100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Complete Samenvatting Blok 1.4 Persoonlijkheid, intelligentie en identiteit $6.52   Add to cart

Summary

Complete Samenvatting Blok 1.4 Persoonlijkheid, intelligentie en identiteit

1 review
 231 views  5 purchases
  • Course
  • Institution

Complete Samenvatting Blok 1.4 Persoonlijkheid, intelligentie en identiteit van de problemen 1 t/m 8; veel succes maar weer! ;)

Preview 5 out of 43  pages

  • January 3, 2016
  • 43
  • 2014/2015
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: valerieprikker • 3 year ago

avatar-seller
Probleem 1
Leerdoel 1: Wie is Sigmund Freud en wat waren zijn theorieën?
De geschiedenis en het leven van Sigmund Freud
Sigmund Freud begon als onderzoeker in de neurologie en behaalde zijn medische diploma op de
universiteit in Vienna. Daarna begon hij patiënten met ‘nervous disorders’ te behandelen en ontstond
het idee bij hem dat mensen bewuste en onbewuste gedachten hadden. ‘The unconscious mind’ is het
deel van het geheugen waarover het bewuste geheugen geen besef van heeft. Freud wilde de
empirische implicaties van het onbewuste onderzoeken om mensenlevens en hun problemen met
leven te kunnen begrijpen. Hij begon te denken dat het onbewuste een opzichzelfstaande kracht was
en zijn eigen motivaties en logica kent. De rest van zijn carrière bestond uit het uitvinden van de
natuur en logica van de onbewuste gedachten. Zijn eerste boek ‘The Interpretation of Dreams’
beschreef hoe de onbewuste gedachten worden vertegenwoordigd in dromen en hoe die dromen
verschillende geheimen, verlangens en motieven bevatten. De droomanalyse werd een hoeksteen van
zijn behandeling. Er waren vele volgelingen, waaronder Alfred Adler die vaak met Freud afspraken om
theorieën te bespreken. Hij is één keer naar de Verenigde Staten gegaan om lezingen te geven over
zijn psychoanalyse, waardoor dit erkenning kreeg over de hele wereld. Maar tuurlijk waren er ook
kritieken op zijn theorieën, maar hij ging onverstoord door. Omdat hij Joods was n 1938, vluchtte hij
naar Londen waar hij overleed aan kanker bij zijn vrouw en zes kinderen. Nu wordt hij ook wel de
originele archeoloog van het menselijk geheugen genoemd.

Fundamentele veronderstellingen van de psychoanalytische theorie
Freud zijn model van de natuur van de mens baseert zich op ‘psychic energy’ om alle menselijk
activiteiten te motiveren. Freud stelde een bron van energie voor dat in elk persoon zit en gebruikte de
term ‘psychic energy’ om te refereren naar de oorsprong van motivatie. Hij geloofde dat ‘psychic
energy’ opereert volgens de wet van conservatieve energie: de hoeveelheid ‘psychic energy’ dat een
individu bezit blijft constant door hun hele leven. Persoonlijkheid veranderingen werd gezien als een
omleiding naar een zijn ‘psychic energy’.

Basis Instincten: Seks en Agressie
Freud geloofde dat er sterke innerlijke krachten waren die alle energie in het psychic systeem
veroorzaakte. Hij noemde deze krachten ‘instincts’. Zijn originele theory of instinct is beïnvloedt
door Darwin’s theory of evolution, want deze theorie bestond uit een scheiding van natural selection:
selection by survivial en selection by reprodruction. Bij Freud zijn theorie maakte hij onderscheid
tussen twee fundamentele categorieën van instincten: self-preservation instincts en sexual instincts.
Later voegde Freud deze twee categorieën samen tot één categorie: de life instinct (wens om te
leven). Toen ontstond het idee van een death instinct (wens om te sterven), die zich vaak uit door
agressie naar elkaar. Deze twee instincten waren gewoonweg vernoemd naar libido (eros) voor de
life instinct en thanatos voor de death instinct. Vroeg in zijn carrière schreef hij vooral over het libido
instinct, maar later meer over het thanatos instinct. Hij geloofde in eerste instantie dat deze twee
tegenpolen waren, maar achteraf bestonden en verschillende mogelijk combinatie  b.v. eten om te
overleven, maar bijten en kauwen is iets agressiefs wat doelt op thanatos.
Omdat zijn theorieën conceptueel en niet observeerbaar waren, zijn zijn ideeën onmogelijk de
falsificeren of te bevestigen. Het is onmogelijk om ze empirisch te testen en dat is één van de
hoofdkritieken op Freud zijn werk. Daarnaast was er kritiek op hem omdat hij een steekproef heeft
geomen van alleen rijke victoriaanse vrouwen en hij bestudeerde zichzelf en collega’s.

