Betreft een volledige samenvatting van alles wat aan de orde komt bij het vak ALEC voor de premaster Accountancy aan de Nyenrode Business Universiteit (literatuur van premaster 2021). De samenvatting bevat de H22 t/m 27 + 29 van het boek Principles of Economics, de artikelen en de literatuur van Mi...
College aantekeningen ECT - Economics and Tourism (CBTO1ECT) Principles Of Economics, ISBN: 9780077132736
Samenvatting Principles Of Economics, ISBN: 9780077132736 ECT - Economics and Tourism (CBTO1ECT)
Economics for IB Midterm Summary
All for this textbook (13)
Written for
Nyenrode Business Universiteit (Nyenrode)
Accountancy
Algemene Economie 1 (ALEC)
All documents for this subject (6)
1
review
By: IRS • 2 year ago
Translated by Google
It is too concise and not easy to follow. Regularly include the book, what exactly is meant.
By: 250517 • 2 year ago
Translated by Google
Hi IRS,
In particular, the directions of the models are important to know. I tried to display it in a clear way. This button is all about the common thread, so you don't need to know a lot of details. Good luck with studying!
Seller
Follow
250517
Reviews received
Content preview
H22 Short-Term Economic Fluctuations
Recession: een periode waarin de economie groeit in een tempo dat aanzienlijk lager ligt dan normaal.
Expansion: Tegenovergesteld van een recessie. Een periode waarin de economie aanzienlijk sneller groeit
dan normaal.
Boom: een bijzonder lange en aanhoudende expansion.
Het begin van een recessie = peak
Het einde (begin van expansion) = trough
Short-term economic fluctuations (economische kortetermijnschommelingen = recessies en expansions)
zijn onregelmatig in lengte en hevigheid, en zijn dus moeilijk te voorspellen.
Expansions en recessies hebben wijdverbreide (en soms wereldwijde) gevolgen, die de meeste regio’s en
bedrijfstakken treffen.
Werkeloosheid stijgt sterk tijdens een recessie en daalt gewoonlijk langzamer tijdens een expansie.
Output gap: het verschil tussen de potentiële output van de economie en de daadwerkelijke output op
een bepaald tijdstip (Y* - Y) / Y* percentage
Y* = potentiële output
Y = werkelijke output (werkelijk BBP)
Potential output (or potential GDP or full-employement output): de hoeveelheid output (werkelijk BBP)
die een economie kan produceren wanneer zij hulpbronnen, zoals kapitaal en arbeid, tegen normale
tarieven gebruik.
Recessionary gap: een positieve output gap, die optreedt wanneer de potentiële output groter is dan de
werkelijke output (Y* > Y) hoge werkeloosheid
Expansionary gap: een negatieve output gap, die optreedt wanneer de werkelijke output hoger is dan de
potentiële output (Y > Y*) lage werkeloosheid
Zijn beiden een probleem volgens politici
Recessionary gap: kaptiaal- en arbeidsmiddelen worden niet volledig benut, productie en
werkgelegnehid liggen onder het normale niveau.
Expansionary gap: een langdurige expansionary gap is problematisch omdat ondernemingen,
wanneer zij geconfronteerd worden met een vraag naar hun producten boven hun normale
capaciteit, ze de neiging hebben om de prijzen te verhogen verhoogde inflatie, verlaagd de
efficientie van de economie op lange termijn
Frictional unemployment: is de kortdurige werkloosheid die samenhangt met het op elkaar afstemmen
van werknemers en banen (altijd aanwezig, maakt deel uit van normaal level)
Structrual unemployment: is de langdurige en chronische werkloosheid die optreedt zelfs wanneer de
economie tegen haar normale tempo produceert (ook altijd aanwezig, normaal level)
Cyclical unemployment: is de extra werkloosheid die zich voordoet in perioden van recessie (alleen
aanwezig in recessie) (u – u*)
Natural rate of unemployment: het deel van de totale werkloosheid dat toe te schrijven is aan frictional
en structual werkloosheid, d.w.z. de werkloosheid die heerst wanneer de cyclical werkloosheid nul is,
zodat de economie zowel geen recessionarry als een expansionary output gap heeft = u*
1 | nieuwe perspectieven
,u = werkelijke werkloosheid
u* = natural rate werkloosheid som van frictional- en structual unemployement
Recessie u > u* positieve cyclical unemployment
Expansion u < u* negatieve cyclical unemployment
Oorzaken van outputgaps:
1. Prijzen zullen zich niet meteen aanpassen aan de vraag. Veel ondernemingen passen de prijzen
slechts periodiek aan, maar spelen op de verandering in vraag op korte termijn in door de
hoeveelheid productie te wijzigen.
2. Door bovenstaande zullen wijzigingen in het te besteden bedrag van afnemers van invloed zijn op
de productie. Mocht dit bedrag om bepaalde redenen laag zijn, dan kan de productie dalen tot
onder het niveau van de potentiële productie, andersom eveneens.
Veranderingen in de bestedingen in de gehele economie zijn de voornaamste oorzaken van output
gaps.
Overheidsbeleid kan dus bijdragen bij het wegwerken van outputgaps, door de totale bestedingen
van mensen te beïnvloeden. Dit kan zij doen door het eigen aankoopniveau te wijzigen.
3. Ondernemingen zullen niet oneindig hun productie aanpassen aan de vraag, maar zullen
uiteindelijk wel hun prijzen aanpassen om de tekorten in de productie weg te werken.
Vraag > potentiële output (expansionary gap) prijzen stijgen fors hoge inflatie
Vraag < potentiële output (recessionary gap) prijzen verlagen fors vermindering inflatie
4. Langetermijn zullen prijzen veranderen, output gaps verdwijnen en zal de productie gelijk zijn
aan de potentiële output (self-correcting) Y = Y* output wordt dus met name bepaald door de
productiecapaciteit van de economie.
