Samenvatting: Maatschappij, bestuur en beleid (Vastgoed en Makelaardij)
63 views 7 purchases
Course
Maatschappij, Bestuur En Beleid
Institution
Saxion Hogeschool (Saxion)
Samenvatting van het vak Maatschappij, bestuur en beleid van de opleiding Vastgoed en Makelaardij. De samenvatting is gebaseerd op de hoorcolleges en vormt een goede voorbereiding voor het tentamen.
College 1
1.1 Democratie
Democratie is een manier waarop je een land kunt besturen. In een democratie heeft het
volk het voor het zeggen. Het woord democratie betekent ook letterlijk: heerschappij van het
volk. Het is afgeleid van de Griekse woorden demos (volk) en kratos (heerschappij).
Er zijn naast de democratie andere bestuursvormen:
• Basisdemocratie (burgers bepalen, geen staat
= anarchie)
o Communisme (oorspronkelijk idee)
• Representatieve democratie (burgers laten
zich vertegenwoordigen)
o Presidentiële democratie, bijvoorbeeld
Mexico of Verenigde Staten
o Parlementaire democratie,
bijvoorbeeld Nederland of Spanje
• Aristocratie (vaste groep, erfelijk, die ‘vaderlijk handelt’)
• Dictatuur (vrijheid tot minimum, afgedwongen)
Nederland is een parlementaire democratie: burgers worden vertegenwoordigd. Geven de
macht dus weg. Daarnaast wordt gesproken over een democratische rechtsstaat:
overheidshandelen is onderworpen aan de regels van het recht.
Om misbruik van macht te voorkomen zijn er 6 onderdelen belangrijk bij de rechtsstaat:
• Grondrechten
o Grondrechten in enge zin: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst,
gelijkheidsrechten en participatierechten
o Sociale grondrechten: overheid zorgt voor recht op onderwijs, sociale
zekerheid en werkgelegenheid
• Scheiding der machten
o Horizontale scheiding: 3 machten leer (wetgevend = regering (koning en
ministers) + Staten-Generaal (= 1e en 2e kamer), uitvoerend = regering,
rechterlijk = rechters). Soms 4e macht genoemd: media / pers.
o Verticale scheiding: centrale overheid, provincies, gemeentes, waterschappen
• Legaliteitsbeginsel (geen willekeur)
o Legitimiteit: overheidsoptreden vind plaats volgens juridische normen
(legaliteit) & aanvaarding of steun in het algemeen door de bevolking
o Doeltreffend (effectief) = daadwerkelijk realiseren doelstellingen
o Doelmatig (efficiënt) = met zo min mogelijk middelen
• Onafhankelijke rechtspraak
o Rechters kunnen niet zomaar worden ontslagen, recht spreken op basis van
wetten, verdragen en jurisprudentie & rechters mogen niet zomaar allerlei
bijbanen of nevenfuncties hebben
o Controle rechters: hoger beroep en wraking
• Het bestaan van vrije en onafhankelijke media (persvrijheid)
o Geen voorafgaand toezicht, wel wettelijke beperkingen
o Wel mogelijk om achteraf aan te klagen/aangeklaagd te worden: smaad,
laster, discriminatie
• Het bestaan van vrije en geheime verkiezingen
o Algemeen stemrecht
o Vrijheid om je kandidaat te stellen
o Geheime verkiezingen
o Vrijheid tot de media
,Trias politica:
Doel: politieke vrijheid en bescherming burgers van de overheid
Wetgevende macht
• Staten-Generaal (of parlement)
o Eerste Kamer -> gekozen door provinciale staten
o Tweede Kamer -> gekozen door volk (politieke vrijheid)
• Regering (ministers + koning)
Tweede Kamer mag wetten ontwerpen en bedenken, Eerste Kamer niet. Samen stemmen
ze over wetten. Ook regering in wetgevende macht omdat ministers wetten mogen
voorstellen in de kamer, niet zelf meestemmen. Koning zet handtekening onder aangenomen
wetten.
Uitvoerende macht
• Regering (ministers + koning)
o Ministers komen uit partijen welke coalitie vormen
Rechterlijke macht
• Rechters, staat los van politiek.
De wetgevende macht controleert de uitvoerende macht omdat de wetgevende macht de
wetten maakt en de uitvoerende macht ze uitvoert. De uitvoerende macht geeft
verantwoording aan kamer, soms uitleg geven over beleid. De rechterlijke macht controleert
de uitvoerende macht omdat zij de ministers voor de rechter kunnen slepen indien zij zich
niet houden aan de wet. Kortom, uitvoerende macht wordt gecontroleerd door zowel
wetgevende als rechterlijke macht.
