Dit omvangrijke document bevat mijn aantekeningen bij hoorcolleges 1 tot en met 4. Bij de hoocolleges 5 en 6 heb ik ook een aantal aantekeningen gemaakt, alleen zijn deze in geen geval uitgebreid te noemen. Bovendien zijn in het document mijn aantekeningen bij de kennisclips opgenomen, evenals mijn...
Inleiding Constitutioneel Recht
Aantekeningen bij de hoorcolleges
Een drietal kennisclips voorafgaande aan de hoorcolleges
Regeringsstelsel en staatsvorm
1. Wat is constitutioneel recht?
Privaatrecht regelt de verhouding tussen burgers onderling (en bedrijven). Hierbij zijn partijen juri-
disch gelijk aan elkaar. Publiekrecht daarentegen is het geheel van rechtsregels die betrekking heb-
ben op het handelen van de overheid. Dit rechtsgebied regelt de verhouding tussen burgers, bedrij-
ven en de overheid: hierbij zijn partijen niet juridisch gelijk aan elkaar, omdat de overheid via pu-
bliekrechtelijke rechtshandelingen eenzijdig bindende beslissingen neemt. Constitutioneel recht
(oftewel staatsrecht) is een onderdeel hiervan.
o Constitutioneel recht regelt de verhoudingen tussen burgers, bedrijven en de overheid en ook
de inrichting en organisatie van de staat.
2. Welk regeringsstelsel heeft Nederland?
Een regeringsstelsel heeft betrekking op de horizontale verhouding tussen de wetgevende macht
(het parlement) en de uitvoerende macht (de regering).
o Nederland heeft een parlementair regeringsstelsel. In een dergelijk stelsel heeft de regering het
vertrouwen nodig van een door het volk verkozen volksvertegenwoordiging (het parlement).
Het parlement werkt samen en controleert de regering. De regering is namelijk niet verkozen.
o In een presidentieel stelsel is geen vertrouwensrelatie nodig tussen het parlement en de rege-
ring, omdat zowel het parlement als de regeringsleider (de president) zijn verkozen door het
volk: ze hebben beide rechtstreekse democratische legitimiteit.
3. Welke staatsvorm heeft Nederland?
Een staatsvorm heeft betrekking op de verticale verhouding tussen hogere en lagere overheden.
o In een federale staat is er een federale overheid en zelfstandige deelstaten.
o In een gedecentraliseerde eenheidsstaat (zoals Nederland) is er een relatie tussen het centrale
en het decentrale overheidsniveau waarbij de centrale overheid het finale, soevereine beslis -
singsrecht in handen heeft. Enerzijds is er een rijksoverheid en anderzijds zijn er gemeenten,
provincies en waterschappen. Deze lagere overheden blijven onder bestuurlijk toezicht staan
van de hogere overheid.
• Daarnaast is Nederland ook een constitutionele monarchie waarbij de positie van de mo-
narch in de Grondwet is geregeld.
Openbare lichamen en organen
De drie pijlers van het huis van Thorbecke in Nederland zijn het Rijk, de provincies en de gemeenten.
Deze noemen we ook wel openbare lichamen; deze lichamen zijn opgebouwd uit organen die ook wel
ambten worden genoemd. Deze organen staan onderling in een wettelijk geregelde relatie met elkaar
en met hun bevolking; de bevolking wordt bestuurd door deze organen, maar ze kan tegelijk ook invloed
uitoefenen op deze organen (via verkiezingen). De burgers verkiezen de volgende organen om wetge-
vende normen te maken:
o Op het niveau van de gemeente, de Gemeenteraad.
o Op het niveau van de provincie, de Provinciale Staten.
o Op het niveau van het Rijk, de Tweede Kamer. De Eerste Kamer (gekozen door de leden van de Pro-
vinciale Staten) en de Tweede Kamer vormen samen het parlement. Het parlement wordt in Neder-
land de Staten-Generaal genoemd. De uitvoerende macht bestaat uit de regering die weer bestaat
uit het staatshoofd en de ministers. Nederland heeft een parlementair regeringsstelsel waarbij het
parlement wordt verkozen en niet de regering. De ministers zijn daarom verantwoording schuldig
aan het parlement en worden gecontroleerd door het parlement.
1
, • Elke provincie wordt bestuurd door de gedeputeerde staten en de commissaris van de koning
(die wordt benoemd door de nationale regering). Dit bestuur wordt gecontroleerd door de Pro-
vinciale Staten.
