Colleges
Aristoteles
Het strafproces is gegrond op het uitgangspunt dat de waarheid niet alleen als zodanig
bestaat, maar ook daadwerkelijk kan worden gevonden. Er moet binnen het strafproces in
elk geval naar worden gezocht en er moet vervolgens een eindbeslissing worden genomen.
Dit betekent dat in het justitiële onderzoek relevante gegevens moeten worden verzameld,
waarna het selecteren en waarderen ervan een taak van de rechter is.
Er zijn een aantal verschillen tussen de rechters en wetenschappers:
- Wetenschappers hebben hun bedenkingen bij ‘de waarheid’. Wetenschappelijk
onderzoek is gebaseerd op het verzamelen van empirische gegevens en het
formuleren en testen van hypothesen, aan de hand van die gegevens. De
wetenschapper moet een keuze maken voor een hypothese, maar deze hypothese
kan altijd nog verworpen worden door het doen van nieuwe waarnemingen.
- Rechters moeten recht doen en op enig moment een beslissing nemen die is
gegoten in een oordeel dat is verwoord in absolute termen. Het misdrijf is bewezen of
niet. De rechter kan zich niet onttrekken aan het redeneren met gegevens waarvan
de juistheid inherent onzeker is. Een kernpunt is dat rechters in hun zoektocht naar
de waarheid wel degelijk gebruik maken van hypothesen en waarschijnlijkheden,
namelijk in de vorm van scenario’s.
Aristoteles schreef over de forensische retorica → gericht op het overtuigen van een jurylid
dat een oordeel moest vellen over gebeurtenissen uit het verleden.
Aristotle’s logic
Deductie → major premisse → minor premisse → conclusie.
De noodzakelijke correcte conclusies ervan hadden zo’n aantrekkingskracht op forensisch
wetenschappers, dat ze het toepasten waar het niet kon worden toegepast.
- Voorbeeld: All men are mortal. Socrates is a man. Therefore Socrates is mortal.
Aristoteles wist dat er een andere vorm van redeneren moest zijn dan deze simpele harde,
zwart-witte logica. Om de logica van Aristoteles uit te breiden, van zekere naar onzekere
gebeurtenissen, had hij de waarschijnlijkheidsleer nodig. De ontwikkeling daarvan liet maar
liefst twee millennia op zich wachten.
- Hij schrijft: “de meeste dingen waarover we beslissingen nemen, bieden ons
alternatieve mogelijkheden“ en “bijna geen enkele wordt bepaald door noodzaak“.
- Hij legt uit dat in deductie “noodzakelijke“ conclusies moeten worden getrokken uit
“noodzakelijke premissen“.
- En dat “conclusies die stellen wat gewoon is of wat mogelijk is moet worden
getrokken uit premissen die hetzelfde doen“.
Inductie → we passen niet zomaar een bepaalde regel toe, maar in plaats daarvan
proberen we een regel af te leiden uit onze waarnemingen. De conclusie is niet per se
correct, maar bij elk voorbeeld wat we zien, worden we rationeel steeds meer overtuigd van
de waarheid.
- Inductie is probabilistisch.
- Aristoteles heeft waarschijnlijkheid nooit genoemd, omdat het nog niet was
uitgevonden. Dat zou pas 2000 jaar later gebeuren.
,- Voorbeeld: Socrates is a man. Socrates is mortal. Therefore, all men are
mortal.
, Er zijn drie vormen van redeneren:
1) Abductie → hiermee worden creatief hypothesen gegenereerd, die de
initiële waarnemingen het best verklaren. Abductie creëert een startpunt
voor de volgende twee vormen van redenatie.
2) Deductie → dit is een type redenering waarmee men tot harde, zekere
conclusies kunt komen (categorische conclusies), die noodzakelijk juist zijn. Dit is de
soort van redenering die men toepast wanneer een hypothese uitgesloten kan
worden, zoals wanneer onze waarnemingen absoluut onmogelijk zijn wanneer de
hypothese juist zou zijn (bv. alibi).
3) Inductie → wanneer er waarnemingen worden gedaan die meer steun voor de ene
hypothese vormen dan voor de andere, maar geen van beide hypothesen uitsluiten,
wordt inductie gebruikt. Bij dit type redenering geven de waarnemingen steun aan
een hypothese, maar kunnen nooit met zekerheid bewezen worden.
De kern van het artikel van Aristoteles is viervoudig
1) De bewijskracht van bewijsmateriaal is gerelateerd aan hypothesen die moeten
worden getoetst. Dat betreft ten minste twee hypothesen waarvan de
waarschijnlijkheden in hun verhouding tot elkaar worden beschouwd. Het
Bayesiaanse redeneerschema dwingt dus alternatieven in ogenschouw te nemen.
2) Een waarneming wijst bij beschouwing van een aantal hypothesen in de richting van
de juistheid van de hypothese, waaronder die waarneming het meest waarschijnlijk
is. Dit ‘wijzen’ is relatief: de verhouding van de kansen op de waarneming onder
beide hypothesen geeft de relatieve toename van onze mate van overtuiging.
3) De bewijskracht zegt op zichzelf niets over de waarschijnlijkheid van die hypothesen,
zonder kennis van de hypothesen voorafgaande kennisneming van het bewijs.
Zonder prior odds zijn er geen posterior odds.
4) Niet alle kennis is onzeker, en niet alle beweringen betreffen
waarschijnlijkheidsuitspraken. Soms is iets evident niet waar. Er zijn immers feitelijke
en logische onmogelijkheden waarvan we veilig mogen aannemen dat ze niet
hebben plaatsgevonden.
22 eeuwen later
De Morgan schrijft over inverse waarschijnlijkheden of inverse probabilities. Mensen waren
gewend aan gedachten-experimenten met vazen met zwarte en witte balletjes. Als je twee
keer zoveel zwarte als witte balletjes hebt, dan is de kans om willekeurig een witte te
trekken, 1/3. Het omgekeerde probleem is veel interessanter: wat kun je zeggen over het
aandeel witte balletjes als je herhaaldelijk en willekeurig een balletje pakt en deze weer
teruglegt? We proberen erachter te komen waardoor onze waarneming was wat het was. Hij
beschrijft het probleem als volgt: “Er is een gebeurtenis geweest die mogelijk is ontstaan
door verschillende oorzaken: wat is de kans dat één bepaalde oorzaak de gebeurtenis heeft
veroorzaakt, met uitsluiting van de andere oorzaken?”
John Stuart Mill (1806-1873)
John Stuart Mill koppelde dit probleem van omgekeerde waarschijnlijkheid aan inductie. ”Bij
elke inductie gaan we van waarheden die we kenden, naar waarheden die we niet kenden:
van door waarneming gecertificeerde feiten naar feiten die we niet hebben waargenomen,
en zelfs naar feiten die nu niet kunnen worden waargenomen”. Inductie brengt ons dus van
onze waarnemingen naar dingen die we niet kunnen waarnemen. Hij verwijst naar dingen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Selmaa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.