In dit document vind je een samenvatting van alle stof die wordt behandeld en voor het tentamen van de cursus Introductie Interdisciplinaire Sociale Wetenschappen aan Universiteit Utrecht. Dankzij deze samenvatting heb ik het vak afgerond met een 8.
Week 2 3
H2. Interpreteren van sociale problemen: vergrijzing 3
H6. Economische problemen: armoede en rijkdom 8
Week 3 11
Prejudice in the interview material - T.W. Adorno (1950) 11
Week 4 14
Plagiarism - Jaap Bos (2020) 14
Bright vs. blurred boundaries: Second-generation assimilation and exclusion
in France, Germany, and the United States - Alba (2005) 17
H8. Ras-etnische relaties 21
Week 5 24
H9. Medische zorg: fysieke en mentale ziektes 24
Rouw en Melancholie - Sigmund Freud (1917) 26
Week 6 28
H7. Geslachtsongelijkheid en Seksuele oriëntatie 28
Objectification Theory - Frederickson & Roberts (1997) 31
Week 7 37
H4. Geweld in de samenleving: verkrachting en moord 37
Social Structure and Anomie - Robert Merton (1938) 40
Week 8 42
H3. Alcohol en andere drugs 42
H5. Criminaliteit en strafrecht 44
,Week 1
H1. Hoe sociologen sociale problemen bekijken: het abortus dilemma
Sociologische verbeelding = kijken naar de acties en attitudes van mensen in een grotere
context. De grotere context bestaat uit de sociale krachten om mensen heen, die hen
hebben gevormd. Hiermee kunnen we kijken hoe onze persoonlijke problemen gerelateerd
zijn aan grotere ontwikkelingen in de maatschappij. Onze attitudes over abortus worden bijv.
gevormd door technologische ontwikkelingen, ‘gender relations’ en wetgeving. Door met
sociologische verbeelding naar dit soort onderwerpen te kijken, zien we hoe persoonlijke
meningen gerelateerd zijn aan sociale context.
Brede sociale context = historische gebeurtenissen, economische veranderingen, welvaart
in de maatschappij etc.
“Narrow” sociale context = ras, religie, gender, sociale klasse etc.
Persoonlijke sociale context = bijv. relaties die een individu heeft.
Sociale locatie = de plek waar jij staat in de maatschappij. Niet alleen geografisch, maar
ook persoonlijk zoals hoe je geschoold bent, je sekse, ras, leeftijd, gezondheid etc. Deze
karakteristieken hebben een grote impact op ons dagelijks leven en onze denkbeelden. De
sociale locatie is van belang bij het vormgeven van je kijk op onderwerpen, maar bepaalt
niet onze acties. We kunnen o.b.hiervan voorspellen wat mensen gaan doen, maar nooit
determineren. (ongehuwde vrouwen plegen 4x zo veel abortussen als gehuwde vrouwen)
Sociale problemen = aspecten van een maatschappij waar een grote groep zich zorgen
over maakt en die ze graag veranderd zouden zien. Het zijn sociale constructies: mensen
bepalen of iets een probleem is. Karakteristieken van sociale problemen:
1. Objectieve condities/voorwaarden = waarden die gemeten kunnen worden
(abortus: is het wel of niet legaal, wie plegen het, onder welke omstandigheden etc.)
2. Subjectieve zorgen = een significant aantal mensen moet zich zorgen maken over
de condities. Dit kan in twee richtingen: in het geval van abortus maken sommigen
zich zorgen over vrouwen die ongewenst kinder krijgen, anderen over het beëindigen
van een zwangerschap.
3. Dynamisch = als de maatschappij verandert, verandert het sociale probleem ook
(andere zorgen over abortus sinds het legaal is).
4. Relatief = wat mensen zien als een sociaal probleem ligt aan hun waarden en
normen.
5. Concurrerende meningen = er zullen door verschillende sociale contexten
verschillende meningen zijn.
6. Sociaal geconstrueerd
Sociale problemen worden gevormd in vier fases:
1. Probleem definiëren = leiders komen op en er begint een organisatie om het
probleem heen te komen. Men moet zich zorgen gaan maken om de objectieve
omstandigheden. Er is een verandering gekomen in een mening die iedereen voor
lief nam (bijv. toen abortus legaal werd).
1
, 2. Officiële respons op het probleem = reactie van de staat. Zo kwamen er veel
publieke reacties en discussies over de abortuswet in Hawaii die Yano wilde
schrappen. De wet werd geschrapt.
3. Reactie op de officiële response = in het geval van het schrappen van de
abortuswet kwamen er anti- en pro-abortus groepen.
4. Alternatieve strategieën ontwikkeld = om op een andere manier naar het
probleem te kijken. Bijv. kijken naar hoe de groepen voor en tegen abortus hun
standpunten promoten om het sociale probleem naar hun zin op te lossen.
