Samenvatting basiskennis aardrijkskunde.
Toelatingstoets Pabo.
''Een volledige samenvatting beknopt tot de belangrijkste theorie. Ik heb er beeldmateriaal bij toegevoegd. Het visualiseren helpt voor mij bij het leren. Succes met het leren!''
Hoofdstuk 2 – de aarde
Zonnestelsel bestaat uit 9 planeten. De aarde is 1/3 land en 2/3 water. Het land bestaat uit 7
continenten. Op continenten ligt water in de vorm van sneeuw, ijs, rivieren en grondwater.
Hoge breedte = gebied ver weg van de evenaar
Lage breedte = gebied dicht bij de evenaar
Om precies te kunnen zeggen waar iets bevindt, gebruiken we de grafische coördinaten. De aarde is
verdeeld in een denkbeeld net van lijnen. De evenaar verdeelt de wereld in twee helften, noordelijk-
en zuidelijk halfrond. Deze lijnen noem je breedtecirkels of paralellen. Lijnen van de pool tot pool
noem je de meridianen.
Etmaal is 24 uur. De aardrotatie veroorzaakt dag en nacht. Zon komt in het oosten op en gaat onder
in het westen. De aarde is in 24 tijdzones verdeeld. Een tijdzone komt overeen met 15 lengtegraden.
Seizoenen ontstaan doordat de aardas schuin staat. In de zomer staat het noordelijke halfrond naar
de zon toegekeerd en in de winter naar de afgekeerd.
Maan draait in 27 dagen om de aarde. Het oceaan- en zeewater staat onder invloed van de
aantrekkingskracht van de maan, de zon en een kracht die ontstaat door de draaiing van de aarde.
Hierdoor ontstaat vloed (hoge waterstand) en eb (lage waterstand). Dit gebeurd 2x in 24 uur.
Endogene krachten = krachten die van binnenuit op de aardkorst inwerken
Aarde= aardkost, mantel, vloeibare kern en vast kern
Continentenplaat is 25-30 kilometer dik
Oceaanplaat is 5-10 kilometer dik
Stroming van magma in de mantel veroorzaakt aardplaattektoniek. In de oceaan bewegen platen van
elkaar af, hierdoor komt magma omhoog (kleine vulkanen). Bij de oceanische rug bewegen platen
van elkaar hierbij komt magma omhoog later wordt er een nieuwe aardkorst gevormd. Wanneer
platen naar elkaar toe bewegen verdwijnt er aardkorst.
Er zijn drie manieren waarop platen naar elkaar gaan:
1. Oceaanplaat en continentplaat naar elkaar toe. De dunne oceaanplaat schuift door zijwaartse
druk onder de dikkere continentplaat, dit noem je subductie. Hierbij bij de continentplaat
trog. De oceaanplaat smelt en wordt magma. Door vulkanen komt het magma deels weer
aan de oppervlakte. Voorbeeld is het Andesgebergte.
2. Bij botsing van grote continentplaten komt er plooiing. Plooiing is aardlagen die elkaar zijn
gedeukt. Voorbeeld is het Alpen, Italië is tegen Oostenrijk en Zwitserland aangeschoven. Een
dergelijk gebergte wordt een plooiingsgebergte genoemd.
3. Bij twee oceaanplaten schuift de één onder de andere door. Daarbij ontstaat een
subductiezone met een verderop vulkanisch gebergte. Voorbeeld hiervan is Indonesië.
Door bewegingen van aardplaten ontstaan langs breuklijnen aardbevingen, vulkanen en andere
vulkanische verschijnselen.
Bewegingen gaan schoksgewijs. Zo een schrok ervaren wij als aardbeving. De meeste aardbevingen
vinden plaats rond de grote oceaan ‘ring of fire’. Aardbevingen zijn moeilijk om precies te
voorspellen.
Aardbevingen in oceaanplaten noem je zeebevingen. Hierbij kan een brede golf ontstaan, wanneer
deze bij de kust komt wordt de horizontale energie omgezet naar verticale energie en ontstaat er in
de ondiepere kuststreken bij de branding een metershoge vloedgolf, een tsunami.
