten (het gaat over) en persistente delinquenten
(harde kern).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller margotx3x. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.