100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Opdrachten en uitwerkingen PB1902 - Inleiding in de antrozoölogie $0.00

Other

Opdrachten en uitwerkingen PB1902 - Inleiding in de antrozoölogie

 77 views  39 purchases
  • Course
  • Institution

Alle opdrachten en uitwerkingen uit yOUlearn van het vak PB1902 Inleiding in de antrozoölogie

Last document update: 2 year ago

Preview 4 out of 75  pages

  • August 19, 2022
  • August 22, 2022
  • 75
  • 2022/2023
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
Thema 1 De Basis
1.1 Mens-dierrelaties vanuit een evolutionair perspectief
Opdracht 1.1.1 Evolutie en het domesticatiesyndroom
1. De evolutietheorie kent een aantal basisbegrippen waarmee de ontwikkeling van het leven
op aarde wordt verklaard. Wikipedia is niet de meest betrouwbare bron voor wetenschappe-
lijke informatie, maar volstaat voor het onderzoeken van basale definities. Zoek daarom op
Wikipedia naar informatie over de evolutietheorie, en stel aan de hand daarvan een korte be-
schrijving op van de volgende begrippen.
› genetische variatie
› natuurlijke selectie
› selectiedruk
› co-evolutie
› kunstmatige selectie
› domesticatie

Genetische variatie wil zeggen dat individuele organismen (bijvoorbeeld konijnen) verschillen
in eigenschappen en dat de varianten van die eigenschappen (bijvoorbeeld bruin haar versus
rood haar) genetisch kunnen worden overgedragen van de ene op de andere generatie.
Natuurlijke selectie wil zeggen dat in de natuur die eigenschappen geselecteerd raken die
bijdragen aan het voortbestaan en de voortplanting van organismen. Doordat sommige vari-
anten daarbij handiger zijn dan andere, bieden zij betere overlevings- en voortplantingskan-
sen (bruine konijnen vallen minder op en worden dus minder snel gepakt door roofdieren).
Hierdoor zullen deze varianten in volgende generaties steeds vaker voorkomen (bruin haar
treedt steeds meer op, rood haar steeds minder).
Selectiedruk is in dit proces het selectieve effect dat de natuurlijke selectie uitoefent op de
genetische variatie. Voor de bruine konijnen vormen roofdieren een dergelijke selectiedruk,
omdat die in de natuurlijke situatie medebepalend zijn voor de haarkleur van de volgende
generatie konijnen.
Co-evolutie is een specifieke vorm van evolutie waarbij diersoorten elkaars evolutie beïnvloe-
den en een stabiele symbiose bereiken. In het voorbeeld hierboven is daar al een beetje
sprake van: de prooi is voedsel voor het roofdier en bekrachtigt daarmee het jaaggedrag van
het roofdier, terwijl het roofdier de schutkleur van de prooi versterkt. Beide soorten vormen
dus een selectiedruk voor elkaar, en vinden daarin een stabiel evenwicht. De term co-evolutie
wordt echter meestal pas gebruikt als sprake is van wederzijdse samenwerking, zoals tussen
bijen en bloemen: de bloem voedt de bij terwijl de bij de bloem bevrucht.
Kunstmatige selectie gaat een stap verder. Bij co-evolutie beïnvloeden diersoorten elkaars
evolutie onbewust. Bij kunstmatige selectie gebeurt dat intentioneel en beïnvloedt de ene
soort dus bewust de selectieve voortplanting van de andere soort. Voor zover bekend doen
alleen mensen dat.
Domesticatie is een specifieke vorm van kunstmatige selectie, waarbij de mens er door zorg-
vuldig ingrijpen in de voortplanting van dieren voor zorgt dat diersoorten steeds beter aange-
past raken aan het leven in de nabijheid en in dienst van de mens.

