Economie voor MAW
Hoorcollege 1 – H1 t/m 4
De vraag (demand) curve
Laat zien hoeveel mensen iets willen kopen voor een bepaalde prijs: relationship between demand and
price. Als de vraagcurve verandert: shift of the demand curve. Er is ook een verschuiving over de
vraagcurve: verandering in de gevraagde hoeveelheid goederen als gevolg van verandering in de prijs
(movement along the demand curve). Een toename in vraag, leidt tot een verschuiving over de
AANBODcurve.
Demand shift kan komen door:
- Verandering in smaken
- Verandering prijs gerelateerde goederen (substituten/complementen)
- Verandering in inkomen
o Bij stijgend inkomen wordt de vraag van normale goederen vergroot
o Bij stijgend inkomen wordt de vraag van inferieure (goed waarvan de consument minder
gaat kopen als zijn inkomen stijgt en waarvan hij meer gaat kopen als zijn inkomen daalt)
goederen verlaagd
- Verandering in verwachtingen (bv. stockmarkt)
- Andere factoren weer etc.
Inidividueel consumenten surplus the net gain to an individual buyer from the purchase of a good. It Is
equal to the difference between the buyer’s willingness to pay and the price paid.
Totaal consumenten surplus in a market is the sum of the individual consumer surpluses of all the
buyers of a good. Totale welvaart. Als de prijs verandert, verandert het surplus. Bij daling prijs, hoger
consumenten surplus. Minder vragers op de markt.
The supply curve
Laat zien hoeveel mensen iets willen verkopen voor een bepaalde prijs: relationship quantity supplied and
price.
Supply shifts kan komen door:
- Verandering in smaken
- Verandering in input prijzen (lagere kosten is meer aanbod) een input is een goed dat gebruikt
wordt om een ander goed te produceren
- Verandering in technologie kan leiden tot meer efficiëntie
- Verandering in verwachtingen
- Andere bv. aantal leveranciers, weer/klimaat
- Inidividueel producenten surplus the net gain to an individual seller from selling a good. It Is
equal to the price received and the seller’s cost.
- Totaal producenten surplus in a market is the sum of the individual producer surpluses of all the
sellers of a good. Totale welvaart. Als de prijs verandert, verandert het surplus. Bij stijging prijs,
hoger producenten surplus en nieuwe aanbieders op de markt die bereid zijn tegen een hogere
prijs aan te bieden.
,Market equilibrium
Volgens de theorie is de prijs van een product/dienst gelijk aan het snijpunt van de vraag- en aanbodlijn: er
is hier marktevenwicht.
Je kunt het surplus berekenen door eerst de evenwichtsprijs te berekenen aan de hand van de formules
(Ps=Pd).
*prijs boven het evenwicht is een surplus
*prijs onder het evenwicht is een tekort
In concurrerende markten wordt het maximaal mogelijke totale surplus (hoogst mogelijke winst voor de
samenleving) bereikt bij het marktevenwicht. In het marktevenwicht is er geen manier om sommige
mensen beter af te maken zonder anderen slechter af te maken → concurrerende markten zijn efficiënt.
Het totale surplus dat op een markt wordt gegenereerd, is het totale netto winst voor consumenten en
producenten uit de handel in de markt. Het is de som van het producent en de consument surplus.
Calculate market efficiency. (Hint: market efficiency is defined as the total surplus
expressed as a percentage of the highest possible total surplus that could be achieved.)
Vaste kosten = fixed costs
Marktefficiëntie het totale surplus als percentage van het hoogst mogelijke te behalen surplus. Maximal
total surplus is bij marktevenwicht.
The market ensures that every consumer who makes a purchase values the good more than every seller
who makes a sale → all transactions are mutually beneficial. The market ensures that every potential buyer
who doesn’t make a purchase values the good less than every potential seller who doesn’t make a sale.
, Hoorcollege 2 – H5 t/m 7
Price ceilings lead to inefficiency in the form of: (maximumprijs waartegen aanbieders aanbieden)
- Inefficient allocation of goods to consumers e.g., flats are not automatically allocated to consumers
with a high willingness to pay degene die het het liefst willen, zullen het niet automatisch krijgen
- Wasted resources e.g., demanders spend time finding flats
- Inefficiently low quality of the good e.g., wtp for heating system, but landlord cannot recuperate
costs
- Provide incentive for illegal activities; black markets e.g., illegal subletting
- Inefficiency arising from low quantity traded, resulting in a deadweight loss.
Deadweight loss (welvaartsverlies)
Het prijsplafond veroorzaakt een efficiëntieverlies, het zogenaamde deadweight loss voor de samenleving,
omdat er minder van het goed wordt geproduceerd en geconsumeerd dan zonder het plafond. Als gevolg
hiervan vinden sommige wederzijds voordelige (mutual beneficial) transacties tussen producenten en
consumenten niet plaats.
Deadweight loss of policy X = loss in total surplus that occurs if policy X reduces the quantity transacted
below the efficient quantity =
Maximum possible attainable total profit before X - Total possible attainable profit after X
Het deadweightloss is een driehoek in de figuur.
Deadweight loss berekenen door price ceiling/price floor
Bereken eerst het oude totale surplus. Haal er dan het nieuwe
surplus af. Dus heel PS + CS is nieuw.
- Involuntary unemployment: unemployed willing to work
for equilibrium wage.
- Voluntary unemployment: unemployed unwilling to work
for equilibrium wage.
Price floors lead to inefficiency in forms of: (minimumprijs die kopers moeten betalen)
- Inefficient allocation of sales among sellers e.g., high cost sellers do sell (to EU)
- Wasted recourses e.g., what to do with unwanted surplus/time looking for jobs
- Inefficiently high quality e.g., incentive to spend to attract customers
- Illegal activity e.g., black labor, not insured
- Inefficiency arising from low quantity traded, resulting in a
deadweight loss
Deadweight loss bij price floor van €6,-.
Om DWloss te berekenen stel je de vraag- en aanbod functie aan elkaar
gelijk. Hieruit komt een uitkomst Q=500. Hierbij hoort P=5.
DWloss is totaal suprlus - total surplus price floor.
Totaal surplus is eerst 2500 (1250+1250). Dan 2400 (800+1600).
800 is 0,5x400x4. 1600 is vierkant 4-6-400.
DWloss is dus 100. (verkeerde plaatje) 1600 want ps stopt waar cs p kruist.
- Quantity controls or quota: een bovengrens voor de hoeveelheid het goed kan worden verkocht
- A license (medaillon): geeft de eigenaar recht om een goed aan te bieden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilvademeijer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.60. You're not tied to anything after your purchase.