Europese Rechtsgeschiedenis (620107-B-6) aantekeningen dialoogcolleges ERG
13 views 0 purchase
Course
ERG - Europees Rechtsgeschiedenis (620107B6)
Institution
Tilburg University (UVT)
Dit omvangrijke document bevat al mijn aantekeningen gemaakt voorafgaand aan de dialoogcolleges (deze worden weergegeven in zwart) en al mijn aantekeningen gemaakt tijdens en na afloop van de dialoogcolleges (deze worden weergegeven in rood). Bovendien is in het document mijn uitwerking van een pro...
Europese Rechtsgeschiedenis
Opdrachten en aantekeningen bij de dialoogcolleges
Eerste dialoogcollege - het Romeinse recht (inclusief strafrecht)
1. De periode van het koninkrijk en de vroege Republiek (van 753 v. Chr. tot 264 v. Chr.)
Het archaïsche en primitieve recht
o Mos was de belangrijkste rechtsbron van het gewoonterecht. Deze was zo belangrijk, omdat
iedereen dacht dat dit het recht was wat de goden aan hen hadden gegeven. Ook zouden het
de zeden van de voorouders zijn. Dit recht was daarom cruciaal, evenals onveranderlijk. Het
mos kon worden opgesplitst in het fas en het ius. Alle rechtsregels, het meest primitieve recht.
o Fas was één van de twee onderdelen van het mos. Het fas regelde de verhoudingen tussen de
goden en de mensen en werd daarom ook wel goddelijk recht genoemd. Wie tegen de regels
van het fas inging, pleegde nefas; je riep dan de boosheid van de goden over het gehele
Romeinse Rijk af. De reactie hierop kwam van de overheid of de gemeenschap (het was een
publieke aangelegenheid) en had vaak de vorm van de doodstraf. De doodstraf werd gezien als
een zoenoffer aan de goden. Fas kan worden aangeduid als het goddelijk recht (het recht dat
werd gegeven aan de Romeinse onderdanen; hoe behoorden de burgers zich te verhouden tot
de goden en tot de gemeenschap?). Het ging hierbij om misdaden tegenover de gehele maat-
schappij (want het volk stamde ook enigszins af van de goden).
• Bij schendingen van het fas (de benadeling van de gemeenschap of de goden) beging je
nefas. Dit ontwikkelde zich tot crimina publica (publieke misdrijven): fas kon nu namelijk ge-
zien worden als het vroegere publiekrecht.
o Ius (civile) was het andere onderdeel waaruit de tweedeling van het mos bestond en dit recht
regelde de verhoudingen tussen Romeinse burgers onderling. Het regelde vaak delicten van de
ene Romeinse familie jegens de andere Romeinse familie. Wie tegen dit recht inging, beging
iniuria. De reactie kwam door de benadeelde partij (het was een private aangelegenheid). Het
recht van de mensen vóór de mensen (hoe behoorden de burgers zich onderling te verhouden?).
Ius civile betekent letterlijk ‘het recht van de burgers’. In het boek van Lesaffer ligt sterk de na-
druk op het ius bij de optekening van de twaalftafelenwet, maar het fas werd ook vermeld!
• Bij schendingen van het ius (de benadeling van een andere familie) begin je iniuria. Dit ont-
wikkelde zich tot delicta privata (private delicten): ius kon namelijk gezien worden als het
vroegere privaatrecht. Hierbij speelden in chronologische volgorde onder andere wraak, ta-
lio en geldboetes een belangrijke rol.
o De Wet der Twaalf Tafelen (ofwel de twaalftafelenwet) kwam tot stand door de codificatie van
het huidige Romeinse recht, het ius civile (bestaande uit het ius en het fas). Het recht ging daar-
mee over van een ongeschreven op een geschreven vorm. Zo kon het onveranderlijke recht
worden vrijgewaard tegen willekeur. Deze wet werd de kern van het Romeinse recht. Bij het
ongeschreven recht was er veel onzekerheid en zelfs een kans op misbruik. Zowel ius als fas
werden daarom opgetekend in de twaalftafelenwet, een conservatieve codificatie waarbij het
geldende recht werd vastgelegd.
o Het legis actio-proces (of procedure) was de rechterlijke procedure van de vroege Republiek.
