Samenvatting Vergelijkende Onderwijskunde
Alle studieteksten
Hoorcollege 2
Artikel Onderwijsraad – Advies vroeg of laat
Hoofdstuk 2 – Mammoetwet en middenschool: Het Nederlandse beleid
2.1 Periode tot 1980: nadruk op gelijke kansen
Rond 1900 werd gepleit voor 1 algemeen ontwikkelend onderwijs, die bedoeld
was ter vervanging van de 1e jaren van het gymnasium, hbs en het vhmo. Deze
3-jarige opleiding was zowel een eindopleiding als een voorbereidende opleiding
voor het hbs en gymnasium. De pedagoog Gunning vond dit een goed idee,
omdat er pas op latere leeftijd gekozen hoefde te worden. Dit idee van de
middelbare school heeft uiteindelijk geleid tot het lyceum: combinatie van het
hbs en gymnasium voor de 1e 2 jaar. Na WOII brak opnieuw een discussie los over
de gewenste inrichting van het voortgezet onderwijs. Met de Mammoetwet van
1963 werd het opnieuw ingericht met de mavo, havo en vwo. Er kwam een
brugklas waarna gekozen kon worden. Een belangrijke verworvenheid was de
mogelijkheid om diploma’s te stapelen. Volgens de emancipatiebeweging ging dit
niet ver genoeg. Zij wilden na de basisschool eerst de middenschool. De minister
van Onderwijs tussen 1973 en 1977, Van Kemenade, heeft hier veel werk van
gemaakt. Na hem kwam echter een CDA-VVD-kabinet die vonden dat het de
vrijheid (van keuze) in de weg stond. De middenscholen (experimenten) had er
als volgt uit gezien als het was doorgegaan:
Streven naar maximale ontplooiing en een optimale schoolloopbaan van
iedere leerling. Hier hoort een brede ontwikkeling bij qua vaardigheden,
kennis en houding. Veel aandacht voor het reflecteren op het eigen
functioneren.
Een brede heterogene klas.
Vakkenintegratie
Projectonderwijs
Elke docent ontwerpt zijn eigen lesstof dit werkte niet om praktische
redenen. Het kostte teveel tijd om voor elke leerling afzonderlijk lesstof op
maat te maken.
2.2 Periode na 1980: groei splitsing van niveaus
In 1986 kwam het advies van de WRR waarin de 1 e 3 jaren na de basisschool voor
iedere leerling hetzelfde zou zijn en waar lesgegeven zou worden op mavo-
niveau. Iedere leerling moest de kerndoelen halen. Kritiek hierop was:
o De meest getalenteerde leerlingen zouden niet uitgedaagd worden en
gedemotiveerd raken.
o Het zou problemen veroorzaken in de aansluiting met de bovenbouw van
het vwo.
o Praktisch ingestelde leerlingen moesten nog 3 jaar langer theoretisch
onderwijs krijgen.
Dit advies leidde tot veranderingen waardoor in het vbo- en mavoniveau de
klassen heterogener werden, maar in het havo- en vwo-niveau juist homogener.
In parlementair onderzoek naar onderwijsvernieuwingen is gesteld dat de op- en
afstroommogelijkheden voor leerlingen in de basisvorming zijn toegenomen,
maar dat niettemin de schoolloopbaan in het voortgezet onderwijs nog steeds in
sterke mate afhankelijk is van de prestaties aan het eind van de basisschool. Er is
ook geen sprake van een afname van het effect van het opleidingsniveau van de
ouders.
1
, De basisvorming leidde tot klachten over de overladenheid van het programma.
De 15 verplichte vakken werden hierdoor vervangen door 59 kerndoelen. Deze
beschrijven wat alle leerlingen nodig hebben voor persoonlijk, maatschappelijk
en beroepsmatig functioneren en bieden de basis voor het vervolgonderwijs, om
te beginnen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Of de nieuwe
onderbouw bijdraagt aan het verminderen van de mogelijke negatieve gevolgen
van de vroege selectie is nog niet bekend. Wel is bekend dat vrij grote groepen
leerlingen een te hoog of te laag advies krijgt aan het einde van de basisschool,
omdat 25% na het 3e leerjaar niet meer op hetzelfde niveau zit als waar het
begonnen is.
Na het invoeren van de Mammoetwet was het mogelijk om te stapelen. Dit was
erg populair in het begin, maar het nam af door stroomlijning van de leerwegen,
vernieuwing van havo en vwo en versterking van de beroepskolom. Door
invoering van het vmbo nam het weer toe. Toch zijn er knelpunten:
o Aansluiting van vmbo-tl naar mbo wordt als problematisch ervaren:
Een geringe vakinhoudelijke aansluiting.
Onvoldoende zelfstandigheid van de leerling.
Een gebrek aan samenwerking tussen scholen.
Onvoldoende terugkoppeling van gegevens.
o Pedagogisch-didactische inrichting van het mbo is knelpunt vanwege de
competentiegerichte kwalificatiedossiers.
Toch sluiten een hoop doorstromers van vmbo-tl naar havo niet af met een
diploma (25%). Om uitval in te perken willen de meeste havo-scholen
aanvullende eisen invoeren om te mogen doorstromen. Diverse politieke partijen
willen algemeen havo-instroomrecht. Zo ver is het nog niet, maar wel moeten de
criteria voor de havo beter kenbaar gemaakt worden aan de leerlingen.
2.3 Conclusie: stelseldebat is van alle tijden
Het debat over de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs en de
gewenste selectieleeftijd is niet nieuw en beweegt mee met de tijdgeest. Het
Nederlandse stelsel kenmerkt zich door verschillende routes naar het hoger
onderwijs. Leerlingen uit de beroepsgerichte stroom kunnen op deze manier
alsnog opstromen en maken hier veelvuldig gebruik van. Het blijkt dat Nederland
met de mogelijkheden voor stapelen redelijk uniek is in Europa. Er zijn echter ook
nadelen verbonden aan stapelen: jongeren zij tot wel 3 jaar langer onderweg
naar het hoger onderwijs. Dat vraagt veel doorzettingsvermogen. Daarnaast zijn
de kosten van de lange route voor de samenleving hoger.
Hoofdstuk 3 – Selectie in het buitenland
3.1 Vroege selectie in relatie tot onderwijsstelsel
Nederland wordt vergeleken met 4 andere vroeg selecterende landen, die
allemaal beleid voeren om het selectiemoment uit te stellen, en met 2 laat
selecterende landen. Vroeg selecteren veronderstelt een gestratificeerd stelsel
met verschillende onderwijsstromen, die ook institutioneel van elkaar zijn
gescheiden:
Sterk gestratificeerd Nederland en Duitsland.
Geen gescheiden stromen maar wel interne differentiatie met onderwijs in
niveaugroepen VS.
Een comprehensief stelsel met een soort middenschool Canada en
Scandinavische landen.
Het selectiemoment hangt ook samen met de mate van beroepsgerichtheid van
een stelsel. Landen die vroeg selecteren zijn doorgaans meer beroepsgericht.
Vergelijking met 4 vroeg selecterende landen: Vlaanderen, Duitsland, Oostenrijk
en Zwitserland. En vergelijking met 2 laat selecterende landen: Zweden en
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cm93. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.86. You're not tied to anything after your purchase.