Personality and psychoanalysis
Psychoanalysis (psychoanalyse) is naast het zijn van een theorie over persoonlijkheid ook een
methode voor psychotherapie, een techniek om individuen te helpen die mentale zieketsen of zelf
problemen hebben met het leven. Het kan worden gezien als het restructuren van de persoonlijkheid.
De connectie tussen de psychoanalytic theory of personality en de psychoanalytic therapy is erg sterk.
 Free association (vrije associatie): Dit is een manier om de patiënten te vragen of ze iets
willen tekenen, en vaak komen dan ook de projecties van hun problemen op papier te staan.



1

,  De Rorschach test in de meest beroemde test. Er wordt hier gevraagd aan patiënten wat zij
zien in een nietszeggend plaatje. De antwoorden die de patiënten geven, geven meestal een
richting aan hoe wat de onderliggende problemen zijn van hen, want ze koppelen de plaatsjes
met hun psychische ervaringen.

Het proces van de Psychoanalyse
Bij de psychoanalyse is het dus de bedoeling dat de psychoanalist het onbewust van de patiënt naar
boven haalt en zijn verdrongen problemen kan achterhalen en kan verhelpen  interpretations
(interpretatie van de problemen)  insight (de patiënt wordt geconfronteerd met een uitleg die hijzelf
weg had gestopt en begint zelf de onbewuste bron van de problemen te begrijpen  resistance (de
patiënt probeert het trauma of probleem te weerstaan een voelt zich bedreigd).  transference (de
patiënt begint te reageren op de analist alsof hij/zij een belangrijk figuur waren in het leven van de
patiënt).

Leerdoel 2: Wanneer is iets bewust of onbewust?
Onbewuste motivatie: soms weten we niet waarom we doen wat we doen
Volgens Freud bestaat het menselijk geheugen uit drie delen; het Topografical Model:
1) The conscious mind (het bewuste geheugen) is het deel dat alle gedachten, gevoelens en
percepties die je je bewust bent bevat. Deze gedachten representeren maar een kleine fractie
van de informatie die voor jou beschikbaar is.
2) The preconscious mind (voorafgaande/onderbewuste geheugen): elk stukje informatie waar
je niet aan denkt recent maar die je wel gemakkelijk kunt ophalen en je weer bewust van kan
worden (b.v. dromen, kleding gisteren, eerste herinnering van je moeder, etc.).
3) The unconscious mind (onbewuste geheugen): grootste gedeelte van het menselijk
geheugen (ijsberg  onderwater meer berg dan boven water)
 De maatschappij staat mensen niet toe om vrij te voelen met hun seksuele en agressieve
instincten. Individuen moeten hun behoeften kunnen controleren. Een manier om die
behoeften te controleren is, volgens Freud, om ze ten eerste te weerhouden van het betreden
van de conscious awereness  b.v. kind dat heel erg boos is geworden op een ouder  wilde
hem/haar dood  zulke gedachten zijn er ontstressend, zelfs zo erg dat het ze kunnen
worden weerhouden van het bewuste gedeelte en in plaats daarvoor worden weggestopt in
het onbewuste gedeelte.

Pychic Determinism: niets gebeurd bij toeval
Freud zei dat niets per toeval of per ongeluk gebeurd. Er is namelijk een reden achter elke gedraging,
gedachte of gevoel. Alles is een expressie van het het geheugen (dus de 3 delen). In zijn boek ‘The
Psychopathalogy of Everyday’ introduceerde hij het idee dat kleine alledaagse ‘ongelukjes’ vaak
expressies zijn van the motivated unconscious (verkeerde naam, afspraak missen, te laat etc.) 
Slip of the tongue ;)
Hij leerde ook dat de meeste symptomen van mentale ziektes worden veroorzaakt door unconscious
motivations  hij schreef over Anna O, behandelde haar niet, maar Joseph Breuer wel. Zij verzorgde
haar zieke vader die is overleden en nu is zij zelf ziek met verschillende symptomen. Joseph
behandelt haar door over haar verleden en haar herinneringen te praten, over haar ziekte (want die
moeten ergens zijn veroorzaakt in haar verleden). Dit verlichte haar ziekte waardoor het uiteindelijk
verdween.
Bewijzen voor het bestaan van het onbewuste:
 Blindsight: Iemand die blind is is een bewijs voor het onbewuste: als men aan de blinde
vraagt welke kleur de bal heeft, zegt deze dat het geen idee heeft van het kan de bal niet zien.
Maar als aan hen wordt gevraagd of ze de bal willen aanwijzen dan wijzen ze toch precies die
bal aan terwijl ze geen zicht hebben!
 Deliberation-without-awareness/let-me-sleep-on-it: Dit wil zeggen dat als men wordt
gevraagd om een beslissing te nemen, maar hij/zij weet het nog niet en wil er later op terug
komen, dan denkt het onbewuste daar verder over terwijl je je er niet bewust van bent, zodat
je later toch antwoord kan geven om een beslissing te nemen.