Dit was een zeer strenge proces gebaseerd op allerlei rituelen. Dit proces kon gestart worden
als rechten vastgelegd in de Wet der Twaalf Tafelen werden geschonden (deze procedure was
dus gebaseerd op deze wet). De procedure bestond uit twee fasen:
• Bij de fase in iure keek de priester of het geschil viel binnen de Wet der Twaalf Tafelen. Zo
ja, dan verleende hij rechtsingang naar de rechter. Hij stond dan toe om te procederen bij
de rechter. Daarnaast moest de priester nog een rechtsmiddel uitkiezen om de zaak bij de
rechter te brengen (een actio). Oftewel de eerste, de feitelijke fase waarin de priester (de
belangrijkste persoon binnen het archaïsche recht) keek of er een mogelijkheid was om te
1
, gaan procederen. Zo ja, dan verleende hij rechtsingang en maakte hij van het geschil een
juridisch geschil (hij maakte het aanhangig).
• Bij de fase apud iudicem kwam de zaak bij de rechter. De rechter was geen beroepsrechter,
maar een zelf uitgekozen rechter. De rechters hoefden alleen nog maar de feiten aan te ho-
ren en een partij in het gelijk te stellen. Interpretatie van de rechtsregels was hier niet meer
aan de orde. Na deze fase was geen hoger beroep mogelijk; de rechter was immers zelf ge-
kozen. Deze procedure eindigde in het Principaat. In de tweede fase was de rechter aanvan-
kelijk ook een priester, maar deze werd geleidelijk aan vervangen door een burger (meestal
een vooraanstaande Romein). De rechter werd aangewezen door de twee partijen samen
en dit maakte hoger beroep niet mogelijk.
Waarom schoot het archaïsche recht uiteindelijk te kort? Romeinen kwamen steeds meer in aanraking
met vreemdelingen, oftewel niet-Romeinen; het oorspronkelijke recht regelde alleen de zaken tussen
Romeinse burgers, terwijl het ius gentium was bedoeld voor regelingen tussen niet-Romeinen. Wanneer
een conflict ontstond tussen een Romein en een vreemdeling, loste de praetor dit probleem op door
een actio utilis (een nuttige actie) in te stellen: hij keek hierbij naar een regel die van toepassing zou
kunnen zijn en vormde deze om, om zo ook toepasselijk te zijn op de casus voor handen.
o Wat als de praetor geen aanknopingspunt kon vinden in de twaalftafelenwet? Op basis van de feiten
(omdat hij het redelijk vond) kon hij ook rechtsingang verlenen (actio in factum, een feitelijke actie).
Uit zowel actio utilis als actio in factum ontstonden nieuwe rechtsregels.
Onder de magistraten vielen alle overige overheidsfuncties. Romeinen waren over het algemeen geen
wetgevers; ze maakten maar weinig wetten en voerden maar een minimum aantal aan regels in.
2. De periode van de late Republiek (van 264 v. Chr. tot 27 v. Chr.)
Het voorklassieke recht (waarbij de priester langzaamaan werd vervangen door de praetor)
o Bij het praetorisch recht (ius praetorium) werd de praetor de belangrijkste persoon binnen het
recht. Het Romeinse Rijk werd in deze periode steeds groter en er deden zich situaties voor die
niet in de Wet der Twaalf Tafelen stonden. Wanneer er een geschil voordeed waar het ius civile
geen antwoord op had, werd er door de praetoren desondanks rechtsingang verleend; ofwel
door een nuttige actie (de bepaling werd aangepast en breed geïnterpreteerd zodat deze ook
op het voordoende geschil van toepassing was) of een feitelijke actie (de rechtsingang werd
gebaseerd op de feiten en niet zozeer op het feit of er een aanknopingspunt in de wet te vinden
was). De praetor maakte dus nieuw recht omdat hij op basis van de Wet der Twaalf Tafelen
geen actio kon verlenen. De nuttige en feitelijke acties gingen zich steeds vaker voordoen en
werden zo standaardbepalingen. Deze ontwikkelingen vormden het praetorisch recht: het recht
dat de praetor in het leven riep ter aanvulling op de Wet der Twaalf Tafelen. Dit recht was dus
ontwikkeld in de rechtspraak. Dit recht werd bovendien vastgelegd in een edict. De praetor was
geen rechter (en bovendien geen wetgever), maar een rechtsbedeler!
• Een edict was een beleidsnotitie waarin een overheidsambtenaar stelde dat hij acties ging
opstellen in bepaalde gevallen waarin de twaalftafelenwet tekortschoot.
• Er zijn twee rechtssystemen (of groepen rechtsregels) die naast elkaar bestonden, namelijk
het ius civile (in de twaalftafelenwet) en het ius praetorium (in het edict)
o De poenale actie (als onderdeel van het praetorisch recht) kwam tot stand toen de praetoren
in hun recht bepaalden dat bij het straffen van delicta privata de gehele notie van wraakneming
moest verdwijnen; ook de gefixeerde geldboetes verdwenen. Alles werd dan door de praetoren
omgegoten in de vorm van flexibele geldboetes. Om een geldboete te vorderen moest het
slachtoffer een poenale actie (een actio poenalis) starten; dit was een strafrechtelijke actie
gericht op een geldboete die het slachtoffer in een private procedure instelde jegens de dader.