2. Larson en Fuller benoemen in hun artikel het domesticatiesyndroom. Leg uit wat ze daarmee
bedoelen, en hoe dat tot uitdrukking komt bij dieren.
Het domesticatiesyndroom is een set eigenschappen die in alle gedomesticeerde diersoorten
lijkt voor te komen. Het gaat daarbij vaak om eigenschappen die de dieren in onze ogen

,schattiger of kinderlijker doen voorkomen, zoals een grotere variatie in kleur en textuur van
de vacht, hangende oren, volgzaamheid, verschuivingen in de ontwikkelingscyclus, variaties in
schedelvorming en plaatsing van tanden en het optreden van dwerg- en reuzenvarianten van
de soort.

3. Het enige wat de kenmerken van het domesticatiesyndroom met elkaar verbindt, is de se-
lectie die mensen tijdens het domesticatieproces uitoefenen. Daarom ligt het voor de hand om
dit syndroom te verklaren als een verzameling eigenschappen waarvoor mensen een voorkeur
hebben die hun keuze bij het fokken – al dan niet bewust – beïnvloedt. Dmitry Belyaev onder-
zocht deze hypothese door een fokprogramma met zilvervossen op te zetten.
Wat was zijn aanpak, wat waren zijn bevindingen, en wat kunnen we daaruit concluderen over
de oorsprong van het domesticatiesyndroom?
Belyaev zette een fokprogramma op waarbij hij zilvervossen op slechts één eigenschap selec-
teerde: tolerantie voor menselijke aanwezigheid. Hiervoor stelde hij de reactie van de zilver-
vossen vast wanneer een hand in hun hok werd gestoken. De dieren die hier het minst agres-
sief op reageerden, werden geselecteerd voor voortplanting. Verder selecteerde hij de zilver-
vossen niet op specifieke kenmerken die hij wilde terugzien in de volgende generatie.
Ondanks dit verdere gebrek aan selectiedrukken, trad het domesticatiesyndroom binnen en-
kele generaties op. Opvolgende generaties vertoonden steeds meer een gevlekte vacht, han-
gende oren, staande en kwispelende staarten, korte snuiten en verschuivingen in hun ontwik-
kelingscyclus.
Hieruit kunnen we concluderen dat het domesticatiesyndroom niet hoeft te ontstaan door
kunstmatige selectie door mensen, maar simpelweg een bijproduct kan zijn van een natuur-
lijke selectie op tolerantie van de dieren voor menselijke aanwezigheid. In die zin lijkt het syn-
droom dus het gevolg van een authentiek evolutionair proces, en niet van intentioneel ingrij-
pen door de mens.
Verderop in hun artikel leggen de auteurs overigens uit dat het wellicht gaat om een combi-
natie van beide. Waarschijnlijk neemt in eerste instantie, door het vreedzame samenleven
met mensen de natuurlijke selectiedruk af, waardoor meer variatie ontstaat in de populatie.
Daarna krijgt een meer bewuste selectie op basis van menselijke voorkeuren de kans om te
selecteren op varianten die het in de natuur nooit zouden redden.

Opdracht 1.1.2 Geschiedenis van de domesticatie
Vanuit het inzicht dat eigenschappen van gedomesticeerde dieren niet enkel door bewust men-
selijk ingrijpen zijn ontstaan, maar ook doordat deze dieren simpelweg mensen in hun omge-
ving tolereerden, kunnen we beter begrijpen hoe de relatie tussen mens en dier en dus domes-
ticatie heeft kunnen ontstaan.

1. Larson en Fuller bespreken kort de opvattingen van Vigne (2011) over de herkomst van do-
mesticatie. Geef daarvan een beknopt overzicht, en probeer daarbij van elke fase die Vigne
benoemt goed te begrijpen wat deze betekent.
Vigne suggereert een model van zeven opvolgende fasen waarin de relatie tussen mens en
dier gradueel intensiveert.
1. Antropofilie: het aangetrokken worden van het dier tot de mens
2. Commensalisme: vredige samenleving van mens en dier
3. Controle in het wild: beheersing van het dier door de mens in de natuur
4. Controle in gevangenschap: beheersing van het dier in gevangenschap door de mens

