Deze samenvatting behandeld alle te kennen delen ter waarde van 4 studiepunten. Hoofdstuk 2,8,10 en 11 waren hiervoor niet te kennen. Enkele andere kleine delen of tussentitels waren ook niet te kennen. De samenvatting bestaat uit alle concepten, begrippen en definities, tabellen,... gebaseerd op h...
Mediatisering = processen van sociale veranderingen in de maatschappij op zowel het macro- als microniveau,
die gelinkt kunnen worden aan de toenemende impact op en de verwevenheid van media in de maatschappij
Mediacommunicatie = gemedieerde communicatie = communicatieprocessen via een technologisch medium
2 RODE DRADEN
2.1 KENNISMAKING IN VOGELVLUCHT
2.2 KLEMTOON OP MEDIACOMMUNICATIE
→ klemtoon op gemedieerde communicatie
Mediacentralisme = het te centraal plaatsen van media en communicatie in de samenleving, door ze teven af te
scheiden en af te zonderen van de sociaaleconomische context waarin ze opereren
Technologisch determinisme = het geloof dat technologische veranderingen een eigen logica volgen, die in grote
mate onafhankelijk is van de menselijke wil en als zodanig de drijvende kracht is van sociale veranderingen
Maatschappijcentrisme = maatschappelijke dynamieken beïnvloeden de media en de media zijn louter een
weerspiegeling van de samenleving
2.3 MULTIDISCIPLINARITEIT
2.4 BELANG VAN HISTORISCHE EN MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT
2.5 WETENSCHAPPELIJKE EN KRITISCHE BENADERING
3 COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN IN PERSPECTIEF
3.1 IN PERSPECTIEF
3.2 HET BOEK IN VOGELVLUCHT
3.3 LEESWIJZER
1
,H1: BOUWSTENEN VAN EEN DISCIPLINE EN EEN PRAKTIJK
1.1 COMMUNICATIE IS MEER DAN COMMUNICEREN
→ Geen definitie
1.2 TEKEN ALS BASIS VOOR BETEKENISVOL COMMUNICEREN
1.2.1 SEMIOTIEK
Semiotiek bestudeert de wijze waarop tekens functioneren en hoe ze betekenis doen ontstaan.
→ Fonologie = studie v klank/uitspraak en letters (= kleinste eenheden)
→ Syntaxis = studie v taalconventies en betekenis/patronen van tekens.
→ Pragmatiek = relatie tussen betekenis en gebruiker van het teken
→ Semantiek = relatie tussen teken en betekenis
→ Intensie = geheel van criteria/kenmerken bepalend voor gebruik v bepaalde term
→ Extensie = lijst v zaken waarop de term correct toegepast kan worden
→ Focus op organisatorische en relationele component
Representamen
Peirce (1931)
→ Representamen = tekenvorm
→ Object waar het teken nr verwijst
Interpretant Object
→ Interpretant = betekenis
Relatie tussen representamen en object is de meest determinerende component voor betekenis. De interpretant
wordt gezien als een additionele betekenisgeving want deze kan variëren door persoonlijke ervaringen.
Saussure (1966)
→ betekenis is relationeel en associatief
→ onderlinge relatie tussen tekens (vaak tegenovergestelden bv: warm betekend niet koud)
betekenaar betekende
betekenaar betekende
betekenaar betekende
betekenaar betekende
betekenaar betekende
...
2 soorten relaties tussen tekens:
→ Syntagma = horizontale relatie tussen tekens + betekenisvolle combinatie/keten = ‘a system of
interrelated, consecutive units’
BV ik drink koffie VS koffie drink ik / aperitief – voorgerecht – hoofdgerecht – dessert
→ Paradigma = verticale relatie tussen tekens = selectie = ‘a class of elements that are semantically
homogeneous’
BV ik drink kofie = ik drink melk = ik drink fanta = ik drink water = ik drink … / werkwoorden - bijvoegelijke
naamwoorden - zelfstandige naamwoorden - …
3
, 1.2.2.2 TEKENINDELINGEN
→ obv de soort relatie tussen het teken en het object
Pierce (1931)
→ Icoon = teken dat op visueel/auditief/olfactorisch vlak een gelijkenis vertoont met het object waar
het nr verwijst = teken dat zijn betekenis haalt uit een relatie van gelijkenis
BV foto, landkaart, …
→ Index = een teken met een rechtstreeks, existentieel/natuurlijk verband met een object = relatie
dient aangeleert te worden via ervaring/kennis = haalt betekenis uit relatie van oorzaak en gevolg
BV rook is een index voor vuur
→ Symbool = teken dat betekenis heeft op basis van een conventie/afspraak
BV een woord, rode kruis, olympische ringen,…
! categorien zijn niet exclusief en kunnen overlappen! (afhankelijk van context)
Peters (1979)
→ Index = een teken is op natuurlijke wijze verbonden met datgene waar het naar verwijst, zonder
tussenkomst van de mens.
→ Conventioneel teken = arbitrair = op basis van een afspraak
→ Icoon = gemotiveerd verband* gebaseerd op een gelijkenis
→ Symbool = gemotiveerd verband* gebaseerd op een associatie (bv aangeleerd door cultuur)
*gemotiveerd verband = op basis van een motief/reden =/ willekeurige afspraak
natuurlijk kunstmatig
index arbitrair gemotiveerd
conventioneel symbool icoon
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jodiepennewaert. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.40. You're not tied to anything after your purchase.