Sociale netwerken
Hoofdstuk 2 en 4
2 Hedendaagse theorieën in netwerkonderzoek.
2.1 Behoefte aan meer algemene theorieën.
Netwerkideeën zijn toegepast in een groeiend aantal onderzoeksvelden in
verschillende sociale disciplines. Er kunnen meer dat vijftien verschillende
probleemgebieden worden genoemd en deze kunnen worden ingedeeld onder de
drie hoofdproblemen van de sociologie.
Hoofdproblemen van de sociologie (studie van de sociale relaties tussen
mensen); ongelijkheid, cohesie of rationalisering.
Ongelijkheid: gaat over verdeling van alle goederen, hulpbronnen en diensten.
- Voorbeelden van netwerkonderzoek: verdeling van sympathie binnen
kleine groepen; rolscheiding in gezinnen; verdeling van niet op de markt
verkrijgbare goederen; machtsverdeling in lokale gemeenschappen;
clientelisme (een persoon of groep mensen ondersteunen of een dienst
bewijzen in ruil voor politieke steun).
Cohesie: Gaat over wat een samenlevingen bij elkaar houdt.
- Voorbeelden van netwerkonderzoek: oplossen van conflicten; sociale
organisatie van migranten; sociale steun; mentale en fysieke gezondheid;
stemgedrag; communicatie en diffusie van nieuwigheden; waarom bij een
sociale of religieuze bewegingen.
Rationalisering: veranderingen in de moderne samenleving, het efficiënter en
effectiever produceren van goederen en de sociale gevolgen daarvan.
- Voorbeelden van netwerkonderzoek: cognitieve netwerken; de
ontwikkeling van wetenschappen en kunsten; netwerken tussen
organisaties; politieke en economische elites.
Netwerkonderzoek heeft ook algemene theorieën nodig die een verklaring geven
voor;
- Het ontstaan van sociale netwerken;
- De effecten van de netwerken.
2.2 ‘Demand-side’- verklaringen voor het ontstaan van netwerken.
Demand-side verklaring: een van de verklaringen voor het ontstaan van
netwerken;
- Sociale relaties zijn het gevolg van de voorkeuren die we hebben voor
bepaalde anderen.
- Uit onderzoek komt naar voren dat mensen bij voorkeur omgaan met
soortgelijke anderen.
- Leeftijd; geslacht; opleidingsniveau; religieuze achtergrond.
Like me-hypothese: de hypothese over de voorkeur voor gelijke anderen.
Status-hypothese: de hypothese dat er liever omgegaan wordt met iemand die
een hogere status heeft dan zijzelf, daardoor wordt de eigen status ook verhoogd.
2.3 ‘Supply-side’-verklaringen: aantallen en plaatsen
Het tegenovergestelde van de demand-side.
Supply-side: De mogelijkheden die mensen hebben om keuzes te maken. In een
bepaalde setting zijn er wellicht geen gelijke anderen aanwezig. Als je die gelijke
anderen niet tegenkomt dan zal je netwerk niet bestaan uit soortgelijken.
- Je voorkeuren maken dus niet veel uit, je keuzemogelijkheden beperken
zich tot de mensen die je tegenkomt.
Blau en Schwartz: ‘You can’t marry an Eskimo, if no Eskimo is around.’
- Het is bijvoorbeeld voor een allochtoon gemakkelijker om een autochtoon
persoon als vriend te hebben dan andersom. Simpelweg omdat er minder
autochtonen zijn. – aantallen.
, Feld (1981) stelde dat sociale relaties vaak verbonden zijn met bepaalde
plaatsen die als het ware ‘brandpunten’ vormen voor interactie met andere
mensen. – plaatsen.
- Voorbeelden van brandpunten: bar; scholen; disco; restaurant etc.
De samenstelling van je sociale netwerk is een weerspiegeling van de
samenstelling van de mensen die je tegenkomt op de plaatsen die je in je
dagelijks leven bezoekt. – Marsden.
De ontmoetingsplaatsen zullen meer effect hebben als mensen gedwongen of
verplicht zijn langere tijd daarin te verblijven.
- Ben je echt op zoek naar een vriend of partner – voorkeuren belangrijk
- Alleen maar vermaak en gezelligheid – plaatsen die aangeboden worden
zijn voldoende.
2.4 Sociaal-kapitaaltheorie
De kern van sociaal kapitaal wordt gevormd door twee proposities:
De sociale-hulpbronnenhypothese: mensen die beter uitgerust zijn met
sociale hulpbronnen zijn beter in staat hun doelen te bereiken.
De investeringshypothese: mensen zullen in sociaal kapitaal investeren
naarmate sociaal kapitaal een beter leven produceert.
Sociale netwerken worden zo gezien als sociaal kapitaal dat bijdraagt om doelen
te bereiken die anders onbereikbaar zouden zijn of slechts bereikbaar tegen hoge
kosten.
Financieel kapitaal: geld - ligt in je eigen handen.
Humaan kapitaal: opleiding en talenten – ligt in je eigen handen.
Sociaal kapitaal: andere persoon in je netwerk moet bereid zij je te helpen –
niet alleen in eigen handen.
2.4.1 Elementen van sociaal kapitaal
SK (Sociaal kapitaal) bestaat ten minste uit drie elementen:
1. Het aantal anderen dat bereid of verplicht is je te helpen als je een beroep
op hen doet.
2. De mate waarin zij daadwerkelijk bereid zijn je te helpen
3. En de hulpbronnen van deze personen.
(4. Netwerkstructuur, er zit sociaal kapitaal in netwerkstructuur. Volgens Bourdieu
en Coleman)
- In dichte netwerken word je eerder gedwongen normen na te leven, maar
krijg je ook stuen als je die nodig hebt.
- Onderling vertrouwen is hoger in dichte netwerken.
Burt stelde voor; de structurele autonomie van een persoon (die persoon kan
kiezen met wie hij omgaat maar de rest kan niet om jou heen).
- De mensen in de groep zijn van diegene afhankelijk.
Structurele gaten theorie: de schakel vormen tussen twee personen die
verder geen contact met elkaar hebben. Maar je kunt ook degenen die met je
verbonden zijn tegen elkaar uitspelen.
2.4.2 Hoe ontstaat sociaal kapitaal?
Het idee ‘sociaal kapitaal’ betekent dat mensen hun hulpbronnen inzetten voor
anderen. Niet alleen om een op dit moment bestaand probleem op te lossen,
maar met het oog op de toekomst.
- Sociaal kapitaal wordt volgens Marcel Mauss geworven door te geven en
daardoor anderen aan zich te laten verschuldigen.
- Coleman introduceerde later het beeld ‘credit slips’
(schuldbekentenissen) om aan te geven dat de ontvanger van de hulp in
de schuld staat bij zijn of haar helpers.
- Elke beslissing is dan eigenlijk een investering in de toekomst.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Communicationstudent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.