2

,5. Extensieve veeteelt: beperkte beïnvloeding van de voortplanting van het dier
6. Intensieve veeteelt: intensieve beïnvloeding van de voortplanting van het dier
7. Huisdieren: volledige opname van het dier in het huishouden

2. Larson en Fuller bespreken vervolgens uitgebreider het model van Zeder (2012). Geef ook
dat model op hoofdlijnen weer, en maak daarbij goed duidelijk wat het verschil is tussen de
verschillende domesticatiepaden die Zeder benoemt.
Zeder suggereert dat er drie duidelijke paden zijn te onderscheiden waarlangs diersoorten
gedomesticeerd zijn geraakt.
1. Het eerste pad is het commensale pad. Dit pad was in eerste instantie niet intentioneel.
Toen onze voorouders zich vestigden in kampen trok dit de aandacht van dieren die daar
hun voordeel mee deden, bijvoorbeeld door zich te voeden met het afval dat mensen ach-
terlieten. Naarmate mens en dier aan elkaar gewend raakten en vreedzaam gingen samen-
leven, kwam co-evolutie op gang. Dat leidde tot een min of meer wederkerige relatie, en
uiteindelijk tot domesticatie.
2. Het tweede pad is het prooidierenpad. Dit pad is meer intentioneel door de mens ingezet,
al was domesticatie niet het doel. Het betreft hier prooidieren die niet de aantrekkings-
kracht van het menselijk kamp gevoeld zullen hebben, maar door de mens in het wild wer-
den beheerd . Archeologische vondsten wijzen erop dat dieren door efficiënte overbeja-
ging dreigden te verdwijnen, waardoor mensen zich gedwongen zagen wildpopulaties
strategisch te gaan beheren. Naarmate men dieren meer in gevangenschap ging houden,
leidde dit tot het beheer van kuddes, en uiteindelijk tot domesticatie.
3. In het gerichte pad was – in tegenstelling tot de vorige twee paden – juist wél sprake van
intentionele pogingen om dieren te domesticeren, zodat zij konden dienen als bijvoor-
beeld last- of gezelschapsdier. Dit gerichte pad trad pas veel later in de geschiedenis op,
toen de mens al begrip had ontwikkeld van de mogelijkheid om de voortplanting van die-
ren te beïnvloeden.

3. Het model van Zeder wordt veel uitgebreider besproken, dan dat van Vigne, maar over beide
is voldoende informatie gegeven om een vergelijking te maken.
Beschrijf de belangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen beide modellen en bepaal welk
model het meest bruikbaar lijkt als theorie over domesticatie?
Het model van Vigne betreft één continuüm waarlangs verschillende diersoorten telkens op
dezelfde manier zouden zijn gedomesticeerd. Zeder daartegen suggereert dat er sprake is ge-
weest van drie verschillende paden naar domesticatie. Dat is een fundamenteel verschil.
Als je echter de fasen van Vigne en de paden van Zeder met elkaar vergelijkt, vertonen deze
een grote overlap. De eerste twee fasen bij Vigne (antropofilie en commensalisme) sluiten
goed aan bij het commensale pad van Zeder. De volgende twee fasen van Vigne (controle in
het wild en in gevangenschap) zijn te herkennen in het prooidierenpad van Zeder, terwijl de
laatste drie fasen van Vigne (extensieve en intensieve teelt en huisdieren) de periode van het
gerichte pad van Zeder beslaan.
Het enige echte verschil tussen beide modellen is dus dat de Vigne claimt dat het hier om
opvolgende fasen gaat die elke diersoort heeft doorgemaakt, terwijl Zeder claimt dat het om
verschillende paden gaat die parallel aan elkaar zijn opgetreden, waarbij elke diersoort één
van die paden heeft gevolgd, of een combinatie daarvan.
Het model van Zeder lijkt meer voor de hand liggend, omdat aantoonbaar en beredeneerbaar
is dat niet elk dier alle fasen van Vigne heeft doorlopen. We weten op basis van archeologische

