Hoofdstuk 3 parlementaire democratie
§3.1 wat is democratie
1648 de Vrede van Münster/ Westfalen gesloten. -> x godsdiensttwisten en agressie.
Soeverein: een staat die op een bepaald gebied met duidelijke grenzen het hoogste gezag
uitoefent en het monopolie van gewelduitoefening heeft.
Een staat bepaald welke religie wordt toegelaten en staten respecteren elkaars
soevereiniteit. Door de Vrede van Westfalen kwam het moderne systeem, in elk gebied
heerst maar 1 staat. Dit betoog Thomas Hobbes ook; alles moest door 1 soeverein bepaald
worden. Een 'poor, nastje, brutish and short' leven kon daardoor bespaard worden.
Politiek: het maken van keuzes waaraan allen in een staat zijn gebonden. Deze keuzes
worden vastgelegd in wetten en uitgevoerd door ministers en ambtenaren. Bij deze keuzes
gaat het vooral om het algemeen belang, vaak hebben veel mensen er mee te maken. Soms
heb je zoals bij bijvoorbeeld onderwijs er niet direct mee te maken, maar wel indirect.
Bij het besturen kan gekozen worden voor efficiënt besturen (daadkrachtig, snel) of voor
maximale participatie (democratie, zorgvuldige afweging) van burgers in de politiek.
Democratie -> demos (volk) en kratein (regeren) = het volk regeert. Maar stemmen op het
stadsplein in bijv. Athene komt amper meer voor. Nu zijn er vooral referendums.
Representatieve democratie: het volk kiest volksvertegenwoordigers die de beslissingen
nemen en met zekere regelmaat bij verkiezingen aan de bevolking verantwoording moeten
afleggen over hun beleid. ---> Makkelijker dan directe democratie; in kleinere groepen kun
je sneller beslissingen nemen, kunnen mensen zich er meer in verdiepen en er is controle.
Andere kenmerken van een democratie:
- Individuele vrijheid, mensen mogen hun leven zelf inrichten en uiten wat ze willen.
- Politieke grondrechten, er is de mogelijkheid jouw mandaat te geven aan een politici
die jij vertrouwt en ook jouw belangen nastreeft.
- Politie en leger hebben beperkte bevoegdheden, ze moeten zich aan regels houden.
- Onafhankelijke rechtspraak, rechters hoeven hun beslissing niet te verantwoorden.
- Persvrijheid, media controleren machthebbers en informeren ons, daardoor kunnen
wij weloverwogen keuzes maken.
Parlementair stelsel, het gekozen parlement heeft de hoogste macht. Het geformuleerde
kabinet met ministers en staatssecretarissen moeten altijd verantwoording afleggen aan het
parlement (en dus het volk). Er is wel een niet-gekozen staatshoofd met beperkte macht. Als
dit een koning is dan is het een constitutionele monarchie (NL).
Presidentieel stelsel, het parlement en de president worden gekozen zoals in Frankrijk en de
VS. De president staat aan het hoofd en kan ministers benoemen en ontslaan. Hij heeft geen
ontbindingskracht, dus hij kan het parlement niet ontbinden.
Nederland is sinds 1814 een constitutionele monarchie en in 1848 werd de koning ook
geboden aan de wet en grondwet. Vrijheid en gelijkheid zijn erg belangrijk in een
democratie, daarom zie ook kenmerken daarvan terug in onze grondwet:
, - Taken en bevoegdheden van de trias politica zijn nauwkeurig omschreven. Zo kun je
ook niet Kamerlid, minister en lid zijn van de Raad van State en de Hoge Raad zijn.
- Iedereen vanaf 18 mag stemmen en verkozen worden.
- Regels voor politieke besluitvorming zijn vastgelegd.
- Media wordt vrijgelaten en ze moeten over de juiste info kunnen beschikken.
Dictatuur: geen sprake van trias politica, maar een kleine groep mensen heeft de macht.
Kenmerken dictatuur:
- Beperkte individuele vrijheid, geen recht op privacy etc.
- Nauwelijks politieke vrijheid, als je een tegenstrijdige mening uit word je gestraft.
- Overheidsgeweld, het leger en de politie treden vaak hard op.
- Geen onafhankelijke rechtspraak, rechters spreken namens de machthebber.
- Massamedia en kunstuitingen staan onder toezicht van de overheid.
-----> geen tegenmacht (kritische burgers) dus er kunnen snel besluiten worden genomen.
Ideologische dictaturen: een communistische partij heeft alle macht en er is geen
individuele vrijheid. Er is sprake van indoctrinatie, alles staat namelijk onder controle.
Mensen krijgen de info dus met de paplepel ingegoten. (Cuba, Noord-Korea)
Religieuze dictaturen/ theocratie: alle wetgeving is gebaseerd op religie. Mensen kunnen
zelf een parlement en president kiezen, maar daar is toestemming van een niet-gekozen
iemand voor nodig. (Iran)
Militaire dictaturen: het leger heeft te allen tijde de macht. (Voorheen Myanmar)
§3.2 politieke stromingen
In de 19e eeuw werd Nederland een parlementaire democratie -> overheid minder macht.
Er was geen gezondheidszorg en er waren grote verschillen in inkomen -> oprichting eerste
politieke partijen. Die passen bij het liberalisme, het confessionalisme en het socialisme.
Ideologie: een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting
van de samenleving. Dat gaat vooral om 2 aspecten:
- Normen en waarden, zouden voor iedereen moeten gelden. Normen komen voort
uit waarden. (Gelijkheid ---> niemand wordt gediscrimineerd).
- Sociaaleconomische verhoudingen, een rechtvaardige verdeling van de welvaart.
Links -> willen dat de overheid een sterke en actieve rol speelt in economie, uitkeringen,
onderwijs en gezondheidszorg. Ze willen ook eerlijke verdeling van inkomen, een
uitgebreide verzorgingsstaat en gelijke kanzen.
Rechtse -> willen zelf verantwoordelijkheid, lage belastingen en economische vrijheid.
3 politieke ideologieën/ stromingen:
-Liberalisme, voor het belang van het individu. Een mens moet zich ontplooien en iedereen
is gelijkwaardig. Vrijheid, Individuele verantwoordelijkheid en tolerantie zijn erg belangrijk.
Na de Franse Revolutie waren de mensen de dictaturen zat en het idee dat koningen
regeerde uit de naam van God. Ze kwamen in opstand en kregen aanhangers, de gegoede
burgerij (handelaars en industriële mensen). Ze willen meer politieke macht, economische
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jaravries. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.71. You're not tied to anything after your purchase.