Inhoudsopgave
Probleem 1:..............................................................................................................................................................2
Plato....................................................................................................................................................................2
Aristoteles............................................................................................................................................................3
Descartes.............................................................................................................................................................5
Locke...................................................................................................................................................................5
Hume...................................................................................................................................................................6
Probleem 2:..............................................................................................................................................................8
Dualisme..............................................................................................................................................................8
Probleem 3:............................................................................................................................................................12
Probleem 4:............................................................................................................................................................17
Probleem 5:............................................................................................................................................................18
Probleem 6:............................................................................................................................................................20
Probleem 7:............................................................................................................................................................23
,Probleem 1:
- Welke theorieën zijn er over de mind en body? En welke kritiekpunten zijn hierop
van toepassing?
- Hoe werkt het lichaam en de mind? Bestaat de mind en hoe werkt het als het bestaat?
- Wat zijn mental states en hoe representeert het zich in het lichaam? Welke visies
zijn er over mental states?
- Kunnen robots mental states hebben?
Plato
- Knowledge:
o Absoluut en moet gelden ten alle tijden en alle plaatsen.
o Moet rationeel te rechtvaardigen zijn
- Metafysische realist: Vormen bestaan als niet-fysieke objecten.
- Rationalist: Waarheid vinden door logisch redeneren.
- Nativist: kennis komt van de onsterfelijke ziel; kennis is aangeboren.
o Geloofde in reïncarnatie.
- Dualist: onderscheid tussen geest en lichaam. De mind bevat echte kennis en is
onsterfelijk, het fysieke lichaam is imperfect en sterfelijk.
- Idealist: de ultieme realiteit bestaat uit ideeën (Vormen) i.p.v. de wereld die we
zien door sensorische perceptie.
Vormen van Plato:
- Volgens Plato zijn oordelen over schoonheid niet een kwestie van plaatselijke
voorkeur waren. Voor Plato was een persoon of een beeldhouwwerk mooi door
te lijken op de Vorm van Schoonheid.
- De vormen bestaan als niet-fysieke objecten (in een ander soort realiteit)
- Metaforen van de Vormen:
o Vergelijking van Zon: verlichting door het
Goede: Vorm van Goede = de zon.
o Metafoor van Lijn: hiërarchie van mening en kennis:
o Allegorie van Grot: cultuurgevangenis:
grot = wereld van verschijningen en buiten grot/vrijheid = begrijpelijke wereld.
Elke ziel is gevangen in een onvolmaakt lichaam, gedwongen om door
onvolmaakte fysieke ogen te kijken naar onvolmaakte kopieën van de Vormen,
verlicht door de zon.
, o Ladder van Liefde: aangetrokken tot het Goede:
Beschrijft de liefde voor schoonheid.
- Vormen van de ziel en burgers die erbij horen:
o Rationele ziel:
▪ Guardians > meest geschikt om te regeren
▪ Hoogst en onsterfelijk
▪ Zit in hoofd > want is perfect, moet daarom rond zijn en hoofd is het
rondste deel van menselijk lichaam
o Spirituele ziel:
▪ Auxiliaries
▪ Zit in borst
▪ Gemotiveerd door glorie en roem. Voelt schaamte en lust.
o Verlangende ziel:
▪ Laagst
▪ Productieve klassen > niet geschikt om te regeren doordat zij streven
naar zelfinteresse
▪ Zit in buik en genitaliën
▪ Zelfinteresse en irrationele wensen > eten, geld, lust
- Zijn doel is dus dat er zoveel mogelijk kennis vergaart moet worden, maar er is wel
een rangorde in ‘nadenken’.
- Verschil met Socrates:
o Socrates had het nooit over de Vormen, en hij bedoelde altijd dat een
deugdzaam leven de moeite waard is in deze wereld, niet in een of ander
denkbeeldig hiernamaals
Plato’s Homunculus probleem: zit er nog een ziel in de rationele ziel (bestuurder)?
- Hij had een verhaal over een bestuurder van een paardenkoets met 2 paarden (die
stonden voor de spirituele en verlangende ziel). Plato vraagt ons ons voor te stellen dat
de bestuurder van het gedrag van een persoon de rationele ziel is, een wagenmenner.
Hij nodigt ons uit de rationele ziel te zien als een kleine man in het hoofd, die het
gedrag van het lichaam stuurt en de passies van het hart, de buik en de
geslachtsorganen beheerst. Maar dan zou er in het hoofd van dit mannetje weer een
mannetje kunnen zitten etc. etc.
Aristoteles
- Plato heeft nooit een systematische filosofie ontwikkeld. Aristoteles daarentegen
was in de eerste plaats een wetenschapper, een empirisch ingestelde waarnemer van
de natuur.
- Perceptuele realist: common sense is bewuste doel van waarneming.
- Empirist: perceptie leidt tot het verkrijgen van kennis > maakte nog geen gebruik
van experimenten, omdat hij wilde weten hoe dingen van nature groeide/waren.
- GEEN dualist (in tegenstelling tot Plato): monist/materialist: materie is de enige
vorm van realiteit, alles is fysiek.
- Verschil tussen vorm en materie (matter):
o Materie was puur, ongedifferentieerd fysiek bestaan.
o Een vorm is datgene wat een ding maakt tot wat het is, het definieert en het voor
ons begrijpelijk maakt.
o De materie van bv een standbeeld is waar het van gemaakt is (bv brons)
- Volgens Aristoteles bestaat het concept van vormen uit:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller EmmaKarlsen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.51. You're not tied to anything after your purchase.