Maatschappijwetenschappen samenvatting B-tentamen:
Hoofdstuk 13 Binding en Natievorming
13.1 Context: De Nederlandse identiteit
Bestaat er een Nederlandse identiteit. Dat is de vraag? Identiteit is het beeld dat
iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als
kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn
perceptie over de groep(en) waar hij wel of juist ook niet deel van uitmaakt. Er zijn
drie verschillende soorten identiteit; persoonlijk, sociaal en collectief.
Persoonlijke identiteit= Iemands zelfbeeld.
Sociale identiteit= Bewustzijn van een persoon tot een bepaalde groep te behoren.
Collectieve identiteit= het beeld dat hoort bij een groep.
In het proces van socialisatie leren mensen zich op een bepaalde manier gedragen.
Zo ook hoe Nederlanders zich gedragen. Zo ontstaan er waarden en normen die
voor Nederlanders belangrijk zijn. Socialisatie is het proces van overdracht en
verwerving van de cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe
behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang
met anderen.
De collectieve identiteit heeft te maken met binding. Mensen in een groep voelen
zich met elkaar verbonden, zij hebben namelijk gezamenlijke normen en waarden
ontwikkeld, doormiddel van groepsvorming. Zo heeft de Nederlandse identiteit vooral
te maken met affectieve en politieke bindingen. Je hebt in totaal 4 soorten
bindingen:
• Politieke bindingen
• Affectieve bindingen
• Cognitieve bindingen
• Economische bindingen
Verschillende paradigma’s kijken verschillend naar bindingen:
• Het functionalisme paradigma: Bindingen zijn van belang. Als bepaalde
functies of deelsystemen in een samenleving niet bijdragen tot bindingen, kan
de stabiliteit van de samenleving in gevaar lopen. Ook kan binding er voor
zorgen dat mensen hun functies uitvoeren.
• Het conflict-paradigma: Niet sociale-cohesie, maar conflicten zijn van
belang. Groepen kennen wel bindingen, maar een samenleving niet. Die wordt
gedomineerd door een groep met macht, die hoopt dat de groep zonder
macht zich aanpast of onderwerpt.
• Sociaalconstructivisme-paradigma: Het handelen van personen ten
opzichte van elkaar staat centraal. De nadruk ligt op de
persoonlijkheid/identiteit van de actor en op diens identificaties. Hoe kijken
mensen naar zichzelf en anderen?
1
, • Het rationele-actor-paradigma: Mensen gaan ruilrelaties (bindingen) aan,
alleen wanneer ze er voordeel van hebben. Er is alleen groepsvorming als er
sprake is van nutsmaximaliteit.
Mensen vormen groepen, er zijn verschillende groepen te onderscheiden:
• Formele groepen: vastgelegd in regels, met vast omschreven doelen en
hiërarchie.
• Informele groepen: Normen, rollenstructuur, geen vastgelegde regels.
• Primaire groepen: Een groep met persoonlijke en emotionele banden, is van
belang bij socialisatie op micro en mesoniveau.
• Secundaire groepen: doelgericht en onpersoonlijk, van belang voor de
socialisatie op macroniveau en sociale controle.
Bij groepsvorming worden vijf fasen onderscheiden:
• Oriëntatiefase: onzekerheid over de manier van het met elkaar omgaan.
• Conflictfase: Verschillen in opvattingen, waardoor conflict. De manier van hoe
mensen met tegenstellingen om moet gaan is nog onduidelijk.
• Integratiefase: Evenwicht komt tot stand (tussen opvattingen en
samenwerking, gedeelde normen komen tot stand).
• Uitvoeringsfase: Samenwerking verloopt onverstoord en problemen liggen
niet op het vlak van onderlinge samenwerking.
• Ordefase: Er vind institutionalisering plaats van de groepssamenwerking.
Bij groepsvorming vindt er insluiting (ingroup: groep die een persoon sociale binding
en identiteit geeft) en uitsluiting (outgroep: groep waar een persoon afwijzend
tegenover staat of competitieve gevoelens mee heeft).
Doormiddel van sociale controle, probeert men zo min mogelijk het uittreden van
leden en afwijkend gedrag te voorkomen, soms gebeurt het alleen wel. Dit is als ze
er niet meer bij willen horen, mogen horen of kunnen horen.
Sociale cohesie hoort ook bij de nationale identiteit, groepsvorming en bindingen.
Sociale cohesie kan worden versterkt door wederzijdse afhankelijkheid (of
eigenbelang), dwang en gedeelde waarden en normen. Er zijn verschillende
indicatoren van sociale cohesie, op mesoniveau (bijvoorbeeld het aantal groepen
waar mensen zich mee verbonden voelen) en op macroniveau (het aantal
gewelddadige conflicten in een samenleving).
De samenleving wordt bijeengehouden door socialisatie en acculturatie, maar ook
door sociale controle, via positieve en negatieve sancties.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mathildevanpoppel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.36. You're not tied to anything after your purchase.