Book Title:
Author(s):
By: JCA • 5 year ago
By: biebje • 5 year ago
By: clariskavanhoek • 8 year ago
By: hannekeb • 8 year ago
Contains the main points, but it is not very easy to read because of the many lists and single sentences. It made me really helped learning.
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat voor een hulpvraag analyseert de diagnosticus?
Answer: De diagnosticus analyseert zowel de hulpvraag van de cliënt als de aanvraag van de verwijzer.
2.
Wat vormt de basis voor het onderzoek van de diagnosticus?
Answer: De vragen van verwijzer en cliënt vormen de basis , maar de diagnosticus kan zelf ook vragen toevoegen.
3.
Wat zijn de handelingen van het onderbouwen van een theorie? (5 punten)
Answer: 1. voorlopige theorie omzetten in hypothesen 2. specifiek onderzoeksinstrumentarium kiezen 3. voorspelling doen over de resultaten 4. afname van instrumenten 5. aanvaarden of verwerpen van hypothesen
4.
Welke soorten basisvragen zijn er? (5 punten)
Answer: 1. onderkenning 2. verklaring 3. predictie 4. indicatie 5. evaluatie
5.
Wat wordt bevraagd bij onderkenning?
Answer: Wat is het probleem?
Some examples from this set of practice questions
1.
Uit welke onderdelen bestaat psychodiagnostiek? (3 punten)
Answer: 1. Diagnostische referentiekaders/theoriën 2. Beschrijving van de referentiekaders 3. Tests
2.
Waar bestaan diagnostische referentiekaders/theoriën uit? (3 punten)
Answer: 1. Individuele verschillen 2. Ontwikkeling 3. Context
3.
Wat bepalen referentiekaders?
Answer: Refentiekaders bepalen de manier waarop gedragingen beschreven, begrepen en verklaard worden.
4.
Wat zijn de criteria van Van der Werff voor de kwaliteit van referentiekaders? (4 punten)
Answer: 1. Zijn de relaties getoetst en wat was het resultaat? 2. Is er toetsing mogelijk? 3. Is het een inspiratiebron voor empirisch onderzoek? 4. Is er onderzoek gedaan naar de praktische toepassingen en wat was het resultaat?
5.
Waar maakte Van der Werff onderscheidt in wat betreft kaders? (3 punten)
Answer: 1. Toppers 2. Middenklasse 3. Ondermaatsen
Some examples from this set of practice questions
1.
Hoe zijn de validiteit en betrouwbaarheid bij een klinische blik?
Answer: De resultaten van onderzoek naar betrouwbaarheid en validiteit van een klinische blik zijn vaak bedroevend.
2.
Waarom wordt er enkel uitspraken gedaan op basis van statistische gegevens?
Answer: Dat is de reden waarom er eigenlijk enkel uitspraken gedaan worden op basis van statistische gegevens.
3.
Wanneer zijn gestructureerde interviews ontwikkelt?
Answer: In de jaren 70 werden gestructureerde interviews ontwikkelt zodat verschillende klinici dezelfde informatie bevragen.
4.
Hoe is een gestructureerd interview opgebouwd?
Answer: In een gestructureerd interview zijn bij elke stoornis een of twee startvragen, deze zijn zo breed dat als men last zou hebben van de desbetreffende stoornis men met ja antwoord en als men met nee antwoord is het zeer waarschijnlijk dat men niet aan deze stoornis lijdt.
5.
Wat is een breed interview?
Answer: Bestrijkt een groot aantal stoornissen, maar wel oppervlakkig.
Some examples from this set of practice questions
1.
Welke aspecten zijn observeerbaar in een testsituatie? (3 punten)
Answer: 1. werkhouding 2. werktempo 3. reactie op stress
2.
Door welke fouten kan observatie worden verstoord? (5 punten)
Answer: 1. leniency effect 2. halo effect 3. logicafout 4. contrastfout 5. neiging om vooral gemiddelde scores te geven en extreme oordelen te vermijden
3.
Wat is het leniency effect?
Answer: De neiging om bekenden hoger in te schatten op bepaalde eigenschappen
4.
Wat is het halo effect?
Answer: Neiging om alle eigenschappen te beoordelen in de richting van een algemene indruk
5.
Wat is een logicafout?