Je mocht de actie jegens elke dader instellen, ongeacht status; de actie was voornamelijk gericht
op genoegdoening van het slachtoffer en werd gezien als wraak voor het gepleegde delict.
2
, o De reipersecutoire actie (als onderdeel van het praetorisch recht) ontstond naast de poenale
actie en kon samen met deze worden ingesteld. De actie bestond uit de revindicatie van het
gestolen goed en indien dit niet meer mogelijk was een schadevergoeding. Deze actie kon je
maar eenmalig instellen en was niet, zoals de poenale actie, gericht op genoegdoening of wraak.
o Het formula-proces betrof een nieuwe procesvorm die in de late Republiek opkwam naast het
legis-actio proces. Dit proces zag op de nieuwe gevallen die door de praetoren waren gecreëerd
(het praetorisch recht, vastgelegd in het edict). Indien je een geschil had dat in de Wet der
Twaalf Tafelen was vastgelegd, werd het legis-actio proces toegepast. Had je een geschil dat in
het edict van de praetor stond, dan werd het formula-proces toegepast. Dit proces verliep in
dezelfde fasen als het legis-actio proces; de enige verschillen waren dat de priester werd
vervangen door de praetor en dat de procedure een stuk soepeler en rekbaarder was dan de
legis actio-procedure door onder andere de algemeen geformuleerde formules. Er waren twee
rechtsgangen: één onder de twaalftafelenwet (het legis actio-proces, oftewel een actio op
grond van de wet) en één onder het edict van de praetor (het formula-proces). In beide gevallen
was er geen hoger beroep mogelijk, omdat beide partijen in beide processen instemden met
de rechter (of de praetor); bij voorbaat verklaarden de partijen zich akkoord met de uiteindelijke
uitspraak.
Actio utilis en actio in factum vormden het brugje tussen het legis actio-proces naar het formula-proces.
In de vroege periode van het keizerrijk stelde Augustus dat het formula-proces in veel meer gevallen
van toepassing kon zijn; alle geschonden rechtsregels konden nu aanhangig worden gemaakt. Het legis
actio-proces stierf hiermee een stille dood.
Er kwamen nog twee andere rechtbanken op:
o De tresviri capitales was een meer publieke rechtbank die recht sprak in het geval dat de dader niet
in staat bleek om de eigenlijke geldboete te betalen; in dit geval kwam een private aangelegenheid
in de publieke sfeer terecht.
o De quaestiones perpetuae was een juryrechtbank die recht sprak in nieuwe gevallen.
Deze rechtbanken werden uiteindelijk verdrongen door het cognitie-proces (net zoals het legis actio-
proces en de formula-procedure).
3. De periode van het Principaat (van 27 v. Chr. tot 284 n. Chr.)
Het klassieke recht (de keizer werd de belangrijkste persoon)
o Juridische adviezen (oftewel responsa) waren een belangrijk onderdeel van de vroege rechts-
wetenschap. De rechtswetenschap was tijdens het Principaat de belangrijkste rechtsbron en
was voornamelijk casuïstisch en praktijkgericht van aard. Juristen gaven aan mensen die een ge-
schil hadden adviezen, maar soms gaven ze deze ook aan de praetor of de rechter. Een belang-
rijke jurist was Gaius, een staatsman die als een van de eersten trachtte een indeling te maken
van het burgerlijke recht. Rechtswetenschap in deze periode stond in dienst van de rechtszoe-
kenden en was praktisch van aard; rechtswetenschappers hielpen anderen door middel van hun
geleerdheid. Deze wetenschappers gaven adviezen (respondere, een rechtsvraag beantwoor-
den) aan rechtzoekenden die gespitst waren aan de voorgelegde casus. Er waren nog twee an-
dere rechtswetenschappelijke functies.
• Agere, handelen: eenieder die naar de praetor ging om een geschil op te lossen kon zich la-
ten vergezellen door een jurist (die zich dan in zekere zin opstelde als advocaat).
• Cavere, regelen had betrekking op de tweede fase. Met deze handeling stelden juristen (ju-
ridisch relevante) bewijsstukken op.
