100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Bedrijfseconomische Analyse 1 (Vastgoed En Makelaardij) $5.37
Add to cart

Summary

Samenvatting Bedrijfseconomische Analyse 1 (Vastgoed En Makelaardij)

 49 views  6 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

De samenvatting bestaat uit de hoorcolleges, de werkcolleges, de opdrachten en het boek 'Basisboek bedrijfseconomie'.

Preview 4 out of 35  pages

  • No
  • Unknown
  • September 3, 2022
  • 35
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting bedrijfseconomische analyse

Deel 1 Bedrijfseconomie en onderneming
Hoofdstuk 1 Ondernemingen hun functie in de economie
1.1 Economie en bedrijfseconomie

Economie = Wetenschap die zich bezighoudt met de mens in zijn streven naar welvaart, dat
wil zeggen naar een optimale voorziening van goederen/diensten.
(economische wetenschap)

Bedrijf = Productiehuishouding die goederen/diensten vervaardigt en deze verkoopt aan de
consument voor een bepaalde prijs.
Door het inkomen dat de consument verdient, aan de productiehuishouding, beschikt hij over
de benodigde koopkracht.

Algemene economie = Bestuderen van relaties tussen consumenten en producenten en
tussen producenten onderling.
- Micro-economie → Marktvormen: Hoe komt de prijsvorming op een bepaalde markt
tot stand. Bepalend hiervoor zijn het aantal aanbieders en vragers.
- Macro-economie → Houdt zich bezig met economische problemen van de
maatschappij als geheel. (bijv. inflatie)

Bedrijfseconomie = Onderdeel van de economie dat zich bezighoudt met het economisch
handelen binnen bedrijven.

Productie = Het tot stand brengen van goederen/diensten die kunnen dienen om in
menselijke behoeften te voorzien. (fysieke goederen, handel, dienstverlening)

Ondernemingen = Naar winst strevende productieorganisatie.

1.2 Kenmerken van ondernemingen

Productieproces = Productiemiddelen worden bij elkaar gebracht en omgezet in producten
Een productieorganisatie opereert tussen 2 markten:
- Inkoopmarkt = Productiemiddelen worden verkregen.
- Verkoopmarkt = Geproduceerde goederen/diensten worden verkocht.

Productiemiddelen:
- Grondstoffen.
- Duurzame productiegoederen = Bewijzen hun diensten langere tijd aan de
onderneming. (bijv. machines en gebouwen)
- Arbeid.

,Productiefactoren:
- Kapitaal = Productiefactor die bestaat uit grondstoffen en duurzame
productiemiddelen van de onderneming.
- Arbeid.
- Natuur.
- Ondernemerschap.

Productieorganisatie = Samenwerkingsverband van de productiefactoren arbeid (mensen)
en kapitaal (middelen), waarbij het bereiken van een bepaald doel vooropstaat.
Kan een formeel karakter hebben → Rechten en plichten zijn dan schriftelijk vastgelegd.

Onderneming = Naar winst strevende productorganisatie.
→ ‘Waardecreatie’ = Opbrengst van de verkoop van de geproduceerde goederen/diensten
zal meer moeten zijn dan de prijs die zij op die inkoopmarkt betaalt voor de
productiefactoren. Het overschot, de winst (opbrengsten – kosten), komt vervolgens ten
goede aan de eigenaren van de onderneming.

Grootte van winst is afhankelijk van:
- Efficiëntie = Doelmatigheid van het productieproces. Het bereiken van een doel met
gebruik van zo weinig mogelijk middelen.
- Effectiviteit = Doelgerichtheid van het productieproces. Mate waarin het eindproduct
geschikt is om te voldoen aan de eisen van de afnemers.




Maatstaf voor efficiëntie en effectiviteit → Winstcijfer.
Omzet = Uit de verkoop van producten/diensten verkregen inkomsten.
Kosten = De waarde van de voor de omzet opgeofferde productiemiddelen.

Winst is het doel, activiteiten zijn het middel → Kanttekeningen:
- Streven naar winst ‘tot elke prijs’ is meestal niet aan de orde.
Continuïteit = Het streven van een organisatie naar voortbestaan op lange termijn.
Winst is noodzakelijk voor het voortbestaan van de onderneming.
- Het lijkt er soms op dat niet het streven naar een zo groot mogelijke winst, maar het
streven naar een zo groot mogelijke omzet tot belangrijkste ondernemingsdoel is
verheven. ‘Hoe groter hoe beter.’
- Als een onderneming zelf hun doel beschrijft komt het winststreven meestal niet
prominent naar voren. Wel zaken als milieu etc.