Answer: Neiging om gelijksoortige oordelen te geven op eigenschappen die logisch met elkaar verbonden lijken te zijn
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat zijn de kenmerken van indirecte methoden? (4 punten)
Answer: 1. Ongestructureerde taken worden aangeboden 2. Bedoeling is niet duidelijk voor de onderzochte 3. Nominale scoring 4. Ongericht doel
2.
Wat zijn de toegevoegde waarden van indirecte methoden? (5 punten)
Answer: 1. Inzicht van mensen zelf is beperkt, van experts beter 2. Meer risico op wenselijke antwoorden 3. Functionele diagnostiek 4. Impliciete processen in beeld brengen 5. Validiteit verhogend
3.
Wat is functionele diagnostiek?
Answer: Hoe gedraagt iemand zich in het hier en nu
4.
Welke soorten indirecte methoden zijn er? (5 punten)
Answer: 1. Associatiemethoden 2. Constructiemethoden 3. Afmaakmethoden 4. Keuze of ordeningsmethoden 5. Expressieve methoden
5.
Wat houden associatiemethoden in?
Answer: Eerste reactie op een stimulus
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat was de eerste intelligentietest en uit hoeveel items bestond die test?
Answer: De Standford-Binet Test is de eerste intelligentietest die bestond uit 30 items.
2.
Wat ontwikkelde Stern?
Answer: Stern ontwikkelde de intelligentiemaat, de ratio tussen de mentale leeftijd en de kalenderleeftijd, het IQ.
3.
Wat is het tweefactorenmodel?
Answer: Spearman ging er van uit dat er een algemene intelligentie bestond (g) die verklaart het grootste deel van de test en een klein specifiek deel (s).
4.
Welke modellen werden er in de 20e eeuw ontwikkelt die meer factoren indentificeerden? (4 punten)
Answer: 1. Eysencks achtfactorentheorie 2. Guttmans RADEX theorie 3. Guilfords model 4. PASS-theorie van Das
5.
Wat is de PASS theorie? (4 punten)
Answer: 1. planning 2. aandacht 3. simultane verwerking 4. opeenvolgende verwerking
Some examples from this set of practice questions
1.
Welke soorten neuropsychologische vraagstellingen zijn er? (3 punten)
Answer: 1. A 2. B 3. C
2.
Wat is een neuropsychologische vraagstelling A?
Answer: Welke stoornissen in het gedrag en in de cognitieve en emotionele functies en welke infacte mogelijkheden komen neuropsychologisch onderzoek naar voren?
3.
Wat is een neuropsychologische vraagstelling B?
Answer: Hersenafwijking is aangetoond, relatie tussen gedrag en hersenen, van welke hersenafwijking is er sprake?
4.
Wat is een neuropsychologische vraagstelling C?
Answer: Geen aangetoond hersenletsel, zijn er aanwijzingen voor hersenletsel?
5.
Wat wordt \'niet\' bekeken bij een A vraagstelling?
Answer: Bij een A vraagstelling wordt er afgezien van de vraag of dit patroon overeenkomt met bepaalde hersenziekten of letsels.
Some examples from this set of practice questions
1.
Hoe wordt een persoonlijkheidsvragenlijst ingevuld?
Answer: Bij een persoonlijkheidsvragenlijst moet de onderzochte vaak zelf tot uiting brengen in hoeverre een uitspraak van toepassing is.
2.
Wat zijn de formele criteria voor vragen voor een persoonlijkheidsvragenlijst? (6 punten)
Answer: a. de items moeten korter dan 20 woorden zijn b. de taal moet duidelijk en eenvoudig zijn c. dubbele ontkenningen moeten vermeden worden d. items moeten eenduidig zijn e. items dienen over een onderwerp te gaan f. items die door bijna iedereen of bijna niemand bevestigd worden dienen vermeden te worden.
3.
Wat wordt er vaak gedaan met een vragenlijst met veel items?
Answer: Als er veel items in een vragenlijst zitten worden er vaak schalen samengesteld door de items samen te voegen.
4.
Hoeveel items bevat een schaal doorgaans minimaal?
Answer: Een schaal bevat doorgaans minstens 12 items.
5.
