Behaviorisme vs cognitieve Behaviorisme = gedrag wordt verklaard adhv de omgeving
psychologie Cognitieve psychologie = relatie tussen gedrag en omgeving wordt verklaard
adhv interne processen
Gesofisticeerd Sommige gedragsveranderingen zijn observeerbaar voor derden, terwijl
behaviorisme andere enkel observeerbaar zijn voor het subject zelf
Literatuurstudie = het bestuderen van reeds geschreven literatuur
Naturalistische observatie = systematische observatie v natuurlijk gedrag in natuurlijke context
Sociale wenselijkheid = gedrag(/antwoorden) aanpassen naar de maatschappelijke verwachtingen
Reactieve gedragingen = gedrag aanpassen door observatie
Random toewijzing = proefpersonen worden op basis van het toeval toegewezen aan een
groep/experiment
Vragenlijst = reeks vragen die de betrokkenen beantwoorden
Opiniepeiling = een inventaris v opinies (bij een representatieve steekproef op basis
waarvan men conclusies trekt over de gehele doelgroep)
Het probleem vd representatieve steekproef = sommige bevolkingsgroepen
zijn gemakkelijker te bereiken dan anderen/ zijn gewilliger om mee te
werken aan een onderzoek
Gestructureerd interview = ondervraging/gesprek waarbij de volgorde van de vragen vast liggen (in
een beslissingsboom)
Ongestructureerd interview = ondervraging/gesprek waarbij de vragen niet vast liggen, maar er wordt
ingegaan op de antwoorden
Gestandaardiseerde tests = geijkte meetprocedures ve vaardigheid/eigenschap
Gevalstudie = gedetailleerd onderzoek over 1 persoon/fenomeen met als doel
veralgemeenbare principes te vinden
Variabele = een kenmerk dat kan veranderen/kan gemeten worden
Correlatiecoëfficiënt = getal tussen -1 en 1 dat de mate en de richting vh verband tussen 2
variabelen uitdrukt
Positieve correlatie = 2 variabelen variëren in dezelfde richting (= beiden stijgen/dalen)
Negatieve correlatie = 2 variabelen variëren in tegenovergestelde richting (= de ene daalt, de
andere stijgt/omgekeerd)
Nulcorrelatie = er is geen lineair verband tussen de variabelen
Interpreteren v Correlaties geven verbanden weer, geen oorzaken
correlatiecoëfficiënten
Experimenteel onderzoek = onderzoek waarin bepaalde variabelen worden gemanipuleerd om zo het
effect ervan te meten
Causale relaties = oorzaak-gevolg verbinding tussen 2 variabelen
Onafhankelijke variabele = de variabele die de onderzoeker tijdens een experiment manipuleert om
het effect ervan op het gedrag te bepalen
Afhankelijke variabele = de variabele die een onderzoeker meet als deel vh experiment (is
afhankelijk vd onafhankelijke variabele)
Controlevariabele = variabelen die de onderzoeker constant wil houden
Operationaliseren = de onderzoeker zet de afhankelijke en de onafhankelijke variabelen om in
concrete en meetbare handelingen
Interne validiteit Zijn de conclusies binnen het onderzoek correct? (denk aan causale relaties,
controlevariabelen, vertekeningen,…)
Externe validiteit Kunnen we de onderzoeksresultaten veralgemenen buiten de
onderzoeksetting?
,Les 2: waarneming
Gewaarwording Fase 1 = opname v stimulatie uit de omgeving
Fase 2 = vertaling v deze stimulatie in elektrochemische neuronale signalen
naar de hersenen
Fase 3 = omzetten v deze signalen in geuren, klanken, beelden,..
