1.01HC: enkel inleiding ................................................................................................................................................. 2
1.02HC: de skeletspier deel 1 de bouw ........................................................................................................................ 1
2.01HC: EBP, PBE en bewijs........................................................................................................................................ 6
2.02HC: basisprincipes biomechanica en arthrokinematisca ....................................................................................... 8
3.01 niet aangedane heup .......................................................................................................................................... 10
3.02 heuppijn bij volwassenen .................................................................................................................................... 12
4.01HC: intro training, trainingsprincipes en trainingsvariabelen .................................................................................. 5
4.02HC: neurofysiologie, nociceptieve pijn en functionele beperking als gevolg van pijn ............................................ 7
5.01hc: ganganalyse ................................................................................................................................................... 12
1
,1.01HC: ENKEL INLEIDING
Basis:
Enkel is de basis, het eerste grote gewricht dat het hele lichaamsgewicht draagt
Enkel is onmisbaar bij het lopen, de afwikkeling maakt dat je goed door
kunt stappen
Gewrichten:
Art talocruralis= bovenste spronggewricht
Art. talo-calcaneonavicularis= anteriore deel onderste spronggewricht
Art. Subtalare= posterior deel onderste spronggewricht
Relevante gewrichten onderbeen
Art. Tibiofibulare superior en proximale
Art. Tibiofibulare inferior of distale
Bewegingsgraden
Bovenste spronggewricht:
Dorsaalflexie: +-35º
Plantairflexie: +-50º
Onderste spronggewricht:
Pronatie: +-25º
Supinatie+-50º
Art tibiofibulare inferior wijken bij beweging in BSG:
De fibula beweegt naar lateraal
De fibula beweegt naar proximaal
De fibula roteert eventueel
Artokinematica spronggewricht
BSG: rol- schuif
Tibia en fibula vormen de kom
Talus is de kop
OSG: te complex voor nu
Er is een gelijktijdige combinatie van rol-schuif, schommel- glij en rotatie.
Te moeilijk voor nu
Artrokinematica art. tibiofibulare inferior
Bij de lateraal gerichte osteokinematische beweging:
o Distase van het gewricht-> fibula wordt naar lateraal, van de tibia weg, gedrukt
Bij de proximaal gerichte osteokinematische beweging
o translatie van distaal naar proximaal van de fibula
Bij de osteokinematische rotatie beweging
o Spin (ook wel tolbeweging) om de lengteas van de fibula
o Thv malleolus is fibula concaaf en malleolus convex dus vindt er een schommel-glij
beweging plaats. Exorotatie van de fibula geeft een glij naar dorsaal, endorotatie geeft juist
een glij naar ventraal
2
,Gecombineerde bewegingen
Abductie: bewegingen in meerdere gewrichten, mn sub-talaris en BSG
Adductie: bewegingen in meerdere gewrichten, mn sub-talaris en BSG
Ligamentaire structuren mediaal: Deltoideum
De ligamenten hebben verschillende namen, maar eigenlijk 1 ligamenten complex met alleen maar
verandering in vezelverloop
Lig. Pars tibiotalaris anterior
Pars tibionavicularis
Pars. Tibiotalaris posterior
Pars. Tibiocalcanearis
,Spieren lateraal Spieren mediaal
Triceps surrae Flexor hallucis longus
Soleus Flexor digitorum longus
Gastrocnemius Tibialis posterior
Peroneus longus en brevis Tibialis anterior
o Vaker peroneus brevis aangedaan Extensor hallucis longus
Positie spieren tov bewegingsassen en spierfuncties
Frontotranversale as: Bewegings as door malleolus
Ventraal van de as-> dorsaalflexie
o M. tibilis anterior
o M. extensor hallucis longus
o M. extensor digitorum longus
Dorsaal van de as-> plantair flexie
o M. tibialis posterior
o M. flexor digitorum longus
o M. triceps surae (gastrocnemius en
soleus)
o M. peroneus longus
o M, peroneus breven
Sagitotransversale as: bewegings as midden door de voet
Mediaal van de as-> inversie
o M. tibialis anterior
o M. tibialis posterior
o M. flexor digitorum longus
o M. flexus hallucis longus
o M, extensor hallucis longus
Lateraal van de as-> eversie
o M. peroneus longus
o M. peroneus brevis
o M. extensor digitorum longus
Enkelletsel (meeste inversie trauma)
Proprioceptie en pijn1:
Onder andere kapsels, ligamenten en pezen hebben mechanoreceptoren
Deze registreren de rek op de structuren. Hiermee bepaal je de stand en beweging van botstukken
in de ruimte: proprioceptie
Als er sprake is van een overrekking gaan extra veel mechanoreceptoren vuren
Dit wordt geïnterpreteerd als pijn (pijn of nocireceptoren bestaan niet, wat er op internet ook
beweerd wordt)
Proprioceptie en pijn 2
Bij permanent veranderd weefsel (door overrekking/rupturen/etc) zijn de mechanoreceptoren “van
slag”. De proprioceptie is verstoord waardoor instabiliteit kan ontstaan van de enkel
Pijn beinvloedt de interpretatie in het brein van de informatie uit mechanoreceptoren. Ook hierdoor
kan de proprioceptie verstoord raken.
Verstoring van proprioceptie door pijn herstelt vanzelf zodra de pijn over is
Verstoring van proprioceptie door verandering van weefsel vraagt op “herprogrammering” van het
systeem, het trainen van de proprioceptie
, 1.02HC: DE SKELETSPIER DEEL 1 DE BOUW
Spiercellen
Gladde spiercellen: geen invloed op, in bloedvaten
Dwarsgestreepte spiercel: in skeletspieren, heb je invloed op
Hartspiercel: in het hart
Skeletspier: meerdere weefselsoorten ->4 soorten:
1. Epitheel: endotheel (bloedvaten)
2. Bindweefsel: Losmazig en fibreus
3. Zenuwweefsel: afferent en efferente
4. Spierweefsel: dwarsgestreept en glas
Bindweefsel lagen
Het endomysium-> ontbreekt in deze figuur, het zit rondom een spiervezel
Spierfascie
Epimysium
Spierfascikel= spierbundels
Perimysium
Het endomysium
Spiervezel
Van groot naar klein
Spierbundel-> bestaat uit een verzameling spiercellen/ spiervezels
Spiervezels-> cel met meerdere kernen, embryonaal samensmelting met
meerdere cellen dus daarom meerdere kernen
Myofibrillen-> zijn contractiele elementen en kunnen zich aanpassen:
meer of minder in de breedte, langer of korter
Een Sarcomeer= de contractiele eenheid (tussen 2 Z-lijnen)
Ligt in serie en parallel
Aanmaak en of afbraak gedurende het hele leven
Dikke en dunne Filamenten (actine en myosine): “kopjes” van myosine
hechten aan actine en maken een beweging-> contractie
sliding filament theory= Verkorting van het Sarcomeer
1
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ninaderooij. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.15. You're not tied to anything after your purchase.