Inhoud
H1: REGELING ..................................................................................................................................................2
1.1 Regeling en homeostase ......................................................................................................................... 2
1.2 Hormonale regulatie ............................................................................................................................... 2
1.3 Het zenuwstelsel...................................................................................................................................... 8
1.4 Reflexen en het autonome zenuwstelsel ............................................................................................... 14
1.5 Neurale regulatie .................................................................................................................................. 16
1.6 Spieren en bewegen .............................................................................................................................. 19
H2: WAARNEMING EN GEDRAG .....................................................................................................................23
2.1 Het zintuigstelsel ................................................................................................................................... 23
2.2 Het oog .................................................................................................................................................. 24
2.3 Gedrag beschrijven ................................................................................................................................ 28
2.4 Vorming van gedrag .............................................................................................................................. 28
2.5 Aangepast gedrag ................................................................................................................................. 29
2.6 Sociaal gedrag ....................................................................................................................................... 29
,H1: Regeling
1.1 Regeling en homeostase
Elk organisme neemt stoffen op uit de omgeving en geeft stoffen af aan de omgeving.
Homeostase
Je lichaam handhaaft factoren zoals de zuurstofconcentratie in het bloed, de osmotische waarde van
lichaamsvloeistoffen en de lichaamstemperatuur rond een bepaalde waarde. De lichaamstemperatuur
wordt bijvoorbeeld steeds rond de 37 graden gehouden. Zo’n waarde noem je de normwaarde. De
werkelijke waarde schommelt rond de normwaarde. Je noemt dit een dynamisch evenwicht. Het in stand
houden van een dynamisch evenwicht in het inwendige milieu van een organismen noem je homeostase.
Terugkoppeling
Het lichaam heeft bepaalde terugkoppelingen, die processen beïnvloeden. Die kunnen negatief of positief
zijn:
• Bij een negatieve terugkoppeling zorgt een toename van een resultaat tot een remming op het proces
• Bij een positieve terugkoppeling zorgt een toename van het resultaat juist voor een versterking op het
proces.
Regelkringen
Bij meercellige organismen hebben de meeste cellen geen direct contact met het uitwendige milieu, de
omgeving. Ze worden omgeven door andere cellen. Tussen de cellen in een weefsel zit een vloeistof, de
weefselvloeistof. Samen met het bloed vormt de weefselvloeistof het inwendige milieu. Tussen het
inwendige en het uitwendige milieu bevindt zich ten minste één cellaag. De inhoud van de darmen, blaas
en longen behoort ook tot het uitwendig milieu.
Homeostatische regelkringen in het lichaam zorgen ervoor dat de omstandigheden in het inwendige milieu
niet te veel veranderen, ze houden het dynamisch evenwicht in balans. Homeostase is een voorbeeld van
zelfregulatie van een organisme.
1.2 Hormonale regulatie
Hormonen zijn nodig voor het regelen van lichaamsprocessen, maar wat gebeurt er al je te veel hormonen
aanmaakt?
Hormonen
Voor homeostase in meercellige organismen is communicatie tussen cellen nodig. In organismen vindt die
communicatie tussen cellen plaats via signaalmoleculen. Zelfs over grote afstanden in het lichaam is
communicatie mogelijk via signaalmoleculen.
De signaalmoleculen die de cellen van hormoonklieren afgeven zijn hormonen. Hormonen kunnen op twee
manieren door de hormoonklieren worden afgegeven:
1. Endocriene klieren geven hormonen af aan het bloed. Door de hormoonklier stromen bloedvaten,
die de hormonen meenemen door het lichaam. De afgifte van hormonen door de hormoonklier heet
secretie.
, 2. Exocriene klieren geven hormonen af via een eigen afvoerbuis. Dat heet excretie of uitscheiding.
Bijvoorbeeld zweetklieren en speekselklieren geven hun product af via een afvoerbuis.
Doelwitorganen
Het bloed transporteert hormonen door het lichaam. Vanuit de bloedvaten gaan de hormonen via de
weefselvloeistof naar alle cellen van een organisme. De hormonen zijn alleen werkzaam in organen
waarvan de cellen de juiste receptoren hebben voor het hormoon. Je noemt zo’n orgaan dan het
doelwitorgaan van de hormonen. Hormonen kunnen ook meerdere doelwitorganen tegelijk hebben. De
binding van het hormoon aan de receptor kan een proces in werking brengen, of juist een proces stoppen.
De mate van reactie in de cellen is afhankelijk van de hormoonspiegel in het bloed, de concentratie van
hormonen. Ook de hoeveelheid receptoren op een cel is van invloed.
Doordat hormonen vaak lang in het bloed en in het weefsel van doelwitorganen aanwezig blijven, zullen
de effecten lang aanhouden. Hormonen reguleren onder andere geleidelijke processen die uitwerking
hebben op het hele lichaam, zoals de groei, ontwikkeling, stofwisseling en voortplanting.
De werking van hormonen
Hormonen binden aan receptoren van de cel. Ze kunnen binden aan receptoren die op het celmembraan
van de cel van een doelwitorgaan zitten. De binding van het hormoon aan de receptor zal binnenin de cel
een bepaalde reactie aanzetten. In de cel zal een signaalmolecuul gevormd of geactiveerd worden, de
second messenger. Die second messenger geeft het signaal verder in de cel door. Het signaal kan in de cel
worden doorgegeven van molecuul naar molecuul, waardoor het signaal groot over de cel verspreidt zal
worden. Hierdoor kan een enorme reactie in de cel ontstaan. Wanneer een signaal via meerdere schakels
in de cel wordt doorgegeven noem je dat een signaalcascade of cascade.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller romyssamenvattingen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.