Voorbereidingsvragen
1. Welke vijf theorieën over causaliteit hebben zich door de jaren heen ontwikkeld en
wat houdt elk van deze theorieën in?
- Conditio sine qua non
Elke gedraging die niet weggedacht kan worden zonder dat het gevolg wegvalt,
wordt als strafrechtelijk relevante veroorzaker van een gevolg gezien. Het gedrag
is redelijkerwijs een onmisbare schakel.
Voordeel: makkelijk vast te stellen
Nadeel: je kan eindeloos veel schakels creëren/niet selectief
- Causa Proxima theorie
Er bestaat een causaal verband tussen de gedraging en het gevolg indien het
gevolg het onmiddellijk en rechtstreeks gevolg is van de gedraging. Het moet gaat
om de dichtstbijzijnde oorzaak.
Voordeel: makkelijk vast te stellen
Nadeel: behoorlijk selectief en te weinig ruimte voor omstandigheden van het
geval
- Relevantietheorie
Alleen die gedragingen tellen mee, waarop de wetgever het oog heeft gehad bij
het opstellen van de betreffende delictsomschrijving. Dit is af te leiden uit het
systeem van de wet, wettekst, MvT
Voordeel: democratisch gelegitimeerd, hetgeen wordt gevolgd wat de wetgever
voor ogen had
Nadeel: als er niks staat in de MvT
- Adequatietheorie/ voorzienbaarheidstheorie
Als voorzienbaar was dat de gedragingen het gevolg met zich meebrengt.
Voordeel: goed toepasbaar in verschillende situaties, makkelijk toepassen
Nadeel: wat is een gemiddeld persoon en wat is voorzienbaar? Lastig te bepalen
- Redelijke toerekening
Er wordt gekeken of gezien de feiten en omstandigheden een oorzaak nog in
redelijkheid aan iemand kan worden toegerekend. Deze theorie wordt nu
gebruikt (HR Letale Longembolie).
Voordeel: rechtvaardig
Nadeel: niet objectief, want naar welk gevoel ga je kijken
2. Wat zijn de voor- en nadelen van elk van deze theorieën?
Zie hierboven.
3. De leer van de redelijke toerekening is de causaliteitsleer die momenteel wordt
aangehangen. Neem beargumenteerd een standpunt in over de stelling: “De leer
van de redelijke toerekening is niet vernieuwend ten aanzien van de vier eerder
geformuleerde causaliteitstheorieën.”.
De leer van redelijke toerekening is op zichzelf vaag, maar dat zijn de andere criteria
ook. Een voordeel van de leer van redelijke toerekening is dat de causaliteitsvraag als
zo’n aansprakelijkheidsvraag is geformuleerd, waardoor het juridische, normatieve
, karakter van de strafrechtelijke causaliteit terecht wordt benadrukt. Concretisering
en motivering zijn van groot belang.
Casus – Spoorwegdrama
Mieke stopt haar auto voor een spoorwegovergang waarvan zojuist de alarmlichten zijn
aangegaan.
Pim rijdt in de haar van achteren naderende auto met 90 km/u in plaats van de aldaar
toegestane 50 km/u. Hij kan daardoor niet op tijd remmen en botst dusdanig hard tegen
de auto van Mieke dat zij de spoorwegovergang wordt opgeduwd. Uit schrik voor de
naderende trein probeert ze – wat onhandig – zo snel mogelijk haar auto te verlaten. Zij is
net te laat en verliest door de botsing tussen haar auto en de trein haar linkerbeen.
Eenmaal aangekomen bij het ziekenhuis wordt haar wond behandeld. Enkele uren later
komt Mieke toch te overlijden. Achteraf blijkt dat de arts een inwendige bloeding bij
Mieke over het hoofd heeft gezien, welke zij ook had opgelopen door het ongeval, en die
haar uiteindelijk fataal is geworden. De officier van justitie besluit Pim te vervolgen voor
dood door schuld (artikel 307 Sr).
Pim is van mening dat Mieke niet zou zijn overleden als de arts alerter was geweest bij de
behandeling en vindt dat het overlijden van Mieke niet aan hem is toe te rekenen. Zet
gemotiveerd uw oordeel uiteen over de stelling van Pim.
Kan de dood van Mieke aan Pim worden toegerekend? De dood moet veroorzaakt worden
door de menselijke gedraging art. 307 Sr. Is de toerekening redelijk?
De ondergrens is conditio sine qua non, wat inhoudt dat de gedraging een onmisbare
schakel is. In dat geval is het uitgangspunt dat de toerekening redelijk is. Maar zijn er
redenen waarom je niet zou kunnen toerekenen? Daar moet je naar kijken aan de hand van
de oude theorieën.
I.c. is er een conditio sine qua non verband, want zonder de aanrijding had Mieke niet naar
het ziekenhuis gemoeten en had de arts ook niet de inwendige bloeding over het hoofd
kunnen zien. Nu kijken of er redenen zijn om het feit niet toe te rekenen:
- Adequatietheorie is het voorzienbaar dat Mieke kwam te overlijden? I.c. is het
voorzienbaar, dat als je te hard rijdt bij een spoorwegovergang je iemand kan
aanrijden die op het spoort terecht komt.
