Biologie voor jou – Samenvatting Hoofdstuk 5: Erfelijkheid en evolutie – JV VWO2
Biologie begrippen thema 5 basisstof 1 t/m verrijkingsstof 3
Fenotype: Het uiterlijk en de zichtbare eigenschappen van een organisme. Het fenotype van
een organisme komt tot stand door het genotype en door invloeden uit het milieu.
Chromosomen: Langgerekte dunne ‘draden’ die vooral bestaan uit DNA.
DNA: Een stof die alle informatie over je erfelijke eigenschappen bevat.
DNA-sequentie: De volgorde waarin de paren van bouwstenen T-A, A-T, C-G en G-C in DNA
tegenover elkaar staan.
Code: Bevat de informatie voor een erfelijke eigenschap, ontstaat door de bepaalde
volgorde van de DNA-sequentie.
Genotype: De complete informatie voor al je erfelijke eigenschappen, die DNA in iedere
enkele celkern van je lichaam bevat.
Paren: Chromosomen komen voor in paren. Beide chromosomen in het paar zijn gelijk en
bevatten beide informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen. In een chromosomenpaar
is één chromosoom van de moeder geërfd en de ander van de vader.
Lichaamscellen: Alle cellen waaruit het lichaam van een mens is opgebouwd, bijvoorbeeld
levercellen, spiercellen en huidcellen.
Gen: Een deel van een chromosoom dat de informatie voor één erfelijke eigenschap bevat.
Iedere chromosoom bevat veel genen en een cel met celkern bevat alle genen. Het genotype
is het geheel van genen dat in een celkern aanwezig is.
Allel: Een enkelvoudig gen van een genenpaar.
Allelenpaar: Genenpaar en andersom. Bevat de informatie voor één erfelijke eigenschap.
Geslachtscellen: Eicellen en zaadcellen. In geslachtscellen komen chromosomen alleen
enkelvoudig voor, en dus ook geen allelenparen maar alleen enkelvoudige allelen. Bij
bevruchting komen de chromosomen van de eicel en de zaadcel bij elkaar. Zo krijgt de
nakomeling in ieder chromosomenpaar één chromosoom van de vader en één chromosoom
van de moeder. Voor de allelenparen geldt hetzelfde. Zo komt het genotype van een
organisme tot stand op het moment van de bevruchting.
Mitose: Gewone celdeling, waardoor bijvoorbeeld bij embryo’s nieuwe lichaamscellen
gevormd worden.
Genexpressie: Het tot uiting komen van een cel. Genexpressie verschilt per cel en hangt
samen met de functie die een cel heeft.
Homozygoot: Personen zijn homozygoot voor een eigenschap wanneer een allelenpaar voor
deze eigenschap gelijk is.
Heterozygoot: Personen zijn heterozygoot voor een eigenschap wanneer een allelenpaar
voor deze eigenschap ongelijk is.
, Biologie voor jou – Samenvatting Hoofdstuk 5: Erfelijkheid en evolutie – JV VWO2
Meiose: Manier van celdeling waarbij van elk chromosomenpaar uit een lichaamscel één
chromosoom terecht komt in de geslachtscel.
Geslachtelijke voortplanting: Er ontstaat een nieuw organisme door het versmelten van
twee geslachtscellen. Bij geslachtelijke voortplanting ontstaat variatie in de genotypen van
de nakomelingen.
Ongeslachtelijke voortplanting: Een organisme plant zich voort zonder versmeltende
geslachtscellen, bijvoorbeeld bij bollen. Bij ongeslachtelijke voortplanting is het genotype
van de nakomelingen gelijk aan dat van de ouder.
Twee-eiige tweeling: Een tweeling die is ontstaan uit twee bevruchte eicellen, wanneer er
bij de ovulatie twee eicellen vrijkomen. Deze nakomelingen delen niet hetzelfde genotype.
Eeneiige tweeling: Een tweeling die is ontstaan door een klompje cellen die bij de eerste
delingen van één bevruchte eicel loskwam. Vervolgens nestelden beide klompjes cellen zich
in het baarmoederslijmvlies en ontwikkelen zich tot embryo’s en uiteindelijk foetussen. Deze
nakomelingen delen hetzelfde genotype doordat zij uit dezelfde chromosomen zijn ontstaan.
Dominant allel: Bij de een heterozygote eigenschap komt er maar één van de twee allelen
tot uiting in het fenotype. Dit is het dominante allel.
Recessieve allel: Het andere allel dat niet tot uiting komt in het fenotype van een
heterozygote eigenschap.
Mutatie: Plotselinge verandering aan het fenotype waarbij allelen muteren = veranderen.
Mutant: Een organisme waarbij een mutatie zichtbaar is in het fenotype, bijv. een albino.
Albino: Mutant waarbij het lichaam niet in staat is pigment te vormen, waardoor de mutant
erg bleek is en rode ogen heeft.
Mutagene invloeden: Invloeden waardoor mutaties vaker en sneller optreden, door
bijvoorbeeld stralingen en aanraak met chemische stoffen.
Tumor: Een gezwel dat ontstaat door de ongeremde deling van een gemuteerde cel.
Goedaardige tumor: Een goedaardige tumor groeit langzaam en stoort de bouw van
weefsels niet. Wanneer deze te groot wordt, kan deze operatief verwijdert worden.
Kanker: Door de ongeremde deling van een gemuteerde cel, vaak door genen die betrokken
zijn bij celdeling, ontstaat er een kwaadaardig gezwel. Bovendien groeien de kwaadaardige
cellen snel door de mutaties en verstoren deze de bouw van de weefsels.
Metastase: Uitzaaiing bij kanker. Dit betekent dat de cellen van het eerste kwaadaardige
gezwel terecht zijn gekomen in het bloed of in de lymfe, die deze cellen dan door het
lichaam heeft gevoerd, waardoor ze in andere lichaamsdelen terechtkomen, waar ze weer
ongestoord verder kunnen delen. Genezing is moeilijk door de moeite met het opsporen van
alle gezwellen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliavellekoop. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.93. You're not tied to anything after your purchase.