DEEL 1: ORGANISATIES, MANAGERS EN MANAGEMENT
1. ORGANISATIES
Organisatie • Heterogene groep mensen
o K.M.: iedereen zelfde norm, winstmaximalisatie
o Stakeholders/gedragsmatig: sterk conflicterend normenkader
• Gemeenschappelijk doel/missie: richtinggevend, motiverend,
legitimerend
o Niet evident dat alle doelen door alle organisatieleden gekend
zijn
• Bewuste structuur of sturing (wie doet wat, wanneer, en hoe)
OB Organizational Behaviour
= Bundelt inzichten verworven van verschillende vakgebieden die elk 1 bepaald
aspect van menselijk gedrag bestuderen.
Organisatiecultuur Geheel aan gemeenschappelijke waarden en normen die alle
organisatieleden delen
• Praktijken > symbolen > mythes/heldenverhalen > rituelen >
normatieve waardeoordelen (uimodel Hofstede: hiërarchische indeling)
Onderscheid:
Formele organisatie:
• Taak centraal
• Onafhankelijk van de mensen
• Expliciete officiële afspraken (neergeschreven)
• Vaste stabiele afspraken
Informele organisatie:
• Mens centraal
• Bestaan ifv organisatieleden
• Afspraken impliciet opgeslagen in de hoofden vd mensen
• Makkelijk veranderbaar
Informele en formele organisatie kunnen elkaar aanvullen/ondergraven
(informele afspraken staan haaks op formele)
Doelencascade of Sommige doelen zijn onderling met elkaar verbonden en ondersteunen elkaar.
doelenhiërarchie
Organisatiestructuur Afspraken over verdeling en onderlinge afstemming van taken (wie wat waar
wanneer hoe)
1
,Externe invloeden of de Wat beïnvloedt de organisatie?
omgeving 1. Externe vs interne invloeden
2. Identificatie van grenzen (niet altijd absoluut en eenduidig)
a. Netwerken (samenwerkingsverbanden)
b. Virtuele organisatie: netwerk van onafh organisaties die elk een
taak op zich nemen van de organisatie
Deelomgeving van • Hiermee interageert organisatie direct en wederzijds (omgeving directe
externe omgeving: invloed op organisatie en omgekeerd)
Taakomgeving • Bestaat uit: klanten, toeleveranciers, distributeurs, concurrenten
(indirect vs direct), externe financiers (interne en externe),
onderaannemers en partnerorganisaties
NACE-code Identificatie + Kenmerken van de sectoren: NACE-code: organisaties obv hun
activiteiten gegroepeerd in sectoren en subsectoren, telkens krijgen die een
unieke code
Perifere of core • Perifere of nevenactiviteiten: activiteiten niet direct te maken met
activiteiten activiteit vervat in gemeenschappelijk doel (boekhouding, herstel machines,
bewaking…)
• Kernactiviteiten (core): taken nodig om product/dienst te
ontwerpen/vervaardigen en te verkopen (ontwerp, vervaardiging, verkoop)
Algemene omgeving Macro-omgeving: inhoud: deel van de externe omgeving
• Waarmee organisatie indirect en eenzijdig interageert: algemene
omgeving oefent invloed uit organisatie, MAAR organisatie heeft zo
geen impact op omgeving
• Bestaat uit: politiek-juridische, economische, socioculturele en
technologische omgeving
Karakter van externe Naast inhoud, ook kijken naar karakter externe omgeving aan de hand van
omgeving dimensies (CONTINGENTIEBENADERING)
1. Stabiliteit vs dynamiek
2. Zekerheid vs onzekerheid
3. Eenvoudigheid vs complexiteit
2
,Soorten organisaties 1. Economische activiteit
volgens: a. Productorganisaties
b. Dienstverlenende organisaties
2. Plaats in supply chain
Supply chain: Aaneenschakeling van organisaties, die alle
opeenvolgende activiteiten realiseren voor de productie van iets.
a. Toeleverancies grondstoffen
b. Producenten
c. Groothandelaars en kleinhandelaars
3. Obv identiteit eigenaar
a. Private organisaties
b. Publieke organisaties
4. Obv doel/objectief
a. Profit-organisaties
b. Non-profit of social profit organisatie
5. Obv juridisch statuut
a. NV
b. VOF (vereniging zonder firma)
c. VZW’s
6. Obv omvang (aantal medewerkers (headcounts/fysiek tewerkgestelde
personen) en/of gerealiseerde opbrengsten
a. Kleine organisatie (max 50 HC, max 10 miljoen omzet)
b. Middelgrote organisaties (max 250 HC, max 50 miljoen omzet)
c. Grote organisaties (min 250 HC, omzet > 50 miljoen)
7. Obv fase in levenscyclus
a. Opstartfase
b. Introductiefase
c. Groeifase
d. Maturiteitsfase
e. Vervalfase
3
, 2. MANAGERS EN MANAGEMENT
Management Het proces waarbij de inspanningen van de organisatieleden
gecoördineerd en gestuurd worden in de richting van de realisatie van het
gemeenschappelijke doel. Betrekking op inspanning van de activiteiten en
ook de aangewende middelen.
Effectiviteit Mate waarin de organisatie haar vooropgestelde doelen daadwerkelijk
realiseert en goed kiest. => doeltreffendheid
Efficiëntie Mate waarin ze bij de realisatie van haar doelen zuinig omspringt met haar
beschikbare middelen =>max output voor min. Input. = doelmatigheid
Managementfuncties: 1. Plannen: formuleren van doelen + ontwikkel strategieën om
FAYOL doelstellingen te realiseren
2. Organiseren: identificatie taken om doelstellingen strategieën te
realiseren -> Toewijzen taken aan organisatieleden en functies,
bundelen van leden en functies in werkeenheden
3. Leiding geven: activeren, motiveren, sturen
4. Controleren: prestaties, vgl met vooropgestelde plannen
K.M: managementproces: lineair
Gedragsmatig: Dynamisch, interactief
Managementrollen 1. Intermenselijke rollen
MINTZBERG a. Leidersrol: Leiding geven aan medewerkers
b. Boegbeeldrol/figurehead: symbolische vertegenwoordiging v
organisatie naar anderen
c. Verbindingsman/liaison: persoonlijke contacten binnen en
buiten de organisatie
2. Informatieve rollen
d. Monitor rol: ontvangen en verzamelen van info
e. Disseminator rol: intern verspreiden van info
f. Woordvoerderrol: verstrekken van info aan derden
3. Beslissingsrollen
g. Ondernemersrol/entrepreneur: opportuniteiten zien, initiatief
nemen
h. Resource allocator rol: toekennen van middelen
i. Probleem-oplossende rol/Disturbance handler: het hierbij
oplossen van problemen
j. Onderhandelaarsrol: overleg met andere leden en derden
Welke kennis en Specialistische en generalistische managementdomeinen
vaardigheden nodig om
functies en rollen op = slechts 1 manier om vakgebied ‘management’ te duiden.
goede wijze te Is opdeling volgens toegevoegde waardeketting (Porter): alle activiteiten
realiseren? die in organisatie plaatsgrijpen worden geïnventariseerd
• Primaire activiteiten: direct verband met verkoop en realisatie
• Ondersteunende activiteiten: indirect verband (HRM bv)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MPCsamenvattingen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $17.09. You're not tied to anything after your purchase.