3

, en historische informatie dat de meeste soorten niet al in de prehistorie toevallig gedomesti-
ceerd zijn geraakt, maar pas veel later gericht zijn gedomesticeerd door de mens.
Daarnaast is bijvoorbeeld te beredeneren dat dieren waarop werd gejaagd nooit een com-
mensaal pad hebben kunnen afleggen, omdat zij juist vluchtgedrag zullen hebben vertoond.
Zij moeten dus tot domesticatie zijn gedwongen door hen in gevangenschap te beheren.
De theorie van Zeder geniet dus de voorkeur, omdat deze beter ondersteund wordt door be-
schikbare informatie, en specifieker kan verklaren hoe verschillende diersoorten elk op hun
eigen wijze gedomesticeerd zijn geraakt.

4. Waarom is de periode circa 12.000 jaar geleden zo belangrijk in de discussie rondom domes-
ticatie?
Rond 10.000 jaar voor Christus ging de mens in het Midden-Oosten over van een nomadisch
bestaan als jager-verzamelaar naar een meer sedentair bestaan in leefgemeenschappen. De
mens begon de aarde te bewerken en probeerde planten en dieren te beheersen om zo in de
eigen behoeften te kunnen voorzien. De eerste aanzet naar een meer bewuste domesticatie
heeft daar plaatsgevonden.
Deze periode symboliseert dus de scheiding tussen soorten die in eerste instantie langs het
commensale pad en het prooidierenpad gedomesticeerd zijn geraakt in een co-evolutionair
proces, en soorten die gerichter gedomesticeerd zijn door kunstmatige selectie.

5. Welke diersoorten zijn duidelijk al vóór die periode vanaf 10.000 v. Chr. gedomesticeerd
geraakt? Beschrijf van elke soort kort wanneer en waar de domesticatie voor het eerst optrad
en welk pad van Zeder daarbij werd gevolgd.
De hond is onnavolgbaar als het om domesticatie gaat. Hij is over heel Europa en Azië ver-
spreid gedomesticeerd geraakt. Dat gebeurde in elk geval ruim 30.000 jaar geleden, zo niet
veel eerder. De domesticatie van de hond is bij uitstek een voorbeeld van een commensaal
domesticatietraject.
De hond wordt gevolgd door het varken dat ongeveer 12.000 jaar geleden zowel in China als
in het Midden-Oosten gedomesticeerd raakte via een commensaal traject, waarschijnlijk om-
dat het net als de hond kon profiteren van menselijk afval, door een tolerantie voor aanwe-
zigheid van de mens.
Ook de kat kent een commensale route, maar die begon pas ongeveer 10.000 jaar geleden in
het Midden-Oosten. In eerste instantie leefde de kat vooral in harmonie samen met de mens.
Pas 4.000 jaar geleden was echt sprake van intentionele domesticatie.
Naast bovengenoemde commensale diersoorten zijn in het Midden-Oosten van vóór 10.000
jaar geleden waarschijnlijk drie soorten gedomesticeerd geraakt via het prooidierenpad: het
schaap, de geit (ongeveer 12.000 jaar geleden), en (iets later) de koe.
Alle andere diersoorten raakten pas in een later stadium en meer gericht gedomesticeerd om
te dienen als lastdier of gezelschapsdier. Daarbij kan men denken aan ezels, paarden, kame-
len, dromedarissen, lama’s, alpaca’s, diverse exotische runderen, vogels, vissen en allerlei
kleine huisdieren.

Opdracht 1.1.3 De evolutionaire achtergrond van huisdierbezit
Domesticatie zoals hiervoor besproken, resulteerde uiteindelijk in het fenomeen dat mensen
huisdieren zijn gaan houden. Dat roept de vraag op of aan het houden van huisdieren in zichzelf
een geëvolueerde neiging ten grondslag ligt.
Die vraag onderzoekt Herzog (2014).

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jasmits. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $0.00. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


Free  39x  sold
  • (0)