• Elke gemeente wordt bestuurd door wethouders en een burgermeester (die wordt benoemd
door de nationale regering). Samen vormen zij het College van burgemeester en wethouders;
de Gemeenteraad controleert het gemeentebestuur.
Beginselen van de democratische rechtsstaat (basis voor de organisatie en de werking van Nederland)
Nederland is een rechtsstaat waarin vrijheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor de burger heel
belangrijk zijn. De macht en het optreden van de overheid worden daarom begrensd door rechtsregels
en de inwoners hebben fundamentele grondrechten die de overheid moet respecteren.
Er zijn vijf belangrijke beginselen.
1. Het legaliteitsbeginsel: alle overheidsoptreden moet berusten op een wettelijke grondslag (terug te
vinden in de Grondwet of in een wet in formele zin die tot stand is gekomen door de regering, de
koning en de ministers en de Staten-Generaal). Dit beginsel beoogt rechtszekerheid en rechtsgelijk-
heid te waarborgen en willekeur van overheidsoptreden te vermijden.
2. De machtenscheiding (trias politica): om misbruik van overheidsmacht te voorkomen, worden de
belangrijkste overheidsfuncties verdeeld over drie overheidsmachten, namelijk wetgevende macht
(maakt algemene regels en controleert de uitvoerende macht), uitvoerende macht (voert de alge-
mene regels uit en is verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur) en rechterlijke macht (controleert
de uitvoering van de wet en beslecht conflicten tussen burgers of tussen burgers en de overheid).
Er is sprake van checks en balances tussen de machten en de nadruk is komen te liggen op samen-
werking en controle.
o In Nederland kunnen enkel de regering en het parlement samen een wet in formele zin tot
stand brengen.
o In Nederland kan het parlement de regering doen aftreden.
o In Nederland kan de regering de Tweede Kamer ontbinden.
o In Nederland kan de rechter de wetgevende of uitvoerende macht terugfluiten. De rechter kan
alleen wetten in formele zin en verdragen niet toetsen aan de Grondwet (toetsingsverbod).
3. De grondrechten: de inwoners van een rechtsstaat hebben fundamentele rechten en vrijheden die
de overheid moet respecteren of actief moet realiseren.
4. De rechterlijke controle op overheidsoptreden tegen burgers: de burger heeft het recht om naar
een onafhankelijke rechter te stappen (ook tegen beslissingen van de overheid).
5. Het democratiebeginsel: overheidsoptreden moet aanvaardbaar en legitiem zijn voor de burger. De
belangrijkste beslissingen moeten daarom bij meerderheid worden genomen door een verkozen
volksvertegenwoordiging waarbij ook rekening wordt gehouden met minderheidsgroepen.
De vijf beginselen laten zich leiden door actuele gebeurtenissen die verfijning met zich mee kunnen
brengen.
Eerste hoorcollege - inleiding constitutioneel recht, machtsverdeling en democratie (deel 1)
In het constitutioneel recht is niet altijd sprake van overduidelijke antwoorden; het betreft vaak geen
situaties die zwart-wit kunnen worden bekeken. Bij het beoordelen van een casus is het van belang om
juist te argumenteren en goede vaardigheden kunnen ertoe leiden dat een initiatief al dan niet wordt
aangenomen of wordt verworpen in de Staten-Generaal.
In de extensieve werkcolleges zal een actieve dialoogvorm worden aangenomen. Er zal schriftelijke
voorbereiding van de zelfstudievragen en casusposities op basis van de literatuur door de student wor-
den verwacht. Een tip: bestuur de studeeraanwijzingen per week, evenals de studiedoelen en de zelfstu-
dievragen. Door deze goed uit te werken, zul je je beter voorbereiden op het tentamen.
o De jurist baseert zich op de wet (werk daarom actief met de wettenbundel tijdens de voorbereiding,
de hoor- en werkcolleges).
2
,o Tijdens de colleges zul je de wettenbundel leren hanteren, evenals argumenteren en logisch en kri-
tisch nadenken. Daarnaast zal een nieuw begrippenkader worden geïntroduceerd: juridische jargon
zal verder worden toegelicht en de student zal deze begrippen eigen maken. Tussen deze begrippen
zullen verbanden worden gelegd en verschillen worden aangeduid.
