Historische Context VWO 6 samenvatting over Verlichting
3 views 0 purchase
Course
Geschiedenis
Level
VWO / Gymnasium
Hi!
In dit document wordt het hoofdstuk “Verlichtingsideeën en de democratische revoluties ” samengevat. Dit hoofdstuk heb ik samengevat voor mijn eindexamen Geschiedenis in VWO 6. Misschien wordt nu een nieuwere druk gebruikt, maar ik denk dat de samenvatting nog steeds handig kan zijn!
...
Geschiedenis samenvatting Historische Context “Verlichtingsideeën en
de democratische revoluties 1650-1848”
Intro en Deelcontext 1: De Verlichting (1650-1789)
In de 17e eeuw kwamen empirisme (kennis vergaren door middel van experimenteren en met je
zintuigen) en rationalisme (kennis vergaren door na te denken) tegenover elkaar te staan, in de
wetenschappelijke revolutie. Deze houding leidde rond 1650 tot de Verlichting, een periode waarin
denkers allerlei aspecten van de samenleving ter discussie stelden. De mens kon van dwang,
gecreëerd door bijgeloof en tradities, bevrijd worden, en de samenleving kon daardoor verbeterd
worden (=vooruitgangsgedachte). Idealiter zou traditie en geloof plaats moeten maken voor
verstand en rede.
De kritische en onderzoekende houding leidde allereerst tot discussies over geloof. Veel denkers
hingen het mechanistische wereldbeeld aan (het idee dat de wereld na de schepping volledig
functioneert volgens natuurwetten), zoals Spinoza. Voltaire betwijfelde of niet geletterde mensen
wel kritisch konden denken. De meeste denkers geloofden wel in God, maar bekritiseerden vooral
orthodoxie (het vastklampen aan de Bijbel als enige vorm van kennis) en de rol van geestelijkheid.
Zij vonden het onrechtvaardig om andersdenkenden te vervolgen. Zij pleitten voor religieuze
tolerantie (verdraagzaamheid tegenover andersdenkenden, met name m.b.t geloof) en scheiding
van kerk en staat (functionarissen kunnen de kerk niet beïnvloeden en andersom, wat vrijheid van
geloof met zich mee kan brengen).
Ook ontstonden er discussies over de standensamenleving, waarin adel en geestelijkheid meer
rechten hadden dan anderen. De samenleving moest niet gebaseerd zijn op erfelijke rechten en
plichten of religieuze overwegingen. Denkers gingen uit van het natuurrecht: alle mensen hebben
van nature rechten, zoals recht op vrijheid, leven en bezit, en moeten niet onderworpen zijn aan het
gezag. Pas eind 18e eeuw vonden denkers dat het universeel was en eisten dat religieuze
minderheden, vrouwen en slaven gelijk werden gesteld.
Hoe konden natuurlijke rechten van burgers beschermd worden? Vorsten streefden namelijk in de
Verlichting naar absolute macht en breidden hun invloed uit op alle terreinen van de samenleving.
In Frankrijk werd dit gelegitimeerd met het ‘droit divin’, ofwel het goddelijke recht, maar niet
overal. John Locke vond dat burgerrechten ook in een monarchie gehandhaafd konden worden. Er
was sprake van een sociaal contract. Rousseau vond dat regering alleen een uitvoerder is van de
gezamenlijke wil van alle burgers. Er hoeft geen discussie plaats te vinden om de regering te
veranderen als het vertrouwen is geschonden. Het volk had de hoogste macht (volkssoevereiniteit).
Dan zijn er nog de theorieën van Spinoza, Voltaire en Kant. Voltaire vond dat er een regering moest
zijn waarin vrijheid en welvaart van alle burgers voorop moest worden gesteld, en bestreed
rechtsongelijkheid en onterecht veroordeelden (bijvoorbeeld door hun afwijkende religieuze
overtuiging). Kant (eind 18e eeuw) vond dat de Verlichting een traag proces is, omdat een volk
, langzaam leert kritisch te denken. Een revolutie brengt daardoor een nieuwe tirannie op gang. Ook
moet het individu niet helemaal vrij zijn. Hij meent ook dat we, als mensen, niet alles kunnen weten.
In sommige landen werd het verlicht absolutisme gehandhaafd, dat wil zeggen dat zij het algemeen
belang voorop stelden en de samenleving probeerden te verbeteren. In de 18e eeuw ontstond een
nieuwe politieke cultuur: een groeiende groep burgers nam deel aan publieke debatten over allerlei
aspecten uit de samenleving en het bestuur. Met de publieke opinie die voor een steeds groter deel
uit de bevolking bestond, moest steeds meer rekening worden gehouden. Vorsten probeerden te
voorkomen dat verlichte ideeën verspreid raakten, maar desalniettemin raakten ze toch verspreid.
Deelcontext 2: De Franse Revolutie (1789-1815)
Doordat de schatkist in 1789 in Frankrijk zo goed als leeg was, werd de Staten-Generaal
opgeroepen. Veel afgevaardigden uit alledrie de standen namen lijsten met klachten mee, ofwel de
cahiers des doléances. Zij waren bereid te praten over een eerlijke verdeling van de belasting en
afschaffing van bepaalde privileges (hekelpunt van de boeren). De burgerij wilde meer zeggenschap
in het bestuur, opheffing van binnenlandse handelsbelemmeringen en carrièremogelijkheden in het
bestuursapparaat. Ze hoopten op verandering, maar wilden de standenmaatschappij niet
vernietigen. In mei-juni ontstond echter een revolutionaire stemming.
Er was een aantal oorzaken voor het ontstaan van de revolutie. Frankrijk had een grote
staatsschuld door het voeren van grote oorlogen. Ook was er een aantal mislukte oogsten. De
pogingen van de koning, Lodewijk XVI, die onder andere de Amerikaanse revolutionairen steunde,
om de schuld weg te werken mislukten, en in de derde stand was men ontevreden over de
oneerlijke belastingverdeling. Rijke burgers wilden wel meer belasting betalen, maar alleen met
meer zeggenschap in het bestuur. De arme boeren waren al platzak, dus daar kon niet meer
belasting vandaan komen. Zij streefden naar eerlijkere grondverdeling, afschaffing van feodale
herendiensten en andere ‘heerlijke rechten’. Hierdoor ontstond een publiek debat over het
onvermogen van de koning om de problemen op te lossen. Burgers en afgevaardigden begonnen nu
echt na te denken over politieke veranderingen en en beriepen zich daarbij op verlichte filosofen.
De standenvergadering in juni 1789 liep op niks uit. Daarom stelden de afgevaardigden een eigen
standenvergadering in, een radicale stap die later schoorvoetend werd erkend door de koning. Dit
was de eerste fase van de revolutie. Die afgevaardigden kondigden al snel een Verklaring voor de
Rechten van de Mens en Burger af, dat gelijke rechten, van vrijheid, van meningsuiting, van het recht
om invloed uit te oefenen op de besluitvorming garandeerde en garandeerde dat er gelijke
verdeling van de belastingen kwam en dat de bron van de macht van de koning in handen van de
natie lag. De Verklaring rekende af met de standenmaatschappij en absolutisme. Later werd dit
wettelijk bevestigd. De wet Le Chapelier is hier een voorbeeld van: iedereen mocht hierdoor een
beroep kiezen en verbood corporaties die dat verhinderden, zoals gilden. Ook vereniging van
boeren en arbeiders werd verboden. De wet komt voort uit de nieuwe verlichte, tevens liberale
ideeën over de economie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mareh. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.35. You're not tied to anything after your purchase.