100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Volledige samenvatting Specialistische Farmacotherapie $5.37   Add to cart

Summary

Volledige samenvatting Specialistische Farmacotherapie

 144 views  13 purchases
  • Course
  • Institution

Volledige samenvatting van Specialistische Farmacotherapie. Alle colleges die nodig zijn voor het tentamen zijn uitgebreid uitgewerkt.

Preview 4 out of 277  pages

  • August 28, 2022
  • 277
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Inhoud
College 1: Inleiding + Schildklierstoornissen ............................................................................2
College 2: Farmacotherapie in de eerste lijn (herhaling) ..........................................................6
College 3: Farmacotherapie in de eerste lijn (herhaling, deel 2) ............................................ 25
College 4: Neurologie & psychiatrie (herhaling) ..................................................................... 47
College 5: Geriatrie ................................................................................................................ 56
College 6: Elektrolytstoornissen............................................................................................. 63
College 7: Klinische chemie (herhaling).................................................................................. 74
College 8: Palliatieve farmacotherapie .................................................................................. 92
College 9: Psychofarmaca: psychosen en schizofrenie & antipsychotica.............................. 101
College 10: Zorg voor EPA patiënten en psychose en verslaving ............................................ 116
College 11: Psychofarmaca en jeugdigen & ouderen ............................................................. 129
College 12: Hiv & Aids ............................................................................................................ 143
College 13: Anesthesie en intensive care ............................................................................... 152
College 14: Antistolling en bloedproducten ........................................................................... 166
College 15: Farmacogenetica ................................................................................................. 184
College 16: Reumatoïde artritis en geneesmiddelen ............................................................. 190
College 17: Inleiding in de oncologie & mammacarcinoom ................................................... 200
College 18: Colorectaal carcinoom, longcarcinoom, blaas- & prostaatcarcinoom.................. 210
College 19: Hemato-oncologie, toxiciteit & interacties van oncolytica .................................. 222
College 20: Ziekenhuisinfecties & tropische infectieziekten .................................................. 239
College 21: Nieuwe geneesmiddelen & immunotherapie ...................................................... 265




1

,College 1: Inleiding + Schildklierstoornissen
K. Taxis

Algemene inleiding
Veel mensen hebben
klachten, maar niet iedereen
gaat met deze klachten naar
de huisarts. Er zijn dus veel
mensen met klachten en
symptomen die niet bekend
zijn in de zorg. Het is voor
ieder mens persoonlijk hoe
groot de drempel naar de
zorg is, hier zit individuele
variatie in. In Nederland is
het zo georganiseerd dat tenzij je ernstige klachten hebt, je eerst naar de huisarts gaat. In het geval
van ernstige klachten beland je op de spoedeisende hulp. De huisarts bepaalt of hij zelf gaat
behandelen, of dat het nodig is om door te verwijzen. Bijna driekwart van de Nederlanders heeft
jaarlijks contact met de huisarts. Indien patiënten niet naar de huisarts gaan, proberen zij klachten
eerst vaak te behandelen met zelfzorgmiddelen. Ongeveer een derde van de Nederlanders gebruikt
in 2 weken tijd één of meer zelfzorggeneesmiddelen. Klachten waarvoor vaak zelfzorgmedicatie
wordt gebruikt, zijn pijn, hoest, maagdarmklachten en huidproblemen. Het is belangrijk om dit met
patiënten te bespreken, aangezien in sommige gevallen interacties kunnen optreden met
zelfzorgmiddelen, bijvoorbeeld in het geval van pijnstillers (NSAIDs). Buiten de apotheek of drogist
om is ook een breed aanbod aan middelen. Voorbeelden hiervan zijn schoonheidsproducten,
kruidenmiddelen of anabole steroïden.

In de huisartspraktijk komen veel ziektebeelden en klachten voorbij. Een aantal van de meest
voorkomende gezondheidsproblemen zijn hypertensie, urineweginfecties, diabetes mellitus,
hoesten, moeheid/zwakte, infecties van de bovenste luchtwegen en depressie. Bij consulten is het
vaak niet duidelijk wat de indicatie is, dit zijn vaak somatische klachten. Tot 40% van de klachten bij
de huisarts zijn Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK). Bij de huisarts is in
deze gevallen vaak sprake van een afwachtend beleid, waarbij een risico-inschatting wordt gemaakt
of het nodig is om de patiënt door te verwijzen.