Het tentamen bestaat uit twee delen: meerkeuzevragen zullen het grootste deel vormen, maar het
tweede deel dat betrekking heeft op argumentatie van een bepaald standpunt is even belangrijk (bij-
voorbeeld: zou het Nederlandse toetsingsverbod moeten worden afgeschaft?) en vraagt de student om
voor- en tegenargumenten aan te brengen.
o Bij de tweede vraag op het tentamen begint de student met het definiëren van de casus. Vervolgens
geeft hij of zij de belangrijkste argumenten weer en de student sluit zijn betoog af met een voorstel.
Twee belangrijke Latijnse begrippen komen hierbij aan de orde, namelijk de lege lata (zoals de wet
nu is) en de lege ferenda (zoals de wet zou moeten zijn; hoe de wet in de toekomst zou moeten
worden gevormd).
• De docenten komen studenten tegemoet bij de voorbereiding voor het tentamen door middel
van een diagnostische toets die wordt geplaatst op Canvas en de mogelijkheid te oefenen met
een open vraag.
De thema’s die in deze cursus worden besproken, zijn:
1. Een inleiding in Constitutioneel Recht, de machtsverdeling en democratie. Hoe is de Nederlandse
rechtsstaat eigenlijk ingedeeld en is hier rekening gehouden met de trias politica? Door middel van
welke beginselen wordt democratie nagestreefd in Nederland?
2. Regelgeving en legaliteit. De overheid kan eenzijdig besluiten uitvaardigen met rechtsgevolgen. Een
rechtsgevolg is een verandering in de wereld van het recht. In het publiekrecht (het constitutioneel
recht en het bestuursrecht samen) kan de overheid eenzijdig optreden, zonder zeggenschap van
het volk. Het legaliteitsbeginsel staat hierbij centraal: het handelen van de overheid moet gebaseerd
zijn op een zin in formele zin.
3. Regeringsstelsels. Nederland heeft een parlementair stelsel waarbij het parlement rechtstreeks
wordt verkozen door het volk; echter, de (minister-)president en de ministers worden niet verkozen,
maar benoemd door de Tweede Kamer. Een gekozen president heeft daarom meer bevoegdheden
dan een ongekozen president.
4. Federalisme en decentralisatie. In een federale staat zijn de bevoegdheden verdeeld tussen het fe-
derale niveau en de deelstaten; de staten hebben veel invloed in een dergelijk stelsel. Nederland is
een eenheidsstaat waarbij het Rijk bepaalde bevoegdheden toekent aan gemeentes en provincies,
maar wel de uiteindelijke controle voor zijn rekening neemt.
5. Grondrechten. Hoofdstuk 1 van de Nederlandse Grondwet bevat een catalogus van grondrechten
waarin de overheid zich niet dient te mengen, tenzij hij zich beroept op een beperkingsclausule.
6. Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde. Instituties en verdragen worden
geïntroduceerd om de vrede te waarborgen (denk aan het Internationale Verdrag voor de Rechten
van de Mensen). De Europese Unie heeft bijvoorbeeld bepaalde regels (bepalingen) die onmiddellijk
inwerken in Nederland: ze hebben rechtstreekse werking in het Nederlandse rechtssysteem.
Tip: bezoek de website www.nederlandrechtsstaat.nl voor actuele ontwikkelingen in het Nederlandse
constitutionele recht. De site bevat ook commentaren op de verschillende wetten van de Grondwet.
Wat zijn de uitgangspunten van de klassieke rechtsstaatidee? De rechtsstaat kent bepaalde uitgangs-
punten en beginselen die in ieder land hetzelfde zijn, maar wel op een andere manier zijn uitgewerkt.
Er zijn een aantal belangrijke opmerkingen en verdelingen die kunnen worden gemaakt:
o Een democratische rechtsstaat is ontstaan vanuit een klassieke liberale rechtsstaat en Nederland
veranderde van een nachtwakersstaat (waarbij de staat weinig bevoegdheden had; het private le-
ven werd vrijwel niet gereguleerd) in een sociale welvaartsstaat met rechten en plichten (hierbij ko-
men veel meer rechtsbeginselen om de hoek kijken).
o De machtsverdeling tussen wetgeving, bestuur en rechtspraak.
o Het democratiebeginsel en de verschillende uitwerkingen.
3
, o Directe en indirecte democratie.
De nadruk binnen de cursus zal liggen op het geldende, positieve recht zoals neergelegd in wetten (boe-
ken). In het recht zijn twee functies te onderscheiden:
o Formeel recht (procedureel recht) is recht met procedurele normen en beschrijft de procedures
waaronder een recht ontstaat.
o Materieel recht beschrijft de inhoud van wetten.