2

,Leerdoel 3: Wat is fixatie?
Fixation: wanneer een kind faalt in het volledig voorbrengen van een specifieke laag van ontwikkeling.

Leerdoel 4: Hoe ontwikkelen kinderen zich volgens Freud?
Wanneer het tot interne druk komt zijn er volgens Freud zijn theorie drie “schools of plumbing. Dit zijn
de drie “psychic plumbers”, oftewel lagen, van Freud zijn theorie:
1) Id: Reservoir of Psychic Energy
Id is het meeste primitieve gedeelte van het menselijk geheugen. Freud zag id als iets waar
we mee zijn geboren en als bron van alle drijfveren en behoeften. Id is dus de plumber die alle
druk wil laten verdwijnen bij de minste spanning, stress of druk. Het Id is als een verwend
kind: zelfingenomen, impulsief en houdt van vermaak en amusement.
 Volgens Freud opereert het id volgens de pleasure principle (lust principe), welke het
verlangen is naar onmiddellijke genoegdoening/bevrediging. Tijdens de kinderjaren domineert
het id, maar bij volwassenen komt het ook voor (toch een extra koekje eten of wijntje drinken
terwijl je dat niet wilde). Valt samen met 
 Het id opereert ook met primary process thinking, wat het denken is zonder logische regels
of bewuste gedachten met een anker van realiteit. Voorbeelden zijn dromen en fantasieën.
Hiermee kan alsnog in de behoeften van het individu worden voorzien wanneer een object of
persoon niet bereikbaar is. Dit heet wish- fulfillment. Dit werkt alleen maar tijdelijk want de
behoefte is niet tevredenstellend in de realiteit.
2) Ego: Executive of Personality
Het Ego is de plumber dat werkt om de druk die is geproduceerd door de id instincten om te
zetten in acceptabele en tenminste minder problematische “outlets”. Het ego is het deel van
het geheugen dat het id beperkt tot realiteit. Volgens Freud ontwikkelt het zich in de eerste
twee of drie jaar van het leven.
 Het ego opereert volgens het reality principle. Het ego begrijpt dat de behoeften van het id
vaak in conflict zijn met sociale en psychische realiteit (een kind kan niet zomaar een
chocoladereep pakken van de plan bij de supermarkt of zijn zusje slaan wanneer hij boos
wordt etc.). Het ego begrijpt dat zulke actie kunnen leiden tot problemen en dat directe
uitingen van id impulsen moeten worden ontweken.
 Het ego betrekt het secondary process thinking, welke de ontwikkeling is van strategieën
om problemen op te lossen en tevredenheid te verkrijgen. Vaak betrekt dit proces tot
beperking van fysische realiteit over wanneer en hoe een verlangen of behoefte moet worden
geuit (b.v. een zusje plagen is meer acceptabel dan haar slaan).
3) Superego: Upholder of Social Values and Ideals
Ongeveer op de leeftijd van 5 jaar gaat het kind het derde deel van het geheugen ontwikkelen,
welke Freud het superego noemt. Het superego is het deel van het geheugen dat de waarden,
moralen en idealen van de samenleving internaliseert. Het superego is dus de plumber die
alle “kleppen” dicht wil houden en zelfs meer “kleppen” wil toevoegen om de druk onder
controle te houden. Dit is het gedeelte van onze persoonlijkheid dat ons schuldig,
beschamend of verveeld voelt wanneer we iets verkeerd doen en het maakt ons tros wanneer
we iets goed doen. Het onderscheidt dus wat goed en wat fout is (het superego zal het ego
proberen te overtuigen om niet een donut te eten, want je gaan over twee uur eten, het dan
houdt het ge gezon, fit en slim etc.) Het superego is niet gebonden aan realiteit. Het is juist vrij
om eigen standaard te maken, zelfs als ze perfectionistisch of onrealistisch zijn. Hierbij hoort
introjectie  ???
 Wanneer er een balans is tussen de drie lagen is er sprak van psychische gezondheid.