Ziekten of klachten waarmee een huisarts wordt geconfronteerd worden ook wel een morbiditeit
genoemd. Om een inschatting te maken van hoe vaak klachten voorkomen worden de incidentie en
de prevalentie gebruikt. De incidentie is het aantal nieuwe gevallen per 1000 personen. De
prevalentie is het totaal aantal gevallen per 1000 personen. Een voorbeeld van een ziekte met een
hoge incidentie en lage prevalentie is een snel voorbijgaande infectieziekte als griep. Vaak
voorkomende acute morbiditeiten zijn verkoudheid en koorts, lage rugpijn, myalgie (spierpijn), kleine
traumata (snijden, hechten, etc.) en dermatologie (puist, pukkel, zweer). Een voorbeeld van een
ziekte met een lage incidentie en een hoge prevalentie is bijvoorbeeld diabetes type 1, in verhouding
worden er niet veel nieuwe gevallen gediagnosticeerd, maar patiënten die dit hebben, hebben dit
chronisch, en blijven dus lang in beeld bij de zorg. Vaak voorkomende chronische morbiditeiten zijn
hart- en vaatziekten, astma en COPD, diabetes, artrose en reuma. In Nederland hebben in totaal
hebben 9,9 miljoen mensen (57%) een chronische aandoening. Naarmate de leeftijd toeneemt,
komen chronische aandoeningen vaker voor. Op jonge leeftijd, tussen 5 en 19 jaar is er sprake van
een kleine stijging, die daarna weer wat afneemt. Chronische morbiditeiten bij kinderen zijn
bijvoorbeeld diabetes type 1, astma en gedragsstoornissen als autisme.



2

,Na een consult krijgt in Nederland gemiddeld 66% een recept. In de rest van de gevallen wordt
gekozen voor een afwachtend beleid. Dit wordt onder andere bepaald door inzicht in of kennis van
het ziekteproces, bijvoorbeeld in het geval van sinusitis, de wenselijkheid, bijvoorbeeld wanneer een
‘dip’ vergeleken wordt met een depressie, of wanneer eerst advies wordt gegeven in plaats van
medicijnen, bijvoorbeeld leefstijladvies. In Nederland worden PPI’s het meeste voorgeschreven,
gevolgd door NSAIDs. Andere veel voorkomende middelen zijn antilipaemica, antithrombotica, β-
blokkers, etc.

Bij het voorschrijven van een geneesmiddel worden veel
verschillende aspecten in overweging genomen. Zo kijk je onder
andere naar de risico’s en eventuele bijwerkingen van het
geneesmiddel, dus bijvoorbeeld bij ouderen middelen die het
valrisico verhogen. Ook kijk je naar het effect, dus of het nog zin
heeft om een middel te starten, bijvoorbeeld bij het starten van een
statine bij een oudere. Verder neem je de wensen van de patiënt zelf
mee. Dit doe je bij alle patiënten, maar bij ouderen in het bijzonder.
Tot slot neem je de kosten van het geneesmiddel, in vergelijking met
de evidence mee. Dit speelt afhandelijk van het geneesmiddel een
grotere of kleinere rol. Deze factoren gebruik je om bij patiënten tot
een optimale therapie te komen.

De therapietrouw bij patiënten is vaak zeer teleurstellend. Bij sommige ziektebeelden wordt een
hoge therapietrouw gezien, terwijl bij andere de therapietrouw betrekkelijk laag is. Dit is met name
het geval bij chronische, preventieve medicatie. Na 1 jaar is ongeveer 50% van de patiënten gestopt.
Een goede geneesmiddelkennis is dan ook van belang, zodat je patiënten goed kunt begeleiden bij
het gebruik van geneesmiddelen. Een lage therapietrouw heeft namelijk verschillende oorzaken, als
leeftijd, polyfarmacie, de duur van de behandeling, last van bijwerkingen of tussentijdse adviezen van
derden. Met behulp van kennis kun je de therapie van patiënten optimaliseren, kennis is een
belangrijke basis om dit te kunnen doen.

Endocrien: Schildklierstoornissen
De schildklier zit in de hals en is ongeveer een gram zwaar. Het is
een goed doorbloed orgaan. Deze goede doorbloeding is belangrijk
voor de toevoer van hormonen die de schildklierfunctie aansturen,
en het afvoeren van hormonen naar de periferie. De hoofdfunctie
van de schildklier is de productie van schildklierhormonen, maar
de schildklier dient tevens voor de opslag van deze hormonen. Dit
is op celniveau te zien als holtes in de schildklier die gevuld zijn
met hormonen. De schildklier wordt vanuit de hersenen
aangestuurd door de hypothalamus. De hypothalamus stuurt de
hypofyse aan met behulp van TRH (thyrotropin releasing
hormone). De hypofyse stuurt de afgifte van schildklierhormoon
door de schildklier weer aan met behulp van TSH (thyroid
stimulating hormone, = thyrotropine). De schildklier produceert T3
en T4. De werkzame variant is T3, wanneer de schildklierfunctie
bepaald wordt, wordt gekeken naar TSH en T4. T4 is de vorm
waarin het hormoon wordt vervoerd door het bloed. Deze variant
heeft een lange halfwaardetijd, en is dus stabieler. In de periferie is
in celkernen een receptor voor T3 aanwezig, T3 stuurt dan in de cel
verschillende processen aan. Er is sprake van een negatief terugkoppelingssysteem, voornamelijk
aangestuurd door T3. Wanneer een patiënt een hoge TSH heeft, heeft de patiënt last van een
hypothyreoïdie. T4 is dan laag. Een lage T4 zorgt er namelijk voor dat de terugkoppeling naar de