Deze termen waren vastgesteld door de staatsman en advocaat Cicero.
o Eén van de meest vooraanstaande Romeinse staatsmannen tijdens de overgang van de Romein-
se Republiek naar het keizerrijk was Cicero (van 106 v. Chr. tot 43 v.Chr.): hij was niet alleen een
redenaar en politicus, maar zeker ook een getalenteerde advocaat en filosoof. Hij was zelf erg
3
, betrokken bij de belangrijkste politieke gebeurtenissen uit zijn tijd. Cicero was geen rechtsge-
leerde, geen jurist! Hij had wel een grote kennis van het recht; hij was in essentie een advocaat
(een overtuigende redenaar) die erbij geroepen kon worden tijdens een proces.
o De opinies van de rechtswetenschappers werden zeer populair, maar het probleem was dat een
opinie van een jurist in kon gaan tegen de opinie van de keizer. De oplossing hiervoor was het
ius respondendi (het recht om te antwoorden (op gezag van de keizer), het recht om voor de
keizer te antwoorden. Adviezen geven aan de keizer werd toegekend aan de volgens hem beste
juristen. De keizer mengde zich hiermee voor het eerst in het recht (hij koos de juristen). Een
eerste bemoeienis van de keizer op het rechtsgebied. De keizer wees bepaalde juristen aan die
in zijn naam recht mochten spreken. Andere juristen mochten ook nog steeds advies geven,
maar deze raakten al snel ondergeschikt. Het ius respondendi werd vooral gebruikt in de dage-
lijkse rechtspraktijk.
o Het cognitie-proces (oftewel cognitio extraordinaria) kwam op naast de gewone procedures,
maar de laatstgenoemden werden uiteindelijk teruggedrongen. De keizer riep deze rechtsvorm
in het leven en liet keizerlijke ambtenaren zetelen als rechters. Hierbij werden de twee fasen
samengevoegd tot één en de keizerlijke ambtenaar koos de toepasselijke formule, hoorde de
zaak en deed een uitspraak; zo kreeg de rechter een veel actievere rol in het proces dan de
praetoren voor hem hadden gehad. Ook was nu hoger beroep mogelijk, omdat de rechter niet
langer zelf gekozen werd. Kortom: het in het leven roepen van dit proces trok het recht nog
meer naar te keizer toe (zijn ambtenaren zetelden immers als rechter). Deze procesvorm kwam
op naast de andere procedures. De rechter werd benoemd door de keizer en hij sprak ook recht
in naam van laatst genoemde; de rechter werd dus niet gekozen door de twee betrokken partij-
en. Deze keizerlijke rechters mochten iedere zaak berechten die ook maar enigszins binnen hun
jurisdictie viel.
o Door middel van een (eeuwig) edict wist de keizer zich wederom te mengen in het recht. Hij be-
paalde hierin namelijk dat praetoren geen praetorisch recht meer mochten maken. Ook ‘be-
vroor’ hij als het ware het edict (het edict werd onveranderlijk) en deed hij een poging om zelf
meer grip te krijgen op het recht door zijn concurrenten, de praetoren, buiten spel te zetten.
Nog een poging van de keizer (waarschijnlijk Hadrianus) om het recht naar zich toe te trekken.
Keizerlijke rechters mochten nog wel terugvallen op het praetorisch recht, maar de rol van de
praetor was uitgespeeld.
De keizer werd steeds meer de spil van de samenleving en van het recht. Daarnaast zou het cognitie-
proces (zoals ontworpen door de keizerlijke ambtenaren) de andere procesvormen verdringen en het
belangrijkste proces worden ten tijde van het Dominaat; er werd nu alleen nog recht gesproken vanuit
de keizer zelf. De vijf manieren waarop de keizer de rechterlijke macht in handen kreeg, waren:
1. het cognitie-proces (ofwel keizerlijke rechtspraak);
2. de keizerlijke wetgeving;
3. het eeuwige edict;
4. de ius respondendi; en
5. de citeerwet.
Tijdens het Dominaat werd het Romeinse Rijk opgesplitst in een westelijk en een oostelijk deel. Hoewel
het West-Romeinse Rijk al vrij snel ophield te bestaan, floreerde het Oost-Romeinse Rijk nog lange tijd;
echter, het Romeinse karakter ging geleidelijk verloren.
4. De periode van het Dominaat (van 284 n. Chr. tot 476 n. Chr.)
Het naklassieke recht (de keizer werd zeer belangrijk en alleen de cognitie-procedure werd gebruikt)
o Keizerlijke wetten (oftewel constitutiones of constituties) vormden de belangrijkste rechtsbron
binnen het Dominaat en werden ook wel aangeduid als constituties. Al het nieuwe recht werd
namelijk gecreëerd en uitgevaardigd door de keizer. De belangrijkste bron binnen het Dominaat.
Deze wetten werden gemaakt door de keizer of hij liet deze maken door juristen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noortjetimmermans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.60. You're not tied to anything after your purchase.