100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Psychological Science, ISBN: 9780393928648 Inleiding Psychologie/Introduction To Psychology (P_BINLPSY) + ALLE college aantekeningen van bijbehorende colleges $8.24   Add to cart

Summary

Samenvatting Psychological Science, ISBN: 9780393928648 Inleiding Psychologie/Introduction To Psychology (P_BINLPSY) + ALLE college aantekeningen van bijbehorende colleges

1 review
 121 views  5 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit document bevat zowel aantekeningen van de hoorcolleges van het vak Inleiding Psychologie als een uitgebreide samenvatting van de bijbehorende hoofdstukken in grijs.

Preview 4 out of 77  pages

  • No
  • Unknown
  • August 22, 2022
  • 77
  • 2021/2022
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: hananecherrat68 • 1 year ago

avatar-seller
Aantekeningen hoorcolleges Inleiding in de Psychologie door Mieke Donk
Hoorcollege 1 Genes and Evolution
Psychologie: de studie van de mind, het brein en het gedrag (mind, brain and behavior)
Mind: mentale activiteit
 Zintuigelijke ervaringen  voelen, ruiken, horen en zien
 Herinneringen, gedachten en gevoelens
Behavior: gedrag  de totaliteit van observeerbare acties
Q: Wat produceert mentale activiteit?
A: Biologische activiteit in de hersenen
Amiable skepticism: staat open voor nieuwe ideeën, maar is een kritische denker wanneer
het draait om bewijs.
 Critical thinking: is alert op fouten en kijkt of er niks ontbreekt aan het bewijs van het
onderzoek, gebruikt logica en kijkt naar alternatieve uitleg voor het fenomeen.


70s  omgeving bepaalt gedrag
90s  genen bepalen het gedrag
Heden  interactie tussen genen en omgeving bepalen het gedrag


De genetische basis
Cel  46 chromosomen (23 paar)  DNA  adenine vormt een paar met thymine, guanine
vormt een paar met cytosine
Genen: selectie van het DNA molecuul  bevatten informatie om een eiwit te vormen (in
ribosomen)
 Genen worden gekoppeld aan elkaar op de chromosomen
Genexpressie: de aanwezigheid van een gen wil niet zeggen dat het eiwit ook gevormd
wordt  of het gen tot uiting komt of niet bepaalt of het eiwit gevormd wordt.
Elke cel in je lichaam bevat dezelfde genen, maar sommige zijn huidcellen en sommige zijn
breincellen etc.  verschillen in genexpressie.
Of een bepaald gen tot uiting komt of niet wordt bepaald door de biochemische omgeving in
de cel (bijvoorbeeld waar de cel zich bevindt).
Genotype: een set van genen specifiek voor een organisme
Fenotype: de uiterlijke eigenschappen van een organisme  beïnvloedt door genen én
omgeving
Allel: bepaalde variant van een gen
Homozygoot: een organisme is homozygoot voor een bepaalde eigenschap als het twee
dezelfde allelen van een gen heeft in een chromosomenpaar.

,Heterozygoot: een organisme is heterozygoot voor een bepaalde eigenschap als het twee
verschillende allelen heeft in een chromosomenpaar.
Dominant allel: komt altijd tot uiting in het fenotype wanneer aanwezig
Recessief allel: komt alleen tot uiting in het fenotype wanneer beide allelen recessief zijn
Polygenetisch: van meerdere erfelijke factoren afhankelijk (bijv. lengte)
Genoom: complete set van genen
 Genoom wordt gevormd door evolutie  Darwin’s theorie
Darwin beweert:
 Alle moderne organismes komen van dezelfde voorouders, maar zijn veranderd door
het proces van evolutie en natuurlijke selectie.
 Natuurlijke selectie kan plaatsvinden onder drie voorwaarden:
o Er is variatie tussen individuelen in een populatie;
o Individuelen met een bepaalde eigenschap overleven en reproduceren
sneller/beter dan anderen;
o De eigenschap die voor dit voordeel zorgt, wordt doorgegeven aan de
volgende generatie.
 Natuurlijke selectie zorgt ervoor dat organismen aangepast zijn aan de omgeving
waarin ze zich bevinden
Bewijs voor de evolutietheorie:
 The fossil record: om de grote variatie in flora en fauna uit te leggen, voorspelde
Darwin dat de aarde heel oud moet zijn  bewezen doordat er fossielen zijn
gevonden.
Laat ook zien hoe fossielen door de jaren heen zijn veranderd/aangepast.
 De gelijkenis in genomen van verschillende organismes
 Pseudogenen: inactief gen dat geen eiwitten produceert  had waarschijnlijk wel een
functie in voorouders.
 Verdeling van soorten over de hele wereld:
o Continentaal eiland: zat ooit aan het grote continent vast
 Grote variatie aan soorten organismen
o Oceanisch eiland: heeft nooit aan het grote continent vastgezeten
 Kleine variatie aan soorten organismen (moesten kunnen zwemmen of
vliegen om het eiland te bereiken)
Wie we zijn, wordt bepaald door welke genen tot uiting komen in onze omgeving.
New Zealand study! (p. 115)
Twin studies:
 Identieke tweeling: hetzelfde genotype
 Niet-identieke tweeling: ander genotype (net als normale broers/zussen)
 Overeenkomsten in gedrag hebben meer te maken met genen dan met omgeving
Je kunt onderzoek doen naar identieke tweelingen die samen opgevoed zijn of apart
opgevoed  hebben vaak veel overeenkomsten  genetische invloed.

