Uitgebreide samenvatting van het vak Inleiding Sociologie waar ik een 8,5 mee heb gehaald
Literatuur:
- De samenleving: H1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 15, 16, 17, 18
Hoofdstuk 1: Wat is sociologie?
Sociologie = Systematisch onderzoek van de menselijke samenleving
Sociologisch perspectief:
Algemene in het bijzondere = Algemene patronen ontdekken in specifieke gevallen
→ Partnerkeuze wordt bepaald door sekse, leeftijd, etniciteit etc.
→ Zelfdoding wordt bepaald door sociale integratie/banden (Durkheim)
→ Hoe de samenleving ons beïnvloedt
Het ongewone in het bekende = Het zien van de invloed van sociale structuren op
individuen, ter discussie stellen wat wij als normaal beschouwen
→ Studiekeuze
Sociologische verbeeldingskracht (Mills) = Transformeren van persoonlijke problemen naar
publieke vraagstukken
1. Positie van buitenstaander
2. Doormaken van een sociale crisis
Mondiaal/globaal perspectief = Het bestuderen van de wereld in zijn geheel en de
plaats die onze samenleving daarin inneemt
o Hoge-inkomenslanden
o Middeninkomenslanden
o Lage-inkomenslanden
Waarom vergelijken?
1. Leven dat we leiden wordt gevormd door het land waarin we leven
2. Contacten tussen samenlevingen zijn zeer sterk toegenomen
3. Ernst van sociale problemen verschilt per land
4. Meer inzicht in onszelf
Belang van het sociologisch perspectief:
1. Invloed op tot stand komen van de wetten en overheidsmaatregelen
2. Bevordert persoonlijke groei en bewustwording
→ Analyseren van het ‘alledaags denken’ (mythenjager)
→ Beter inzicht in de mogelijkheden en hindernissen van het dagelijks leven
→ Actieve rol spelen in de samenleving
→ Zorgt voor meer diversiteit
3. Goede voorbereiding op de arbeidsmarkt
Sociale veranderingen:
Industrialisering
→ Ontstaan scheiding tussen werk en privé
Explosieve groei van steden (urbanisatie)
→ Meer sociale problemen
Nieuwe opvattingen over democratie en politieke rechten (democratisering)
→ Nastreven van eigenbelang
→ Menselijke rede/verstand
1838: Sociologie (Comte)
Voorafgaand:
Theologische fase (tot 1350)
Metafysische fase (14e-15e eeuw)
Wetenschappelijke fase (vanaf eind 15e eeuw)
,Comte: positivisme = inzicht verwerven op basis van wetenschappelijk onderzoek
Historische context:
Renaissance (15e-16e eeuw) = Ontdekking nieuwe werelddelen, zon als kern van heelal
Reformatie (16e eeuw) = Calvinisme, protestantisme, meer oog voor de mogelijkheden
van het individu
Verlichting (17e-18e eeuw) = Vertrouwen in wetenschap, vooruitgang en maakbare
samenleving
Modernisering = Proces van sociale veranderingen, in gang gezet door
industrialisering
Moderniteit (= sociale patronen die het resultaat zijn van industrialisering):
Berger:
o Verdwijnen van kleine, traditionele gemeenschappen (urbanisering)
o Uitbreiding van persoonlijke keuzemogelijkheden (individualisering)
o Grotere sociale diversiteit
o Gericht op de toekomst & groeiend tijdsbesef
Tönnies: Verdwijning van de gemeenschap
Gemeinschaft (traditionele gemeenschappen) → Gesellschaft (individualisme)
Durkheim: Arbeidsverdeling
Arbeidsverdeling = Gespecialiseerde economische activiteit
Mechanische solidariteit (gemeenschappelijke activiteiten en opvattingen) →
Organische solidariteit (afhankelijk van elkaar door specialisatie)
→ Optimistischer dan Tönnies
Kans op anomie = Samenleving heeft het individu weinig morele richtlijnen te bieden
Weber: Rationalisering
Traditioneel wereldbeeld → Rationaliteit
Twijfelen over vaststaande waarheden
Marx: Kapitalisme
Feodalisme → Kapitalisme
Conflicten kunnen leiden tot veranderingen en socialisme
Hoofdvragen van de sociologie:
1. Sociale (wan)orde (Durkheim) = Wat houdt de samenleving bij elkaar?
2. Proces van rationalisering (Weber) = Waarom voltrekken rationaliseringsprocessen
zich in verschillende mate in verschillende samenlevingen?