, Globaal gezien zijn er twee vulkanen:
1. Kegelvulkanen, hierbij zat het magma opgesloten in aardkorst. De uitstroomde lava vormt
een nieuwe laag op de vulkaan. Naast de lava is er stenenregens en hete gas- en aswolken.
Verder kan er een explosie in de krater ontstaan. Een kegelvulkaan kun je goed voorspellen.
2. Schildvulkanen, hierbij komt het magma rechtstreeks uit de mantel. Deze vulkanen komen
vooral in de oceanische rug voor waar een dunne aardkorst is.
In Hawaii bij de schildvulkanen komt een hot spot voor. Door de oceaanplaatbeweging komt deze
vulkaan op den duur naast de hot spot te liggen. Dan dooft de vulkaan uit, terwijl er naast een
actieve vulkaan ontstaat.
Naast vulkanen zijn er vulkanische verschijnselen. Die treden op waar het grondwater op breuklijnen
ligt en waar de vulkaan met de hete ondergrond in aanraking komen. Het water wordt verwarmd en
onder hoge druk komt dit de grond uit.
Dor rek en druk op de aardkorst kunnen er op de aardplaten zelf breuklijnen ontstaan.
Slenk = delen van de aardkorst verdwijnen. Slenk is moeilijk te herkennen, doordat het opgevuld
wordt door grind, zand en klei.
Horst = delen die blijven staat of naar boven bewegen.
Exogene krachten = krachten van buitenaf.
Gesteente op de aardkorst kan verbrokkelen of zelfs oplossen, dit noem je verwerking. Verbrokkelen
gaat onder invloed van het weer. Uiteindelijk scheurt een deel van het gesteente los en brokkelt het
af, dit noemen we mechanische verwering.
Het oplossen van gesteente gaat onder invloed van chemische processen. De zuren reageren op het
gesteente, dat zo zelfs grotendeels kan oplossen. Door chemische verwering kan in de natuur een
grot ontstaan in klakgesteente. Na verwerking en erosie ontstaan afzettingsgesteenten.
Na mechanische verwering kan erosie in de aardkorst plaatsvinden. (Erosie = uitschuring). Dit gebeurt
omdat het afgebrokkelde gesteende gaat schuren over de aardkorst. Dit kan op vier manieren:
1. Zwaartekracht, hierdoor vallen loszittende keien naar beneden.
2. Gletsjers, die ontstaan door de opeenhoping van sneeuw in een hooggebergte. Het ijs kan
door de enorme druk die er door de totale ijsmassa ontstaat bewegen. Stenen die onder de
gletsjer liggen, schuren over de bodem door de enorme druk van het dikke ijs, door het
schuren wordt zo in de loop van duizenden jaren een heel dal uitgesleten.
3. Water van beken en meren, een rivier neemt sediment zoals keien, grind, zand en klei mee
vanuit het gebied waar deze vandaan komt en doorheen stroomt.
4. Wind, dit is veel minder krachtig dan de bovenstaande punten. Wind neemt zand of kleine
kleideeltjes mee. Wanneer zand langs de rotsen waait, heeft dit een schurend effect.
De aardkorst bestaat uit gesteentes, een vaste stof die op haar beurt weer is opgebouwd uit
mineralen. Elk mineraal heeft een vaste scheikundige formule en heeft een eigen kristalvorm. Door
exogene en endogene processen kunnen gesteentes in elkaar overgaan en een gesteentekringloop
vormen.
Gesteente Voorbeeld
Stollingsgesteente Graniet, basalt (hierdoor wordt de aardkorst gevormd)
Sedimentgesteente Keien, grind, zand en klei
Metamorf gesteente Als sediment- of stollingsgesteente diep onder de grond komt.
Klei – kleisteen (vast sediment gesteente) – leisteen.
Kalk – kalkgesteente (vast sediment gesteente) – marmer.
Veen – bruinkool - steenkool.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LLoes. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.