Op lange termijn, de totale bestedingen van mensen beïnvloeden enkel de inflatie.
The Keynesian model
Key assumption: op korte termijn voldoen ondernemingen aan de vraag naar hun producten tegen vooraf
vastgestelde prijzen.
Bedrijven zullen niet regelmatig prijzen wijzigen, aangezien dit veel kost
Menu costs: de kosten van het wijzigen van prijzen
Wanneer er een te grote inbalans ontstaat tussen de vraag en de productiecapaciteit zullen bedrijven op
de lange termijn hun prijzen wel wijzigen.
Cost – benefit comparison: de prijzen moeten gewijzigd worden indien het voordeel – het feit dat de
verkoop meer in overeenstemming wordt gebracht met de normale productie capaciteit – groter is dan de
menu-costs die met de wijziging gepaard gaan.
Planned aggregate expenditure (PAE): totale geplande uitgaven aan eindproducten en diensten
PAE = C + I + G + NX
Bestaat uit:
1. Consumer expenditure (C)
Grootste gedeelte
2. Investment (I)
Investeringen door bedrijven of in gebouwen etc.
3. Government pruchases (G)
Wegen, scholen, salaris ambtenaren (exl. Transfer payments en rente op overheidsschulden)
4. Net export (NX)
Export -/- import (netto vraag naar naar binnenlandse goederen door buitenlanders)
Planned VS actual spending
Y > PAE
Een bedrijf dat minder verkoopt dan is
gepland, daardoor meer voorraad heeft
ingekocht/geproduceerd dan is gepland, zal
zijn voorraad willen afbouwen
Y < PAE
Een bedrijf dat meer verkoopt dan is gepland,
heeft te weinig ingekocht/geproduceert dan is
gepland zal zijn voorraad willen opbouwen.
Consumer spending
Hangt het meeste af van het besteedbaar inkomen na belastingen (Y -/- T) = disposable income
Consumption function: C=C+ c (Y −T )
De relatie tussen tussen bestedingen van mensen en de determinanten ervan, met name disposaple
income.
C = autonoom, zijnde factoren buiten disposable income die effect hebben op de consumptie
c (Y −T ) = effect van het disposable income (Y – T) op de consumptie (c)
Wealth effect: de tendens van veranderingen in asset prices (stocks/houses) die het uitgavengedrag van
huishoudens beïnvloeden.
Marginal propensity to consume (MPC) (c): is het bedrag waarmee de consumptie stijgt wanneer het
disposable income stijgt met 1 euro (0 < c < 1)
PAE en output
PAE kan in twee delen gesplitst worden:
1. Afhankelijk van output (Y) induced expenditure
2. Niet afhankelijk van output (Y) autonomous expenditure
Assumptie in kortetermijn passen bedrijven productie aan op de vraag met vooraf vastgestelde prijzen.
Dus, bedrijven produceren gelijk aan wat gepland is (PAE)
Short-run equilibrium output: Y = PAE
PAE = [C+ c (Y −T )] + Ip (planned investements) + G + NX = [C – cT + Ip + G + NX] + cY
PAE = A + cY
Expenditure line = PAE = 960 + 0.8Y (zie figuur rechtsboven)
Intercept = 960 = autonomous expenditure = A
Slope = 0.8 = induced expenditure = c
Alleen op punt E produceren bedrijven genoeg om net aan de geplande uitgaven voor goederen en
diensten te voldoen. Daar boven of daaronder resulteert in een output gap.
3 | nieuwe perspectieven
, Een daling van de uitgaven bereidheid van de
consumenten op ieder niveau of disposable
income, vermindert de geplande autonomous
expediture waardoor de lijn naar onder
verschuift. Punt E verschuift naar punt F,
waardoor de ouput (Y) daalt en er sprake is van
een recessionary gap.
Het disposable income daalt met 10, maar de
output daalt met 50 multiplier
Multiplier = 1 / (1 – c)
1 / (1 – 0,8) = 5
income-expenditure multiplier: het effect van een verandering van 1-unit in de autonome expenditure
op de short-run equilibrium output
De omvang van de multiplier is belangrijk voor het bepalen van de effectiviteit van macro-economische
beleidsmaatregelen als een middel om de economie te stabiliseren.
De MCP is belangrijk c
Als MCP hoog is, wanneer het disposable income daalt, is het effect groot
Als MCP laag is, wanneer het disposable income daalt, is het effect kleiner
The multiplier en imports
Tot nu toe is NX autonoom in de functie. Echter als er meer inkomen is bij de mensen, zullen zij meer
uitgeven, ook aan producten uit het buitenland. Tegelijkertijd zullen een deel van de investeringen en
aankopen door de overheid gespendeerd zijn aan het buitenland.
NX = EX – IM
IM = mY = import function: relatie tussen import en income
m = marginal propensity to import: de proportie van een verandering in income gespendeerd aan imports
PAE = [C+ c (Y −T )] + Ip + G + EX – mY = [C – cT + Ip + G + NX] + (c-m)Y
Multiplier = 1 / (1 – c + m)
Hoe hoger m hoe lager de multiplier. Kortom hoe belangrijker imports zijn voor een land de lager de
multiplier is.
Tax multiplier
De netto tax (belastingen) maken ook deel uit van het autonomous expenditure.
Het effect van een veranderingen in de netto belastingen op de short-run equilibrium output. Omdat de
marginale neiging om te consumeren minder dan 1 is, zal de belastingmultiplier kleiner zijn dan de
income-expenditure multiplier.
c/1–c
4 | nieuwe perspectieven
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 250517. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $15.89. You're not tied to anything after your purchase.