3. Sociale (on)gelijkheid (Marx) = Hoe worden schaarse en begeerde zaken verdeeld?
4. Identiteit en interactie (Simmel) = Hoe beïnvloeden maatschappelijke verhoudingen de
identiteit van individuen en groepen?
Ontwikkeling van sociologie:
Aan het begin van de 20e eeuw een vaste plaats in de academische wereld
In Nederland een ontwikkeling tussen de twee wereldoorlogen in
Daarna enorme groei door vraag vanuit de samenleving
Richtingenstrijd
Hoofdstuk 2: Sociologische theorieën en methoden
Theorie = Stelsel van uitspraken die met elkaar samenhangen, verklaren de sociale
werkelijkheid en zijn toetsbaar
, Theoretische benadering/perspectief/paradigma = Fundamenteel beeld van de
samenleving dat als richtsnoer dient voor theorie en onderzoek, daarbinnen allemaal
theorieën
Analyseniveaus:
Macro
o Focus op samenleving als geheel
o Totaalbeeld van sociale structuren in de samenleving
Meso
o Focus op ‘middelgrote’ analyse-eenheden
o Groepen
→ Niet in boek, wel tentamenstof!
Micro
o Focus op individuen
o Interacties
Sociologische benaderingen:
1. Het structureel functionalisme
Ziet de samenleving als een complex systeem waarin sprake is van onderlinge
samenwerking tussen de verschillende delen/alle onderdelen hebben een
functie
Solidariteit en stabiliteit
Maatschappijbeeld = consensus
Macroniveau = Richt zich op een totaalbeeld van sociale structuren die de
samenleving als geheel gestalte geven
Sociale structuur = Relatief stabiele sociale gedragspatronen
Sociale functies = Gevolgen van een sociaal patroon voor het functioneren van
de totale samenleving
Merton:
o Manifeste functies = Onderkende en beoogde gevolgen van een sociaal
patroon
→ School biedt kennis
o Latente functies = Niet-onderkende en niet-bedoelde gevolgen van een
sociaal patroon
→ School biedt ontmoetingsplek
o Sociale disfunctie = Sociaal patroon dat het functioneren van de
samenleving kan verstoren
Comte, Durkheim, Spencer
Kritiek:
o Conservatief
o Nauwelijks oog voor bestaande ongelijkheden
o Te algemeen
2. De conflictsociologie
Ziet de samenleving als arena van ongelijkheid, die conflicten en verandering
veroorzaakt
Ongelijkheid & dominantie en ondergeschikte groepen
Maatschappijbeeld = conflict
Macroniveau
, Voorbeelden:
o Sekseconflictbenadering = Richt zich op de ongelijkheid en conflicten
tussen mannen en vrouwen
→ Feminisme = Streeft naar sociale gelijkheid tussen mannen en
vrouwen
o Rassenconflictbenadering = Richt zich op de ongelijkheid en conflicten
tussen mensen met een verschillende raciale en etnische achtergrond
Marx, Engels, Chambliss, Dahrendorf
Kritiek:
o Nauwelijks oog voor eenheid/consensus binnen een samenleving
o Gebrek aan wetenschappelijke objectiviteit
o Te algemeen
3. Het symbolisch interactionisme
Ziet de samenleving als het resultaat van de interacties tussen individuen
(communiceren d.m.v. symbolen)
Continu proces
Betekenis geven door individuen & symbolen
Maatschappijbeeld = interactie
Microniveau = Nauwkeurige en gedetailleerde beschrijving geven van de
sociale interacties in concrete situaties
Weber. Simmel, Mead, Goffman
Kritiek:
o Ziet de invloed van culturele en andere factoren over het hoofd
4. De rationelekeuzebenadering
Ziet de samenleving als resultaat van ruilrelaties op basis van kosten-
batenanalyses gericht op nutsmaximalisatie
Alle sociale handelingen kunnen worden teruggevoerd op de rationele keuze
van individuen over wat het beste voor ze is
Afwegingen van mensen & ruilrelaties
Mensbeeld = vrije wil, rationele actor
Micro-/macroniveau
Homans, Blau, G. Becker, Coleman
Kritiek:
o Geld als ruilmiddel wordt te belangrijk gemaakt
o Tautologie
o Gaat voorbij aan machtsrelaties die vrije keuze beperken
Onderzoeksbenaderingen:
1. De positivistische sociologie
Empirisch = Richt zich op systematische observaties van het sociale gedrag
Kwantitatieve data
Objectieve werkelijkheid: meten = weten
Waarnemersperspectief
Structureel functionalisme & rationelekeuzebenadering
Kritiek: Volledige objectiviteit is onmogelijk
2. Interpretatieve sociologie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller criminologiestudent2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.