Op welke manieren kunnen items in schalen worden gegroepeerd? (3 punten)
Answer: 1. Rationale of a-priori methode 2. Interne consistentie methode 3. Emperische methode
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat is de Symptom Checklist (SCL-90)?
Answer: 90 items tellende vragenlijst om psychopathologie mee vast te stellen, waarbij het zowel gaat om psychische als somatische klachten.
2.
Wat zijn de subschalen van SCL-90? (8 punten)
Answer: 1. Angst 2. Agorafobie 3. Depressie 4. Somatische klachten 5. Wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit 6. Insufficiëntie van denken en handelen 7. Slaapproblemen 8. Woedehostiliteit
3.
Hoe kunnen de subschalen van de SCL-90 gezien worden?
Answer: De 8 factoren van de SCL-90 kunnen gezien worden als factoren van de eerste orde.
4.
Kan kan de totaalscore van de SCL-90 gezien worden?
Answer: De totaalscore van de SCL-90 kan gezien worden als een hogere orde dimensie die aanvullende informatie kan verschaffen op de 8 subschaalscores.
5.
Is er een verkorte versie van de SCL-90 en zo ja, welke?
Answer: Er zijn verkorte versies van de SCL-90 beschikbaar gekomen, zoals de SCL-27.
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat is de Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag (SIG)?
Answer: Meet spannings en vermijdingsaspecten van gedrag.
2.
Uit hoeveel items bestaat de SIG en hoe worden deze gescoord?
Answer: De SIG bestaat uit 50 items die allen twee keer gescoord worden, een spannings en een frequentie score.
3.
Wat zijn de subschalen van de SIG? (4 punten)
Answer: 1. uiten van negatieve gevoelens 2. uiten van onzekerheid en ontoereikendheid 3. jezelf kenbaar maken 4. uiten van positieve gevoelens
4.
Hoe wordt de totaalscore bij de SIG berekend?
Answer: De totaalscore wordt over alle items berekend.
5.
Is de SIG betrouwbaar?
Answer: De SIG is betrouwbaar.
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat zijn de voordelen van computerdiagnostiek? (5 punten)
Answer: 1. betrouwbaarder 2. efficienter 3. minder sociaal wenselijke antwoorden 4. mogelijkheid om audio visuele elementen toe te voegen 5. mogelijkheid om adaptief te testen
2.
Wat zijn de nadelen van computer diagnostiek? (4 punten)
Answer: 1. niet de hele test direct kunnen bekijken 2. Afbeeldingen zien er anders uit dan op papier 3. ethisch bezwaarlijke kant en klare rapporten 4. veiligheid
3.
Wat is linear testen?
Answer: Elke proefpersoon maakt dezelfde vragen in dezelfde volgorde.
4.
Wat is adaptief testen?
Answer: Test wordt aangepast aan het individu dat de test doet.
5.
Waar is adaptief testen op gebaseerd?
Answer: Adaptief testen is gebaseerd op de niet klassieke testtheorie.
Some examples from this set of practice questions
1.
Hoe kan een rapport globaal gestructureerd worden? (3 punten)
Answer: 1. overeengekomen vraagstellingen/hypothesen 2. bepaalden vaste inhoudsdomeinen 3. afgenomen tests
2.
Welke soorten standaarddomeinen zijn er? (10 punten)
Answer: 1. intelligentie 2. geheugen 3. aandacht en concentratie 4. planning en organisatie 5. testbenadering en betrouwbaarheid/validiteit 6. cognitief functioneren en ideatie 7. conflictgebieden 8. affect/stemming/emotionele controle 9. intra en interpersoonlijke copingstrategieën 10. diagnostische impressie
3.
Wat is een alternatieve manier van structureren van een rapport?
Answer: Een alternatieve manier van structureren van een rapport is per test de uitkomsten rapporteren
4.
Wat is als aller eerste belangrijk ovor het schrijven van een rapport?
Answer: Het is van belang dat de diagnosticus begrijpt wat de cliënt bedoelt met zijn vragen, want deze vormen de basis van het onderzoek.
5.
Wat is belangrijk met betrekking tot de deskundigheid?
Answer: Het is van belang dat een psycholoog de grenzen van zijn deskundigheid in acht neemt en deze ontwikkelt.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller melanievankuler. Stuvia facilitates payment to the seller.
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.
4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)
79223 documents were sold in the last 30 days
Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now