1.2 Verenigde Staten
De president is het staatshoofd van de Verenigde Staten van Amerika. De president is het
hoofd van de uitvoerende macht en opperbevelhebber van het militaire apparaat. In totaal
zijn er 50 staten, per staat zijn kiesmannen te winnen → winner takes it all (dus bij relatieve
meerderheid stemmen win je alle kiesmannen van die staat. Uitzondering Maine en
Nebraska. In totaal 538 kiesmannen (270 nodig voor winst).
De kiesmannen vormen het “electorale college”. Iedere staat mag zelf beslissen hoe de
kiesmannen aangewezen worden. Elke staat wijst een kiesman aan voor iedere senator of
afgevaardigde die de staat vertegenwoordigt in het Amerikaans congres. = De wetgevende
macht. Het Amerikaans congres bestaat uit het Hoger- en Lagerhuis:
• Hogerhuis = senaat (100 leden, elke staat 2)
o Worden iedere 6 jaar gekozen, waarbij elke 2 jaar ongeveer een derde van de
staten verkiezingen heeft
• Lagerhuis = huis van afgevaardigden (435 leden 3 uit District Columbia=Washington,
verdeeld obv inwoners + 6 leden uit overzeese gebieden)
o Worden iedere 2 jaar gekozen
Het Hogerhuis (100) en Lagerhuis (435 + 3 uit District Columbia=Washington) leveren
mensen die kiezen voor de president.
• Totaal dus 538. De helft plus 1 wint (270)
• Dus indirecte verkiezingen, mensen stemmen op kiesmannen die vervolgens de
president bepalen.
, 1.3 Historische ontwikkeling politiek en maatschappij in Nederland
Tot het einde van de Middeleeuwen bepaalde de Elite, dit veranderde door andere
prioriteiten (medeleven en eigenbelang) en bevolkingsgroei. Vanaf het einde van de
Middeleeuwen komt de industrie op gang, groeiden de steden en werd armoede een
belangrijke kwestie. Deze ontwikkelingen stimuleerden ook overheidsoptreden: vanaf 19e
eeuw begon de verzorgingsstaat en deed bestuurskunde zijn intrede:
1. Verzuiling
= groeperingen die vanuit eigen gedachtegoed maatschappelijke ontwikkelingen wilden
begeleiden. Dit doen zij voor belangenbehartiging (als groep sterk staan) en integratie
(binnen eigen gemeenschap in contact komen en weinig in contact met vreemde ideeën).
Verzuiling is terug te zien in politieke partijen, vakbonden en religies.
2. Corporatisme
= overlegstructuren tussen actoren met verschillende belangen om zo samenwerking te
bevorderen. Het zorgt voor vermindering overheidsingrijpen doordat samenwerkende partijen
compromissen bereiken. Belangrijke begrippen bij corporatisme zijn product- en
bedrijfschappen. Productschappen zijn er voor bedrijven die zich met hetzelfde product
bezighouden, van grondstof tot eindproduct, bedrijfschappen zijn er voor bedrijven met
eenzelfde functie in het economische leven.
Na de Tweede Wereldoorlog:
• Afname verzuiling
• Relaties tussen partijen veranderen
• Termen als marktwerking en privatisering deden intrede
• PPS constructies: Privaat-publieke samenwerking, het Rijk en bedrijven werken
samen aan projecten.
• Convenanten (afspraken over verdeling van taken en kosten)
Nu New public management:
• Prestaties meten van overheden
o Bestuur moet net zo effectief en flexibel werken als het bedrijfsleven
• Projectorganisaties
o Verrichten specifieke taken kwaliteitsbewaking
• Benchmarking
o Door organisaties worden onderling prestaties vergeleken
Inrichting samenleving: de overheid (het geheel van structuren en processen dat met behulp
van bindende beslissingen richting geeft aan maatschappelijke ontwikkeling is dus het
openbaar bestuur. Hoeveel taken de overheid heeft hangt af van de ideologie: liberaal is
weinig bemoeienis, socialistisch is overal voor zorgen.
Overig:
• Video historische ontwikkelingen: https://www.youtube.com/watch?v=WarL0OcLdQw
• Responsief bestuur: volgt de behoeften en wensen van burgers (kenbaar vanuit
verkiezingen)
College 2
2.1 Nederlandse overheden
Na de verkiezingen is het tijd voor de formatie. De formatie begint met het benoemen van
een informateur, deze kijkt welke partijen samen een meerderheid vormen in de Tweede
Kamer en welke een kabinet willen vormen. Eerst gaan de grootste partijen met elkaar in
gesprek, als zij er niet uitkomen gaan ook kleinere partijen in gesprek.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bvd2003. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.