Vandaag is er alleen een accounting refresher. We gaan de verschillende statements doornemen.
Hoe zijn statements met elkaar verweven?
We beginnen bij de balance sheet: (moment of time)
Assets:Alles wat er tot een bedrijf behoort; land, gebouwen, machines, voorraden, kas. Dit beslaat
vooral hoe bestaan de funds in een bedrijf
• Bij Assets kijk je van top down. Er zijn namelijk twee categorieën. Current assets en
non- current assets.
• Current assets zijn de assets die in het bedrijf voor minder dan een jaar blijven. Ze worden
meestal omgezet in cash. Accounts receivables: het geld wat iemand aan mij verschuldigd
is, zoals klanten die later betalen.
• Hoe weet ik dat accounts receivables in minder dan een jaar betaald worden? Als het
meer dan een jaar duurt, dan worden accounts receivables -> notes receivable
• Inventory: Waat is je operating activity? How do you generate money? Voorraad is alles
wat een bedrijf heeft of produceert in de ‘course of their normale operating activity in
order to generate money’.
• Fixed assets: alles wat meer dan een jaar in het bedrijf blijft.
Bij assets heb je de intangible assets; deze zijn ontastbaar, dit kan zijn patiënten, licenties, track &
trace. Tangible assets zijn de assets die je kan aanraken.
L+OE= Kapitaalkant van een bedrijf. Hoe heeft het bedrijf betaald voor al hun assets. ‘Where did the
funds come from’
• Debt: geld dat wij geleend hebben als bedrijf bij iemand en dat moeten we nog
teruggeven. Het bestaat uit current liabilities; dus minder dan een jaar om het terug te
betalen. Crediteuren zoals banken en leveranciers vallen hieronder.
Hiernaast bestaat Debt uit long term debt. Geld wat we moeten terugbetalen, maar we
mogen dit doen in meer dan 1 jaar.
• Equity: Geld wat behoort tot het bedrijf. Het bedrijf behoort ook tot de shareholders.
Shareholders provide money to the company wanneer ze shares kopen.
Een shareholder is een eigenaar van een bedrijf. Shareholders (aandeelhouders) kunnen de
winstpotentie van het bedrijf in de toekomst terugzien in hun aandelen. Een bank heeft
minder risico omdat het geld vaststaat.
Dividend= hoe het heet als een bedrijf een deel van hun winst uitkeert aan hun
aandeelhouders.
Assets Liabilities and Owners Equity
Current assets: Cash & Cash Debt:
equivalents Accounts receivable (AR) Current liabilities
Inventory (Voorraden)
Dit is allemaal intangible
Income statement/ inkomensstatement/ winst en verliesstatement:
, lOMoARcPSD|15781725
Revenu/sales
- Expenses
= profit before tax
Revenue/winst= geld dat een bedrijf genereert door de verkoop van hun voorraad of door het
providen van hun service
Revenu kan niet gehaald worden uit de verkoop van je gebouw, als dat niet je main operating acitivity
omvat.
Expenses gaat over wat een bedrijf betaald (geld) en je krijgt hier wat voor terug
- Een expense voorbeeld is dan dat je als bedrijf ergens wordt betaald, maar hier GEEN
nieuwe asset voor ontstaat
Waarom? Hetgene waarvoor je betaald hebt consumeer je in minder dan een jaar.
Een balans en een income sheet zijn interdependent.
Revenu/sales
- Expenses
= profit before taks
- Tax
= net income
Net income wordt als deze positief is, gebruikt in de balance sheet. Bij equity -> retained earnings
Bij een winst van net income neemt dan dus de equity toe. Is het een net loss? Dan daalt je equity.
Nadat dividenten zijn betaald, daalt je retained earnings
Je cashflow statement bestaat uit drie delen:
1. Operating cashflow; je operating activities
2. Investing cashflow; het aankopen van nieuwe assets, gebouwen voor nieuwe winkels,
Inflow is het verkopen van je fixed assets
3. Financing cashflow; alles aan de kapitaalkant. Inflows zijn je verkoop van nieuwe
aandelen. Outflow is het betalen van dividend.
Iedere cashflow heeft cash in en outflows.
Corporate finance is het maximaliseren van winsten van het bedrijf.
Einde hc 1
Module 2
, lOMoARcPSD|15781725
Net present value= NPV
Interest-rate bij een risk free asset, zoals vaak gebruikt in finance wordt aangeduid met Rf
Stel je hebt twee keuzes
A. T0 (+100)
B. T1 (+105)
R= 1%
Dan is B een interessantere keuze, aangezien dit een hogere cashflow heeft op t=1 dan A.
Stel nu dat Rf= 5%, dan maakt je keuze geen verschil. Je bent dan indifferent.
Stel nu dat je Rf= 7%
Dan is je optie A $107 en is je optie B gelijk aan $105. Dan is optie A je betere keuze
Interest rates maken dus uit, maar je hebt het liefst nu je geld dan in de toekomst.
Stel je hebt een bedrijf en je kiest een project waar je in wil investeren. De initiële cash outlay is
gelijk aan 100$. Op t=0 is je investering dus (-100) en op t=1 heb je een cashinflow van 105. Dan zou
je dus revenue op je project kunnen maken.
Compounding: gebruik interest om van PV -> FV te gaan.
Discounting: is van FV -> PV je gaat met je interest naar je waarde op dit moment
Compounding FV= PV * (1+r) ^t
Discounting is PV= FV/(1+r^t)
Bij discounting wordt er voor interest (r) een andere terminologie gebruikt, namelijk de discount rate.
NPV= -Investering op t=0 + Sum FV/ (1+r^t)
NPV> 0 aannemen, NPV< 0 niet doen
Annuïteit: je krijgt of moet hetzelfde bedrag betalen met een vaste periode erop gerekend.
Perpetuïteit is een vaste som geld die je ontvangt of moet betalen met geen eind eraan
vastgebonden.
WACC: Weighted average cost of capital.
Stel je voor dat je 100 Debt hebt en 300
Equity. Je weight debt is dan 25% en je equity
75%.
We nemen dan aan dat je Rd= 3% en Re=
7%. WACC= 0.75* 0.07 + 0.03* 0.25 * (1-tc)
Waarom 1-tc? Omdat debt tax deductable
is! Re= cost of equity
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noortjerozendaal. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.44. You're not tied to anything after your purchase.