Samenvatting inleiding Burgerlijk recht deel 2 Dagmar Rasenberg
Week 7
Literatuur
Alle zaken die niet onroerend zijn, zijn roerend. Onroerende zaken zijn volgens artikel 3:3:
De grond
Nog niet gewonnen delfstoffen
Met de grond verenigde beplantingen
De gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd
Bestanddelen zijn onzelfstandige zaaksdelen die opgaan in de zaak waarvan zij deel
uitmaken. Wanneer iets bestanddeel wordt van een hoofdzaak, wordt de eigenaar van de
hoofdzaak ook eigenaar van het bestanddeel. Hiervoor moet gekeken worden naar art. 3:4:
Lid 1: het gaat om de verkeersopvatting: zou de hoofdzaak zonder het onderdeel
incompleet zijn? Ja? Dan is het een bestanddeel
Lid 2: hechte verbinding: een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt,
dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat dat de betekenis aantast,
dan is zij een bestanddeel van een hoofdzaak.
De eisen voor overdacht: 3:84
Beschikkingsbevoegdheid
Geldige titel (vaak koop ovk)
Levering (bij roerende zaken zijn dit bezitsverschaffing, cp, brevi manu, longa manu.
Kijk naar 3:90 en 3:114/115))
Hoe wordt het geleverd:
Vorderingsrechten: door een onderhandse akte en mededeling aan de schuldenaar
Roerende zaken: door bezitsverschaffing
Onroerende zaken: door notariële akte en inschrijving in openbare registers.
Wanneer een overeenkomst wordt ontbonden, mist het de terugwerkende kracht, die nietige
of vernietigbare overeenkomsten wel hebben.
Bezit = het houden van een goed voor zichzelf
Onmiddellijk bezit = bezit zonder dat iemand anders het goed voor hem houdt
Middellijk bezit = iemand bezit door het middel van een ander die het goed voor hem houdt
Bezitsverschaffing geschiedt door overdracht van het bezit:
CP: bezitter wordt houder. Boot van A ligt bij A in de opslag. B koopt boot van A,
maar boot blijft bij A liggen. A was bezitter, en wordt nu houder voor B.
Brevi Manu: houder wordt bezitter. A heeft boot uitgeleend aan B. B koopt de boot. B
was eerst houder en wordt nu bezitter.
Longa Manu. A heeft zijn boot bij C gestald. C is houder van de boot voor A. A
verkoopt zijn boot aan B. C wordt houder van de boot voor B. C moet hiervan wel op
de hoogte zijn gesteld. C blijft houder maar eerst voor A en nu voor B.
Hoorcollege
Voor eigendomsoverdracht moet zijn voldaan aan de eisen van art. 3:84 BW:
Levering, hiervoor zijn twee dingen nodig:
o Een goederenrechtelijke overeenkomst
o Er moet worden voldaan aan bepaalde formaliteiten (zie art. 3:89, 3:90, 3:93,
3:94 en 3:95)
Geldige titel
, o Hierbij gaat het om de vraag: waarom lever je? Door die vraag te
beantwoorden, kun je de geldige titel achterhalen. Vaak is de geldige titel
koopovereenkomst. Maar schenking is bijvoorbeeld ook een geldige titel
Beschikkingsbevoegdheid
o Hierbij gaat het om de vraag of de vervreemder ook de
eigenaar/rechthebbende is. Bij dit vereiste moet je dus kijken naar wie er moet
leveren en of deze wel de eigenaar/rechthebbende is, anders is deze dus niet
bevoegd tot het overdragen van het eigendom.
Voordat je kan kijken naar art. 3:84, moet er eerst voldaan worden aan art. 3:83: het goed
moet overdraagbaar zijn. Eigendom, beperkte rechten en goederenrechten zijn
overdraagbaar, tenzij de wet of de aard van het recht anders bepaalt.
De eerste eis van 3:84 is levering. Er zijn twee stadia van levering, die vaak (bijna) tegelijk
gebeuren:
De obligatoire overeenkomst
o De ene partij belooft te betalen, de andere partij belooft te leveren. Het gaat
hier om beloften, ‘wij zullen…..’
De goederenrechtelijke overeenkomst
o De ene partij levert, de andere partij betaalt. Het gaat hier om feiten, ‘wij
hevelen nu over..’
De formaliteiten die moeten worden vervuld hangen af van het goed dat wordt geleverd:
Roerende zaken
o Bezitsverschaffing op grond van art. 3:90. Dit kan gebeuren via feitelijke
machtsoverdracht 3:114, of door middel van een cp, bm of lm levering 3:115.
Er kan alleen zo worden geleverd als de zaak in de macht is van de
vervreemder. Is de zaak niet in de macht van de vervreemder, dan is
er levering door een akte vereist: art. 3:95. Dit noemen we ook wel de
restregel
Onroerende zaken
o Levering door aan de eisen te voldoen van art. 3:89: notariële akte, gevolgd
door de inschrijving daarvan in de daartoe bestemde openbare registers.