Het verschil tussen gewaarwording en waarneming:
Gewaarwording = sensatie
Waarneming = intern proces (van organiseren, begrijpen, interpreteren vd
gewaarwordingen)
Onvolledig visueel signaal Oorzaken =
- Blinde vlek
- Oogbewegingen
- Oogknipperingen
- Enkel scherpe informatie thv fovea
Perceptuele constantie = de perceptie v voorwerpen blijf constant, ondanks het wisselende retinale
beeld
Distale stimulus = ver weg = het voorwerp id buitenwereld dat fysische energie produceert =
beeld in de werkelijkheid
Proximale stimulus = dichtbij = geheel v fysische energie dat onze receptoren prikkelt = beeld in
oog
Automatisch redeneren (bij = automatische interferenties
perceptie) = automatische perceptuele processen zorgen ervoor dat de perceptuele
ervaring meer verbonden is met de distale stimulus
= de distale stimulus wordt omgevormd tot de proximale stimulus op basis
van een aantal aannames, wat we waarnemen is slechts een berekening van
hoe de distale stimulus er waarschijnlijk uit ziet
Predictive processing = automatische voorspellingen maken (= basisproces id hersenen)
theorie (van perceptie) 1) We hebben een netwerk met overtuigingen
2) We voorspellen wat er in onze omgeving aanwezig is
3) We bouwen een interne voorstelling op van onze omgeving maar
gebruiken hiervoor enkel wat we voorspellen
Prediciton error = predicitiefout = verwachtingsfout
= wanneer onze voorspellingen over de omgeving en signaal zintuigen
verschilt (onze voorspellingen worden dan automatisch aangepast
Principe v reduceren v = we willen geen energie verspillen dus we zullen enkel onze overtuigingen
entropie en predictiefouten aanpassen als het nuttig en makkelijk is
Entropie = wanorde
Bias in perceptie = perceptie bias = interpretatie bias
= alleen zien wat je wil zien, overtuigingen bepalen gedragingen,…
Bias = vertekening
Waarneming als heuristisch Het visuele systeem vormt de proximale stimulus om tot de distale stimulus
interpretatieproces op basis v een aantal aannames die vaak juist zijn, maar niet altijd. Wat we
waarnemen is een inschatting v hoe de distale stimulus er waarschijnlijk
uitziet, deze inschatting gebeurt automatisch.
Visuele illusies Versch visuele illusies ontstaan door versch aannames:
- De meeste stimuli zijn 3D
- Grote tov kleine cirkels
- …
Automatisch redeneren (bij = automatische interferenties
gedrag algemeen) Context (+ activatie overtuigingen) automatische interferenties gedrag
Automatische interferentie Ongewenste bias uit acties halen door evidence based te werken
training
Predictive processing Ook het gedrag wordt bepaald door automatische voorspellingen
theorie (van gedrag Voorspelling eigen gedrag + uitkomsten ervan gedrag
algemeen)
, Bias in gedrag vs Bias in gedrag = gedrag die we niet willen door bias in voorspellingen
confirmatiebias Confirmatiebias = eigen bias als juist zien
Evidence-based werken Werken op basis van resultaten wetenschappelijke onderzoeken
Bottom-up processen = informatiestroom v de receptoren aan de basis naar de hogere
hersengebieden (bottomup)
Top-down processen = signalen die vertrekken vanuit hogere hersengebieden en de
dataverwerking in lagere stadia beïnvloeden (topdown)
3 stappen v visuele 1) Primaire schets = detecteren randen in beeld
verwerking (Marr, 1982) 2) Perceptuele organisatie = randen structureren tot grotere gehelen
perceptuele groepering (groeperingsprincipes)
- goede voortzetting
- vroegere ervaring
-…
figuur-achtergrondonderscheiding
- textuur
- vertrouwdheid
- grootte
- omsingeling
…
3) Patroon-en objectherkenning = ontbrekende elementen aanvullen door
koppelen aan voorstelling in geheugen
template matching = vergelijken geïsoleerde figuur en templates
kenmerkherkenning
Context-effecten in = belang v context voor interpretatie stimuluspatroon (top-down)
waarneming
Woord-superioriteitseffect = stimuli met woord zorgt voor betere herkenning
(Reicher, 1969)
Binoculaire en monoculaire Binoculaire diepteaanwijzingen <
diepte-aanwijzingen - Binoculaire dispariteit = elk oog krijgt een net iets anders beeld
binnen, de hersenen verschuiven de 2 beelden tot 1 enkel 3D beeld
- Mate v convergentie vd ogen
Monoculaire diepteaanwijzingen <
- Grootte v retinaal beeld
- Textuurgradiënt
- Lineair perspectief
- Interpositie
- Bewegingsparallax
Spiegelneuronen = individuele neuren die vuren wanneer wij acties v anderen waarnemen +
acties zelf uitvoeren
Studie Aglioti et al, 2008
Atleten/experten/leken bekijken videoclips en beoordelen of de bal in de
ring zal gaan (basket) en scoren respectievelijk 67%/44%/40% correct.
Leergeschiedenis = iemand zal iets leren als het past in zijn overtuigingen netwerken
opgebouwd via eigen geschiedenis en die van zijn voorouders
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jodiepennewaert. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.60. You're not tied to anything after your purchase.