- Causa proxima Staat de aanrijding te ver verwijderd van het gevolg? Het feit
dat de arts de bloeding over het hoofd heeft gezien, maakt niet dat de gedraging
heel ver weg staat.
- Relevantietheorie onder dood door schuld vallen eigenlijk alle gevallen op het
moment dat er sprake is van dood door schuld.
- Gedraging van derde kunnen in de weg staan aan redelijke toerekening HR
niet behandelde longinfectie: beslissingen van derden hoeven niet in de weg de
staan aan de redelijkheid van de toerekening op het moment dat de toerekening
redelijk is.
Uiteindelijk is Mieke aan een inwendige bloeding overleden. Doordat er al dodelijk letsel is
veroorzaakt door Pim, dan is ondanks de doodsoorzaak een inwendige bloeding is, het wel
redelijk toe te rekenen aan Pim.
Actualiteitencasus
Lees het arrest van de Hoge Raad van 12 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:339. Beantwoord
vervolgens de volgende vragen. https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2019:339
, 1. Waartussen moet in deze zaak een causaal verband worden vastgesteld om de
verdachte te kunnen veroordelen?
Tussen de gedragingen van de verdachte en de dood van de partner van verdachte.
2. Waarom was volgens de raadsman in deze zaak geen sprake van het vereiste
causale verband?
In het dossier ontbreekt bewijs waaruit blijkt dat er een reële kans bestaat dat het
slachtoffer had geleefd indien de verdachte wel had ingegrepen. Ook ontbreekt
bewijs dat het gevolg voor de verdachte voorzienbaar was, zodat hij had moeten
ingrijpen. De stelling van het openbaar ministerie dat het inschakelen van medische
hulp de overlevingskans van een gebruiker van drugs vergroot, is daarvoor te
algemeen. In de ogen van de verdachte ging het niet zodanig mis met het slachtoffer
dat er iets moest gebeuren (r.o. 2.2.2). Geen conditio sine qua non dus.
3. Hoe heeft het Gerechtshof Amsterdam gereageerd op het verweer van de
raadsman?
Het Hof is van oordeel dat er een causaal verband bestaat. Dit dient te worden
beoordeeld aan de hand van de leer van de redelijke toerekening. Verdachte moet
het gevaar dat het slachtoffer zou komen te overlijden in zodanige mate hebben
verhoogd dat het overlijden redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend als
gevolg van zijn handelen of nalaten. Verdachte wist dat het slachtoffer MDMA, GHB
en alcohol had gebruikt en het slachtoffer zich niet lekker voelden en vervolgens out
is gegaan. Het overlijden is in zodanige mate verhoogd dat het overlijden
redelijkerwijs aan verdachte kan worden toegerekend als gevolg van diens nalaten
tijdig medische hulp in te schakelen en het medisch personeel van informatie over
het drugsgebruik door slachtoffer te voorzien.
4. Staat in deze zaak een conditio sine qua non-verband vast? Licht uw antwoord toe.
Het gaat i.c. om nalaten wat erg ingewikkeld is, omdat je niet in de toekomst kan
kijken of je het gevolg had kunnen voorkomen door een bepaalde gedraging.
Extra casus I
Ludo en Janine hebben een moeizame relatie met Martine Hafkamp. Ludo besluit een
aanslag te plegen op Martine. Hij rijdt naar de woning van Martine en schiet gericht 5 keer
op het raam van de woonkamer, waar hij Martine ziet staan. Ludo is een zeer geoefend
schieter en Martine ziet hem niet, waardoor Ludo 4 keer raak schiet in de schouder van
Martine. Dit leidt tot een zeer hevige potentieel fatale bloeding. Nadat Martine is
overleden, wijst sectie op haar lichaam echter uit dat zij vlak voor haar overlijden (ook)
een hartaanval heeft gehad. Zowel de zeer hevige bloeding als de hartaanval kan de
oorzaak zijn geweest van de dood van Martine. De officier wil Ludo vervolgen voor moord
art. 289 Sr en stelt dat de onduidelijkheid omtrent de exacte doodsoorzaak niet in de weg
staat aan de vaststelling van een causaal verband tussen de schoten van Ludo en het
overlijden van Martine. Geef uw oordeel over de stelling van de officier van justitie.
De csqn is de ondergrens. I.c. kan dit niet worden vastgesteld, omdat er meerdere oorzaken
aanwezig zijn waaraan Martine overleden kan zijn (alternatieve causaliteit). HR Groninger
HIV:
- Ten minste is vereist dat wordt vastgesteld dat het gedrag een onmisbare schakel
kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid
door het schieten heeft Martine een potentieel fatale bloeding. Het schieten kan
dus een onmisbare schakel hebben gevormd voor het overlijden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bojansen2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.55. You're not tied to anything after your purchase.