,Adoption studies:
 Vergelijking tussen biologische en geadopteerde broers/zussen
 Andere genen, dezelfde omgeving
 Overeenkomsten in gedrag hebben meer te maken met omgeving dan met genen
Erfelijkheid (heridity): het overdragen van eigenschappen aan de volgende generatie door
genen.
Heritability: de mate waarin variatie in een eigenschap te wijten is aan genetische variatie in
een populatie


Epigenetica: de functie van een gen wordt anders (door de omgeving) zonder dat de DNA-
code verandert  is erfelijk
Genetische modificatie: manipulatie van een gen
 Kan gebruikt worden om de functie van een gen te onderzoeken
 Het manipuleren van slechts één gen kan al leiden tot grote veranderingen in gedrag
 Er is niet maar één gen dat het gedrag bepaalt, het zijn meerdere genen bij elkaar.
Knock-outs: bepaalde genen uitschakelen om de invloed op het gedrag daarvan te
onderzoeken.
Optogenetica: door middel van licht en gemodificeerde genen kunnen wetenschappers
bepaalde neuronen in- of uitschakelen (actiepotentiaal veroorzaken) en dit kan zorgen voor
verandering in gedrag.


Hoorcollege 2 The brain and the nervous system
Genen en omgeving bepalen je zenuwstelsel
Zenuwstelsel bestaat uit twee soorten cellen:
 Gliacellen  supportive function
 Neuronen
Verschillende types neuronen:
 Sensorisch neuron (afferent): stuurt informatie vanuit zintuigen naar de hersenen
o Sensorische receptor in de huid: kan fysieke stimulus omzetten in een
elektrisch signaal
o Somatosensorische neuronen: neuronen die informatie uit huid of spieren
ontvangen
 Motorisch neuron (efferent): ontvangt informatie uit de hersenen en stuurt
bijvoorbeeld spieren aan
o Reflexen zijn automatische motorische reponsen
 Schakelneuronen (interneurons): neuronen tussen sensorische en motorische
neuronen
Hoe ziet een neuron eruit?

, Zenuw: bundel axonen die informatie tussen het brein en het lichaam dragen
 Dendrieten: ontvangen informatie, spelen deze door aan de celkern (nucleus)
 Nucleus (soma, celkern): verwerkt informatie en stuurt elektrisch impuls naar het
axon
o Bevat DNA
 Terminal buttons: uiteindes van axonen
 Synaps: de plek waar de overdracht van het axon naar de volgende dendriet
plaatsvindt. Ze raken elkaar niet.


Functie van neuronen:
Neuronen worden aangestuurd door elektrische impulsen en communiceren met andere
neuronen door chemische processen.
Actiepotentiaal
Neuronen “fire”  actiepotentiaal
Neuronen communiceren met elkaar door chemische stoffen uit te wisselen. Dit gebeurt met
behulp van een actiepotentiaal.
Actiepotentiaal: elektrisch signaal dat door het axon gaat en er voor zorgt dat de axon-
uiteindes chemische stoffen vrijlaten.
Rustmembraanpotentiaal: het potentiaal van een zenuwcel in rust. Er zitten meer
negatieve ionen in de cel dan erbuiten (polarized)  -70mV
Natrium- en kaliumionen dragen bij aan het actiepotentiaal
Het potentiaalverschil tussen binnen en buiten de cel wordt veroorzaakt door de verplaatsing
van ionen.
Zie aantekening op papier over actiepotentiaal
Schwanncellen (myeline) isoleren de cel, ionen kunnen niet naar binnen of buiten. De
actiepotentiaal wordt supersnel doorgegeven. In de knoop van Ranvier kunnen vervolgens
nieuwe natriumionen binnenstromen.
Alles of niets principe: een neuron krijgt altijd een even sterk actiepotentiaal (+40mV)
De intensiteit varieert in:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller manoukackermann. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.24. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77858 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.24  5x  sold
  • (1)
  Add to cart