Freud zijn theorie van de ontwikkeling is de psychosexual stage theory (psychoseksuele fase
theorie). Kinderen zoeken genoegdoening/bevrediging bij elke laag door het investeren van energie is
specifieke lichaamsdelen. Elke laag in het ontwikkelingsproces is benoemd naar het lichaamsdeel
waarin seksuele energie wordt geïnvesteerd.
Fixation: wanneer een kind faalt in het volledig voorbrengen van een specifieke laag van ontwikkeling.
B.v.: roken, snoepen, nagelbijten, duimen, etc.
1) De eerste laag is de oral stage (orale fase): verschijnt als het kind 18 maanden oud is. De
hoofdbronnen van vermaak en spanning reductie zijn de mond, lippen en tong. Daar zijn


3

, baby’s heel druk mee bezig. Het id wil meteen bevrediging door middel van voeding of een
speen. Een fixatie is nagelbijten.
2) De tweede laag is de anal stage (anale fase): verschijnt tussen de 18 maanden en 3 jaar. De
anale sluitspier is de bron van seksuele bevrediging (eerst het afstoten en daarna het
ophouden van ontlasting). Dit is dus de fase van de zindelijkheid en het ontstaan van het ego.
Een fixatie is dwangmatig schoonmaken.
3) De derde laag is de phallic stage (fallische fase): verschijnt tussen de 3 en 5 jaar  hier
ontstaat het superego. Het kind ontdekt dat hij een piemel heeft, of dat zij geen piemel heeft.
Ze ontdekken hun eigen genitalien met het realisatie dat het genot kan opleveren door ze aan
te raken. Hierdoor wordt het seksueel verlangen opgewekt  Oedipal conflict (Oedipuss
motief): een jongen heeft de voorkeur voor de moeder, wordt verliefd op haar (bij een meisje
komt dit ook voor, maar dit heet geen Oedipuss motief). De vader wordt gezien als
concurrentie, en jongen worden dan een beetje bang voor de grotere en betere man 
castration anxiety. Dan besluit de jongen dat het beste is om te worden zoals zijn vader is 
identification. Een fixatie is machogedrag.
Voor meisjes is het iets anders. Er is een conflict omtrent de penis, het gebrek daaraan. Ze
geeft haar moeder daarvan de schuld en verlangt naar haar vader en benijd hem vanwege
zijn penis  penis envy. Daarna identificeert ook zij zich met haar moeder om zo dichter bij
haar vader te komen. Carl Jung (leerling Freud) noemde deze fase het Electra complex voor
meisjes  stamt af van een Griekse mythe waarbij Electra haar broer overtuigde om hun
moeder te vermoorden, wanneer de moeder de vader had vermoord. Freud wees dit juist af.
Hij geloofde dat vrouwen moreel inferieur zijn aan mannen en daar is kritiek op. Een fixatie is
flirten met oudere mannen.
4) De volgende fase is de latency stage (latente fase): tussen de 6 jaar en de puberteit. Hierin
leert het kind de vaardigheden die nodig zijn om zich te gedragen als volwassene. Freud vond
dat dit een periode is van psychologische rust vanwege het gebrek aan specifieke seksuele
conflicten.
5) De laatste fase is de genital fase (genitale fase): begint rond de puberteit en duurt tot de
volwassenheid. Hier ligt de focus op de genitaliën. Het Oedipuss of Electra Complex zijn
voltooid en alle andere conflicten ook, anders kan deze fase niet worden bereikt. Hier komen
de fixaties tot uiting!
Freud zijn psychoseksuele fase theorie is een theorie over de ontwikkeling van de persoonlijkheid,
normaal en abnormaal. In een notendop zegt de theorie dat we allemaal zijn geboren met een drive
voor seksuele behoeften (het id) maar dat de beschaving de manieren limiteert waarin we die drive
tevreden kunne stellen. Het stelt dat we allemaal door fase en conflicten gaan tussen verlangens en
de gevraagde houdingen van ouders en de samenleving. Delen van onze persoonlijkheid zijn gevormd
in elke fase door de specifieke manieren waarop conflicten zijn opgelost  kan gevolgen hebben voor
de rest van je leven.