Het recht erkent de overheveling/levering pas als de inschrijving in de
openbare registers is gebeurd. Hier is wel iets bijzonders aan de hand:
het tijdstip van inschrijving in de openbare registers is het moment
waarop het betreffende document wordt aangeboden, niet het moment
van inschrijving zelf. Dus op het moment dat jouw brief op de mat valt
bij degene die over het inschrijven gaat, erkent het recht de levering,
ongeacht de tijd die er nog overheen gaat voordat daadwerkelijke
inschrijving plaatsvindt. Dit is van het belang in geval van faillissement
en als er verschillende inschrijvingen van hetzelfde goed in het register
staan. Er geldt dan de prioriteitsreel: de oudste inschrijving gaat voor.
Het verschil tussen openbare registers en het kadaster is dat het
kadaster een geordend systeem is van ingeschreven akten, terwijl de
openbare registers slechts ‘multomappen’ zijn.
Vordering: een levering van een vordering noemen we cessie. Diegene die de
vordering levert noem je de cedent. Diegene die de vordering krijgt noem je de
cessionaris. De schuldenaar noem je de debitor cessus. Ook de
eigendomsoverdracht van een vordering toets je aan de eisen van 3:84.
Leverginsformaliteiten van een cessie vind je in art. 3:93 en 3:94.
o Vorderingen op naam
Art. 3:94 gaat over vorderingen op naam. Er moet voldaan zijn aan de
eisen van overdracht in 3:84, en vervolgens moet voor de levering
gekeken worden naar 3:94.
Vereisten voor een gewone cessie:
, oEen akte van cessie
oEen mededeling aan de debiteur van de uit te oefenen
rechten
Vereisten voor een stille cessie:
o Een authentieke (door notaris opgesteld) of
geregistreerde onderhandse (bij het belastingkantoor
geregistreerd) akte. Mededeling is nu niet meer vereist.
Vordering aan toonder en vordering aan order: eisen staan in 3:93.
Openbare registers: we kennen drie stelsels:
Het negatieve stelsel
o Dit stelsel heeft Nederland. Het houdt in dat als iemand zich niet inschrijft in
de openbare registers, diegene ook geen eigenaar wordt.
Het positieve stelsel
o Er zijn weinig landen die dit kennen. Het houdt in dat wat vermeld staat in de
registers de rechtswerkelijkheid is
Het semi-positieve stelsel
o Bijvoorbeeld Duitsland kent dit stelsel. Het houdt in dat de werkelijkheid kan
afwijken van dat wat in de registers staat, maar de goede trouw wordt
structureel wel beschermd.
Hoewel Nederland een negatief stelsel kent, hebben wij verscheidene artikelen die
derdenbescherming bieden. Nederland schuift dus een beetje op in de richting van een semi-
positief stelsel. De derdenbescherming is echter niet volledig in ons land.
De tweede eis is een geldige titel. De titel is de rechtsgrond van de levering, vaak is dit een
koopovereenkomst. Er zijn twee stelsels die betrekking hebben op de geldigheid van een
titel, het abstracte stelsel en het causale stelsel. In Nederland hanteren wij het causale
stelsel: de onderliggende rechtshandelingen moeten geldig zijn voor de daaropvolgende
rechtshandeling. Als een geldige titel ontbreekt, heeft er in dit stelsel geen
eigendomsoverdracht plaatsgevonden. Bij een abstract stelsel is een geldige titel niet vereist.
Als bij een abstract stelsel de geldige titel ontbreekt, gaat het eigendom toch over.
Titelproblemen die zich voor kunnen doen, zijn:
Nietigheid
o Bijvoorbeeld als er geen wilsovereenstemming is of als er niet is voldaan aan
bepaalde vormschriften (3:39), of als de overeenkomst in strijd is met de wet
(3:40)
Vernietiging
o Vernietiging heeft terugwerkende kracht tot het ontstaan van de koop. Er is
dan nooit een geldige titel geweest en eigendom is dus nooit over gegaan
Ontbinding
o Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht. Er is geleverd met een geldige
titel, want die titel wordt niet met terugwerkende kracht ongeldig gemaakt,
ontbinding heeft geen goederenrechtelijk effect, want het eigendom blijft bij de
nieuwe eigenaar
Reclamerecht
o Anders ligt dit bij reclamerecht. De wetgever wil dat het reclamerecht toch een
goederenrechtelijk effect krijgt, dit is namelijk van belang voor faillissementen.
De wetgever heeft dit geregeld in 7:39 lid 1.
De derde eis is beschikkingsbevoegdheid. Deze eis vloeit voort uit het beginsel dat
niemand meer rechten kan overdragen dan hij zelf heeft. Beschikkingsbevoegdheid houdt in
dat je in staat bent goederenrechtelijke handelingen te verrichten. Een failliete eigenaar is
niet beschikkingsbevoegd. Als er niet voldaan is aan deze eis, is er in principe geen geldige
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bobvandenhof. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.83. You're not tied to anything after your purchase.