1.3 Kenmerken van non-profitorganisaties

Overheidssector = Nationale, staats-/provinciale en lokale overheden en levert vooral
collectieve goederen/diensten. (bijv. wegen)
Ondernemingen kunnen deze voorzieningen niet voortbrengen aangezien het
marktmechanisme hier verstek laat gaan.
Marktmechanisme = Vrije spel van vraag en aanbod waardoor prijzen tot stand komen.

,Budgetmechanisme = Bepaling van de productie van (collectieve) goederen via een (door
de overheid) vastgesteld budget.
Privatisering = Activiteiten die worden losgemaakt van de overheidsorganisatie en moeten
‘op de markt’ hun bestaan bewijzen. (bijv. openbaar vervoer)
Non-profitorganisaties = Organisatie die niet streeft naar winst, maar meestal een sociale
doelstelling heeft. (bijv. amateursportverenigingen en fondsenwervende instellingen)

Verschillen met ondernemingen:
- Non-proforganisaties hebben als doel om een bepaalde (maatschappelijk van belang
geachte) voorziening tot stand te brengen. Activiteiten zijn direct verbonden met het
doel.
- Non-profitorganisaties kunnen normaliter niet voortbestaan door zakelijke
markttransacties uit te voeren, en zijn dus in tegenstelling tot ondernemingen
economisch niet zelfstandig. Denk hierbij aan contributie en donaties.
- De beoordeling van de effectiviteit is bij non-profitorganisaties veel moeilijker dan bij
ondernemingen. Bij ondernemingen wordt gekeken naar het winstcijfer, dit kan niet bij
de non-profitorganisaties.

1.4 Ondernemingsactiviteiten

Globale indeling van bedrijven naar aard van het omzettingsproces:
1. Primaire sector:
Land- en bosbouw, visserij en mijnbouw.
2. Secundaire sector:
Industrie = Industriële ondernemingen creëren nieuwe fysieke, tastbare producten.
- Stukproductie = Productiewijze waarbij elk product is afgestemd op de
specifieke wensen van de klant.
- Massaproductie = Productiewijze waarbij een bepaald soort product in grote
hoeveelheid gemaakt wordt.
Stukproductie: Massaproductie:
- Maatwerk. - Standaardproduct.
- Bestemd voor één bepaalde klant. - Bestemd voor de ‘markt’.
- Op bestelling. - Op voorraad.
Serie-stukproductie = Gedachte dat de klant zijn eigen individueel bepaalde
product krijgt, maar men probeert kosten te besparen door de componenten
van het product in grotere aantallen te produceren.
(bijv. samenstelling van eigen ‘droomboot’)
Serie-massaproductie = Varianten of modellen van het standaardproduct
worden geproduceerd, waarbij eens in de zoveel tijd de machines omgesteld
dienen te worden naar de betreffende variant.
(bijv. productie van suiker in korrelvorm en suikerklontjes)
3. Tertiaire sector:
Handel = Handelsondernemingen leveren bestaande fysieke producten aan klanten.
Ongelijkheid:
1. Grootte van de productie en consumptie.
2. Samenstelling van de productie en consumptie.
3. Tijdstip van de productie en consumptie.
4. Plaats van de productie en consumptie.
Groothandel = Koopt in bij de fabrikant en verdeelt de ingekochte partijen over de
detailhandel. ‘Business-to-business’.
Detailhandel = Levert rechtstreeks aan de eindgebruiker (consument) van de
goederen.

, 4. Quartaire sector:
Dienstverlening = Dienstverlenende ondernemingen leveren diensten (niet-tastbare
producten) aan klanten.
Nauwelijks inkoop van grondstoffen, duurzame productiemiddelen zijn belangrijk en
arbeidskosten vormen een belangrijke kostenpost.

1.5 Bedrijfskolom en bedrijfstak

Bedrijfskolom = De reeks ondernemingen die elkaar in de bewerking van een product
opvolgen. (weg van producent naar consument)
Bedrijfstak = De gezamenlijke ondernemingen in een schakel van de bedrijfskolom.

Integratie = Een onderneming neemt in een schakel in de voortbrenging in eigen beheer die
vroeger door een afzonderlijke onderneming werd verricht. (schakels worden overgenomen)
Parallellisatie = Het gaan uitvoeren van activiteiten uit dezelfde schakel van een andere
bedrijfskolom, dus van een ander productieproces. (bijv. tankstation dat ook eten/drinken
gaat verkopen)
Conglomeraten = Onderneming die actief is in verschillende schakels van verschillende
bedrijfskolommen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lagh. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.37. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.37  6x  sold
  • (0)
Add to cart
Added