Leerdoel 5: Wat is catharsis?
Catharsis refereert naar het loslaten en bevrijden van emoties door te praten (of te slaan) over
zijn/haar zijn problemen. Het is een opeenstapeling van frustraties.

Leerdoel 6: Wat is de invloed van angst op gedrag en hoe kun je daarmee omgaan?
Defence mechanisms: de krachten om jezelf te beschermen tegen alle soorten angst.
1) Repression: refereert naar het proces van het voorkomen van onacceptabele gedachten,
gevoelens of behoeften bij het bereiken van bewustheid. Mensen herinneren zich vaker de
leuke herinneringen dan de minder leuke herinneringen, want die worden vaak onderdrukt.

Other defence mechanisms:
2) Denial: in tegenstelling tot repression, zegt een persoon hier dat de dingen niet zijn zoals ze
lijken. Er wordt geweigerd om de feiten te zien.
3) Displacement: een bedreiging of een onacceptabele impuls is geleid of doorverwezen van
zijn originele bron naar een niet-bedreigend doel. (b.v een vrouw die zich afreageert op haar
man terwijl haar ze frustraties op haar werk heeft). Komt ook voor met seksuele behoeften.
4) Rationalization: komt veel voor bij universiteit studenten. Het betrekt het verwekken van
acceptabele redenen voor uitkomsten die mogelijk andersom kunnen verschijnen in de

4

, samenleving als onacceptabel. Het doel is om angt te verminderen door het geven van uitleg
voor een gebeurtenis dat makkelijker is accepteren dan de échte reden (b.v. een student met
een slecht cijfer zegt dat de leraar niet goed heeft uitgelegd hoe de paper moest worden
gemaakt).
5) Projection: het feit dat we soms verlangen en behoeften bij anderen zien die we bij onszelf
erg verontrustend zijn. Dan projecteren we letterlijk onze eigen onacceptabele kwaliteiten op
anderen. Dan kan men ze haten i.p.v. zichzelf te haten omdat ze deze onacceptabele
verlangens of kwaliteiten hebben. Hierbij ben je bijvoorbeeld heel onzeker over jezelf maar
doe je net alsof je dat niet bent en zeg je dat een ander dat juist is en dat dat heel erg
vervelend is.
6) Sublimation: volgens Freud is dit de meest adaptieve defence mechanism. Sublimation is het
leiden van onacceptabele seksuele of agressieve instincten in sociale verlangende
activiteiten.  isolatie, reaction formation/
7) Intelectualisatie:
8) MEER SOORTEN:

Je weet dat een bepaald soort gedrag een probleem wordt als het de vaardigheid om productief te zijn
onderdrukt of als het de vaardigheid van het onderhouden van relaties begint te limiteren. Als één van
de twee negatief wordt, dan moet je je afvragen of er een psychologisch probleem is.

Leerdoel 7: Welke soorten angst onderscheid Freud?
Een angst is een conflict tussen het id, het ego en het superego.
Typen angst:
1) Objective anxiety (objectieve angst): Dit soort angst verschijnt als antwoord op een echt,
externe bedreiging op een persoon (b.v. worden geconfronteerd met een grote, agressieve
man met een mes). De controle van het ego is in deze situatie bedreigd door iets externs i.p.v.
iets interns. Valt in het bewuste.
2) Neurotic anxiety (neurotische angst): verschijnt wanneer er een direct conflict is tussen het id
en het ego. Het gevaar is dat het ego controle kan verliezen over een onacceptabel verlangen
van het id. (b.v. een man die bang is om impulsief een onacceptabele gedachte of verlangen
publiekelijk uit te spreken). Valt in het onbewuste.
3) Moral anxiety: wordt veroorzaakt door een conflict tussen het ego en het superego (b.v. een
persoon die lijdt aan chronische schaamte of gevoelens van schuld omdat hij niet leeft naar
fatsoenlijke standaarden, zelfs wanneer deze standaarden niet haalbaar zijn, mensen die
zichzelf straffen, waardeloos voelen etc.). Valt in het onbewuste en het bewuste.
 Deze drie delen spreken elkaar dus constant tegen! Deze conflicten worden vaak gevoerd in
dromen, of via hypnose etc.




Probleem 2
Leerdoel 1: Wie is Erikson en wat is zijn theorie over persoonlijkheid?



5

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Celine95. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.52. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78252 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.52  5x  sold
  • (1)
  Add to cart