Alle levende organismen vertonen levensverschijnselen, zoals voortplanten. Met
stofwisseling worden alle chemische reacties in een organisme genoemd. Hier zijn
enzymen belangrijk, zij versnellen (katalyseren) de reacties. Als een organisme geen
levensverschijnselen meer vertoont, is het dood. Als het nooit heeft geleefd, noem je het
levenloos.
Levensloop: hoe het leven van een individu loopt. Begint bij het ontstaan van het
organisme en eindigt als het doodgaat.
Levenscyclus: hoe een bepaalde soort leeft. Bij bijvoorbeeld vlinders is het een cirkel van
gebeurtenissen die alsmaar doorgaat. Een levenscyclus eindigt als de soort uitsterft.
Organismen zijn gesorteerd in biologische eenheden, zie hieronder de volgorde:
1. Molecuul (DNA)
2. Cel (beencel)
3. Orgaan (bot)
4. Organisme (paard)
5. Populatie (paarden)
6. Ecosysteem (weidegebied)
7. Biosfeer (aarde)
Een emergente eigenschap is een eigenschap die specifiek is voor een bepaald
organisatieniveau. Vliegen is bijvoorbeeld iets wat een organisme wel kan, maar een orgaan
niet. Ook voortplanten is een emergente eigenschap, deze ontstaat bij een populatie.
2 Organen, weefsels en cellen
Een orgaanstelsel bestaat uit een aantal organen dat samen een bepaalde functie
uitoefent: zenuwstelsel, verteringsstelsel etc.
Organen bestaan uit weefsels. Een weefsel is een groep cellen met dezelfde vorm en
functie. Hieronder de verschillende weefsels:
Dekweefsel (epitheel) → Bekleedt en beschermt inwendige en uitwendige
lichaamsoppervlakten. Het zit ook in het darmkanaal (hier wordt het slijmvlies genoemd).
Zenuwweefsel → In je hersenen, ruggenmerg en zenuwen. Informatie wordt hiermee
doorgegeven.
Spierweefsel → Langgerekte cellen die kunnen samentrekken.
Bindweefsel → Geeft steun en vorm. Het bestaat uit vezels en tussencelstof, deze geven
de functie aan het bindweefsel.
, Het soort tussencelstof hangt samen met de functie van het weefsel.
Beenweefsel → tussencelstof heeft veel kalkzouten en relatief weinig collageenvezels.
Hard weefsel.
Kraakbeenweefsel → relatief weinig kalkzouten en veel collageenvezels. Elastisch en
buigzaam.
In het lichaam van een organisme is vaak een relatie tussen vorm en functie. Zo hebben
mensen oren een soort ‘’schelp’’ om geluidstrillingen goed op te vangen.
3 Plantaardige en dierlijke cellen
Elk deel van een cel met een eigen functie noem je een organel. De buitenste laag van een
cel heet het celmembraan. Bij een plantaardige cel ligt hier nog een celwand omheen.
Door de vetmoleculen in het celmembraan wordt het inwendige milieu van de cel
gescheiden van het uitwendige milieu.
Plantaardige cellen bevatten vaak een grote centrale vacuole, deze zorgt voor stevigheid.
Ook kunnen er kleurstoffen in zitten. Planten kunnen ook een aantal plastiden bezitten:
chloroplasten (bladgroenkorrels), chromoplasten (oranje en rode kleurstoffen) en
leukoplasten (opslag). Tussen plantaardige cellen liggen intercellulaire ruimten, deze zijn
gevuld met vocht of lucht.
Met een microscoop kun je erg kleine cellen bekijken. Hiervoor is eerst een preparaat nodig.
Op school worden vooral lichtmicroscopen gebruikt die tot ongeveer 600x vergroten.
Vergroting oculair x vergroting objectief = totale vergroting
Grootte van afbeelding / werkelijke grootte object = totale vergroting
Met elektronenmicroscopen zijn nog grotere vergrotingen mogelijk, er zijn twee soorten:
● TEM (tweedimensionaal)
● SEM (driedimensionaal)
4 Celorganellen
In het kernplasma liggen chromosomen, die bestaan uit lange moleculen DNA met
informatie over erfelijke eigenschappen. In het kernplasma ligt de nucleolus, dit is de plaats
waar delen van ribosomen worden gemaakt. Deze verlaten de kern door de kernporiën.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 456vwosamenvattingen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.24. You're not tied to anything after your purchase.