3

, hypofyse en de hypothalamus gestimuleerd wordt, waardoor meer TRH en TSH wordt afgegeven om
de schildklier te stimuleren. Klachten van een hypothyreoïdie zijn vermoeidheid, gebrek aan energie,
slecht concentratievermogen, traagheid in denken en overgewicht. Wanneer TSH laag is, is T4 hoog,
er is dan sprake van een hyperthyreoïdie. Wanneer T4 heel hoog is, blokkeert het de productie van
TRH en TSH. Klachten van een hyperthyreoïdie zijn veel energie, een geactiveerde toestand (tot aan
psychotisch), zenuwachtig zijn, zweten, veel honger, ondergewicht en afvallen. Zowel een hyper- als
een hypothyreoïdie kan langzaam ontstaan. De patiënt kan er dan lang mee rondlopen, zonder dat
hij of zij goed weet wat er aan de hand is, mede omdat schildklierklachten vaak vrij aspecifiek zijn.
Met behulp van schildklierwaarden ben je echter in staat om snel een diagnose te stellen.

Casus 1:
Mevr. De Boer is 55 jaar en komt met een recept van haar eigen huisarts in de apotheek:
R/ Thyrax 0,100 mg. No. 30 st.
S/ 1 x daags 1 tablet.
Welke aandoening denkt u dat mevr. heeft? Welke mondelinge en schriftelijke voorlichting geeft u bij
dit recept?

Thyrax (levothyroxine) wordt gebruikt bij hypothyreoïdie, TSH is dan verhoogd, en T4 is verlaagd. De
meest voorkomende oorzaak van hypothyreoïdie is de ziekte van Hashimoto. Dit is een auto-
immuunziekte, waarbij de schildklier wordt aangevallen door antistoffen en kapot wordt gemaakt,
waardoor deze niet meer in staat is tot adequate productie van schildklierhormonen. Met behulp van
beeldvormende technieken is deze destructie van de schildklier zichtbaar. Levenslange substitutie
van schildklierhormonen is dan noodzakelijk.

Levothyroxine is het hormoon T4. In het lichaam moet het dus nog worden omgezet naar T3. De
halfwaardetijd van T4 is lang, het kan dus ook lang duren voordat de juiste therapeutische dosis is
gevonden omdat het lang duurt voordat de patiënt in de steady state terechtkomt. Na 6 weken kan
het lab worden geprikt om de behandeling te evalueren. Bij erg acute situaties wordt soms al na 2
weken lab geprikt, maar resultaten zijn over het algemeen pas na 6 weken echt representatief. Bij
diagnose duurt het lang voordat de klachten weg zijn, de patiënt moet dus geduld hebben totdat de
behandeling aanslaat. In de juiste dosering heeft levothyroxine geen bijwerkingen. Bij een te hoge
dosering kunnen klachten van hyperthyreoïdie ontstaan, bij een te lage dosering blijven de klachten
van de hypothyreoïdie ontstaan. Levothyroxine kent redelijk wat interacties, de absorptie van
levothyroxine is namelijk gevoelig voor veranderingen. Interacties kunnen bijvoorbeeld optreden met
calcium, antacida en magnesium. Het thyreomimeticum moet ten minste 2 uur voor of 4 uur na deze
middelen worden ingenomen. In het geval van ijzersuppletie of behandeling met sucralfaat moet het
thyreomimeticum 2 uur voor deze middelen worden ingenomen. Verder heeft levothyroxine een
smalle therapeutische breedte, waardoor vaste innametijdstippen en therapietrouw heel belangrijk
zijn. Levothyroxine moet een half uur voor het ontbijt worden ingenomen.

Casus 2:
Meneer de Vries (60 jaar) komt in de apotheek met een recept van de internist:
R/ Strumazol (thiamazol) 30mg.
S/ 1 x daags 1 tablet.
Welke aandoening denk je dat meneer heeft? Welke voorlichting geef je meneer de Vries?

Strumazol (thiamazol) wordt gebruikt bij hyperthyreoïdie, TSH is dan verhoogd, en T4 is verlaagd. De
meest voorkomende oorzaak van hyperthyreoïdie is de ziekte van Graves, dit is een auto-
immuunziekte waarbij antistoffen worden geproduceerd die de schildklier stimuleren. Deze
antistoffen sturen de schildklier aan om steeds meer schildklier hormonen te produceren, er wordt
dus te veel T4 afgegeven door de schildklier.


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daniquekoopman. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.37. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.37  13x  sold
  • (0)
  Add to cart