Maar het belangrijkste onderscheid in het recht is tussen privaatrecht en publiekrecht. Privaatrecht
heeft betrekking op alle rechtsbetrekkingen tussen burgers die juridisch geregeld zijn en rechtsgevolgen
hebben tussen private burgers, tussen ondernemingen en tussen burgers en ondernemingen. Bij dit
recht is sprake van gelijkheid en gelijkwaardigheid van partijen. In deze cursus zal echter het publiek-
recht van belang zijn. Dit recht bestaat uit drie onderdelen: het strafrecht (straffen worden vormgege-
ven door de formele wetgever en handhaving zal volgen), het constitutioneel recht en het bestuursrecht
(het staatsrecht en het bestuursrecht bevatten samen de formele en materiële normen die het hande-
len van de overheid reguleren en vormgeven, evenals de rechtsbetrekkingen tussen de burgers en de
overheid (en overheden onderling) regelen); zowel bij constitutioneel recht als bestuursrecht staat het
handelen van de overheid centraal.
o De constitutie bevat de grondslagen van de democratische rechtsstaat. Oftewel, de algemene en
belangrijke beginselen en principes en de uitwerking van deze in Nederland: hoe zijn deze opgeno-
men in de Grondwet?
• De Grondwet is een onderdeel van de constitutie.
o Het constitutioneel recht houdt zich bezig met de organisatie van de staat. Hoe is de staat samen-
gesteld en uit welke ambten bestaat deze? Hoe komen wetten tot stand? Hoe werken de verschil-
lende organen van de staat samen? Daarnaast bestudeert dit recht de verhouding tussen de burger
en de overheid en heeft het oog voor het kiesrecht.
o Het constitutioneel recht en het bestuursrecht samen bevatten de formele en de materiele normen
die het handelen van de overheid reguleren en vormgeven, en die de rechtsbetrekkingen tussen
burgers en de overheid en tussen de overheden onderling regelen.
In het tweede jaar van de rechtenstudie krijgt de student het vak Rechtsbescherming tegen de Overheid;
als de overheid eenzijdig besluiten neemt op basis van het legitieme overheidsgezag, dan kan de burger
zich daar tegen beschermen.
Constitutioneel recht houdt zicht bezig met verschillende vraagstukken. Bijvoorbeeld, hoe ver reikt de
vrijheid van meningsuiting van een politicus ten opzichte van een burger? Hoe wordt in verschillende
landen invulling gegeven aan het beginsel van de trias politica volgens Montesquieu (denk aan ‘checks
and balances’)? Kunnen burgers door middel van de rechtspraak (de rechterlijke macht) de staat verant-
woordelijk houden voor een onrechtmatige daad, of gaat dit in tegen de scheiding der machten en de
democratie, omdat de rechters nu eenmaal niet gekozen zijn? Moet een burgemeester meer bevoegd-
heden krijgen, of gaat dit ook in tegen de trias politica-leer?
o In een representatieve democratie zoals in Nederland worden de belangen van burgers vertegen-
woordigd door zogenaamde volksvertegenwoordigers; in een democratie vindt rotatie van macht
plaats door middel van verkiezingen.
De belangrijkste vraag is toch wel: ‘Welke organen (ambten) zijn, onder welke voorwaarden, bevoegd
(via attributie of delegatie) tot het stellen van in de (Nederlandse) rechtsorde geldende rechtsnormen?’
o Er is een toenemende invloed vanuit internationale verdragen op het Nederlandse recht.
o Als de overheid optreedt via eenzijdige besluiten, moet hij zich houden aan wetten en gedragingen.
We gaan de antwoorden van al deze vragen en vraagstukken vinden in zowel het geschreven als het on-
geschreven recht. Geschreven regels zullen terug te vinden zijn in de Grondwet en het Statuut, evenals
organieke wetten en constitutionele gewoonten (deze zijn ongeschreven). Organieke wetten zijn wet-
ten (aangenomen met een gewone meerderheid) die betrekking hebben op de werking van de organen
en dus de organisatie van de staat, en waarvan de totstandkoming in de Grondwet is voorgeschreven
(denk aan art. 132 Gw over de Gemeente- en Provinciewet en art. 59 Gw over de Kieswet).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noortjetimmermans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.