Gematigden = actievoerders die vooral passief zijn zoals d.m.v. internet, reclame in kranten
of door voor klinieken te staan.
Radicalen = actievoerders die extremere methoden gebruiken zoals klinieken afbranden,
doktoren vermoorden of deuren van de kliniek dichtlijmen.
De rol van sociologie in sociale problemen: sociologen kunnen verder kijken dan emoties, ze
kijken met een objectieve blik. Vijf bijdragen van sociologen in deze kwesties:
1. Objectieve condities meten en daardoor informatie krijgen over het onderwerp
(hoeveel mensen abortus plegen, hoe staten verschillen in wetgeving etc.).
2. Subjectieve zorgen meten: bijv. welke attitude mensen hebben (t.o.v. abortus).
3. Sociologische verbeelding toepassen: het probleem plaatsen in een bredere
context.
4. Mogelijk sociaal beleid identificeren dat toegepast kan worden: door hun
onderzoek kijken of bepaalde campagnes ingevoerd kunnen worden.
5. Consequenties van het beleid onderzoeken en het beleid evalueren.
Onderzoeksmethoden worden gekozen d.m.v. het beantwoorden van drie vragen:
1. Welke vraag willen we onderzoeken?
2. Is deze vraag open of gesloten?
3. Is deze vraag breed of verdiepend?
Als tweede wordt er gekeken naar de praktische mogelijkheden. Er moet genoeg tijd en geld
zijn voor het onderzoek. Daarnaast wordt gekeken naar ethiek: met het onderzoek mag
niemand worden geschaad. Hieronder de onderzoeksmethoden:
- Case study = één specifieke casus onderzoeken waardoor er een diepte beeld is.
Dit beeld valt vaak niet te generaliseren.
- Vragenlijsten = vaak gebruikt omdat ze beter te generaliseren zijn. Je krijgt een
breed en minder diep beeld van situaties. Er wordt een steekproef gebruikt om voor
de hele populatie te spreken.
- Experiment = twee groepen: experimentgroep en de controlegroep. De
experimentgroep krijgt een nieuwe conditie, de controlegroep niet. Hierdoor kan
worden gekeken wat voor effecten de nieuwe conditie heeft.
- Veldstudie = het veld in om te kijken hoe mensen zich gedragen. Een pluspunt is
dat gedragingen natuurlijker zijn dan in een lab.
Informatieverzameling in een studie:
- Interviews = mensen vragen naar onderwerpen waarover je meer informatie wilt
hebben, gestructureerd of ongestructureerd.
- Vragenlijsten = met open en/of gesloten vragen.
- Documenten = kunnen waardevolle data bevatten.
2
, - Observaties = als onderzoeker kun je de rol aannemen van een “overt observator”
(= waarbij mensen weten dat je onderzoeker bent) of “covert observator” (= waarbij
mensen niet weten dat je hen onderzoekt).
Moeten sociologen een kant kiezen? zie boek.
Week 2
H2. Interpreteren van sociale problemen: vergrijzing
Theorie = verklaart hoe twee of meer concepten (of “feiten”), zoals leeftijd en zelfmoord, aan
elkaar gerelateerd zijn. Een theorie geeft een raamwerk om “feiten” te organiseren. Het biedt
een manier om deze “feiten” van het sociale leven te interpreteren.
Er worden drie basis theorieën besproken die sociologen gebruiken: functionalisme, conflict
theorie en symbolisch interactionisme.
Functionalism Conflict Theory Symbolic
Interacionism
Wat is society? Een sociaal systeem Groepen die met Gedragspatronen van
dat bestaat uit delen elkaar concurreren mensen; altijd
die samenwerken ten binnen hetzelfde veranderend
voordele van het sociale systeem.
geheel.
Wat zijn de key Structuur Competitie Symbolen
terms? Functie Conflict Interactie
Systeem Speciale interesses Communicatie
Evenwicht Macht Betekenissen
Doelen Uitbuiting Definities
Wat is een Het falen van een Het onvermijdelijke Wat een groep beslist
sociaal onderdeel in het resultaat van als een sociaal
probleem? vervullen van zijn belangengroepen die probleem, is een
functie, waardoor de strijden om beperkte sociaal probleem voor
goede werking van het middelen. die groep.
systeem wordt
verstoord.
Hoe wordt iets Een deel van het Autoriteit en macht Eén reeks definities
een sociaal systeem faalt, meestal worden door de wordt aanvaard;
probleem? als gevolg van snelle machtigen gebruikt concurrerende
sociale veranderingen. om zwakkere groepen opvattingen worden
uit te buiten. verworpen.
Functionalisme = vergelijken de maatschappij met een zelfregulerende machine. Elk
gedeelte van die machine heeft een functie en deze delen beïnvloeden elkaar ook. Als een
onderdeel goed werkt, draagt dit bij aan het “welzijn” van de andere delen. Een voorbeeld is
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nienkeeg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.