Deze samenvatting betreft een volledige samenvatting van het vak Neuroanatomie van Prof. Van Ginneken. Hierin vind je alle lessen volledig uitgeschreven en verduidelijkt met afbeeldingen uit de presentaties. Door deze samenvatting te leren heb ik het vak in 1x behaald. Dit terwijl ik de samenvattin...
→ de informatie wordt vervoerd door middel van receptoren en zenuwbanen
→ tussen de sensorische neuron en motorneuron kunnen we een interneuron terugvinden
Reflexboog
We kijken bijvoorbeeld naar de patellareflex. Er wordt met een hamer geklopt op de
eindpees, de patellaband. De pees wordt uitgerokken. Dit geeft signaal aan het lichaam dat
de spier wordt uitgerokken. Er wordt geconstateerd dat dit afwijkt van de evenwichtssituatie.
We krijgen vervolgens te maken met een zenuwactiviteit die ervoor zorgt dat de musculus
quadriceps zal samentrekken.
Reflexen gaan via het ruggenmerg, niet via de hersenen. Echter bestaat er wel een
zenuwbaan in de richting van de hersenen. We zouden reflexen dus kunnen tegenhouden.
Bij neurologisch onderzoek worden de reflexen onderzocht. We zorgen dus voor een
bepaalde input en verwachten een hierbij passende uitput.
Zenuwweefsel
We vinden verschillende cellen terug in het zenuwweefsel. Het grootste gedeelte van dit
weefsel bestaat uit gliacellen (90%). Verder vinden we nog zenuwcellen en endotheelcellen.
Zenuwcel
Zenuwcellen kunnen signalen geleiden en dit kunnen ze in een bepaalde richting. De
dendrieten zijn in staat om signalen op te vangen. Vervolgens gaat dit signaal naar de kern
van de cel. Het signaal verlaat de kern en wordt verder gestuurd via axonen.
De knopen van Ranvier zorgen voor een efficiënte manier om een signaal of actiepotentiaal
snel te vervoeren. Schwanncellen zullen hun celmembraan rond de axonen wikkelen. Zo
ontstaat er een myelineschede. De overgang van de ene naar de andere Schwanncel is een
knoop van Ranvier.
,De myelinisatie is afhankelijk van het type zenuwcel. Wanneer we te maken hebben met
heel weinig Schwanncellen en dus een lage graad van myelinisatie resulteert dit in een
lagere snelheid van de prikkelgeleiding. Dit geldt andersom ook zo.
Myelinisatie gebeurt niet zomaar. Het is gekoppeld aan een bepaalde functionaliteit. We zien
bijvoorbeeld een goede myelinisatie bij cellen die te maken hebben met spieractiviteit. Een
afferente prikkel van pijn of temperatuur heeft een lage geleidingssnelheid. Hier vinden we
dus een mindere mate van myelinisatie.
Er bestaan (aangeboren) aandoeningen die het gevolg zijn van een slechtere myelinisatie.
Hierbij kunnen we een defect terugvinden ter hoogte van de Schwanncellen of gliacellen. Zo
worden dus ook de ‘snelle’ vezels veel minder goed gemyeliniseerd. We krijgen algemeen te
maken met een tragere geleidingssnelheid.
De geleidingssnelheid wordt bepaald door te kijken hoe snel een prikkel van A naar B
beweegt. De geleidingssnelheid hangt af van de grootte van het dier en de dikte van de huid
van een dier. Onder de dieren kunnen deze parameters sterk verschillen. Ook kan de
geleidingssnelheid afhangen van de temperatuur en de leeftijd van het dier. Na de geboorte
zal myelinisatie nog doorgaan.
Gliacellen
Binnen de gliacellen kunnen we onderscheid maken tussen 3 verschillende cellen:
- Oligodendrocyt: myelinisatie in het centrale zenuwstelsel
- Astrocyt: beïnvloeden communicatie tussen
verschillende zenuwcellen, vormen onderdeel
van bloed-hersenbarrière (extra celmembraan
laag), vormen extra laag onder ependymcellen
als barrière
- Microgliacel: lokale macrofagen, normaal
gesproken kunnen monocyten het centrale
zenuwstelsel niet bereiken door de
bloed-hersenbarrière, monocyten zijn
gediffundeerd in het hersenweefsel en resideren
als microgliacellen, worden actief als er iets mis
is, migreren naar de plaats van het letsel,
kunnen fagocyteren
,Hypomyelogenese (congenita)
Bij deze aandoening hebben we te maken met het ontbreken van een voldoende
myelineschede. Dit kan een aangeboren afwijking zijn. Doordat er te weinig myelinisatie
aanwezig is, verloopt de prikkelgeleiding niet goed. Ook heeft de prikkelgeleiding geen
duidelijke richting. In rust zal de prikkelgeleiding laag zijn en zullen we minder gevolgen
herkennen. Myelinisatie is een heel dynamisch proces en zou zich eventueel nog kunnen
herstellen.
Er kunnen meerdere oorzaken zijn die hypomyelogenese tot gevolg hebben:
- virale infectie: aantasting Schwanncellen of oligodendrocyten
- behandeld met antiparasitaire middelen → transplacentair naar nakomelingen
- genetisch defect
Indeling
We kunnen het zenuwstelsel opdelen in een centraal en een perifeer deel. Het centrale
zenuwstelsel is het deel dat omgeven is door beenderen.
In het perifere zenuwstelsel vinden we zenuwen, plexussen en ganglia. Ganglia zijn
verzamelingen van zenuwcellen. In het centrale zenuwstelsel vinden we deze
verzamelingen ook. Hier worden deze echter nucleï genoemd.
Functioneel kan het zenuwstelsel opgedeeld worden in een somatisch / visceraal deel en
een autonoom deel.
, Ruggenmerg en spinaalzenuwen
Opbouw ruggenmerg
Boven het notochord vinden we het ectoderm. Dit ectoderm krijgt input van het notochord
om een verandering te ondergaan. Zo veranderen de extra embryonale cellen van het
ectoderm in neuroectoderm. Aan de rand zal er weinig input zijn van het notochord. Deze
cellen zullen dus gewoon ectoderm blijven. Hiertussen vinden we de neurale lijstcellen.
Het neuroectoderm is eerst een neurale plaat. Later zal het een groeve vormen om ten slotte
de neurale buis te vormen. De neurale lijstcellen zullen zich gaan afsplitsen van deze buis.
Als de neurale buis gevormd is, zullen de cellen die de buis aflijnen, de neuroectodermale
cellen, gaan vermeerderen. Zo krijgen we een buitenste laag, de marginale laag, en een
binnenste celrijke laag, de mantellaag. De aflijning van de buis wordt dikker en het lumen
wordt kleiner. De aflijning zal ook een aantal plooien gaan vertonen. Uiteindelijk krijgen we
een klein rest van het kanaal. Dit is het ependym kanaal omgeven door ependymcellen.
De mantellaag heeft een grijs uitzicht, de grijze stof. Deze laag bestaat uit de
neuroectodermale cellen. Vervolgens hebben we hier te maken met een opdeling. De lamina
allaris (11) bevat de zenuwcellen die input gaan verzamelen. De lamina basalis (13) zal alle
effectorcellen bevatten (output). Ten slotte kunnen we een opdeling maken tussen de
somatische gedeelten aan de uiteinden en de viscerale gedeelten in het transversale vlak.
Deze opdelingen gelden voor de gehele lengte van de neurale buis.
De marginale laag heeft een wit
uitzicht, de witte stof. Dit komt omdat
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudentDGK2020. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.10. You're not tied to anything after your purchase.