Biologie TW 1
17.1 Het ecosysteem stad
In elk ecosysteem zijn organismen aanwezig die energie opnemen en in organische stoffen
verpakken.
- Planten (+ sommige bacteriën): maken van CO₂ en H₂O met behulp van zonlicht
energierijk C₆H₁₂O₆ (glucose). Dit proces heet fotosynthese.
- Aantal soorten bacteriën: maken van CO₂ en H₂O organische stoffen zonder licht als
energiebron. Zij gebruiken chemische energie die vrijkomt bij de oxidatie van
anorganische stoffen zoals H₂S, NO₂− en NH₄⁺. Dit proces heet: chemosynthese.
↳ Binas 93G
Anorganische stoffen → stoffen zonder energierijke CH-bindingen. vb. CO2 en H2O. Ook
de mineralen die de planten uit de bodem halen zijn anorganisch.
Organische stoffen → stoffen met een energierijke CH-binding.
Autotrofe organismen zijn de producenten van het ecosysteem. De door hen gevormde
stoffen voeden alle organismen in dat ecosysteem.
- Planten zijn foto-autotrofe organismen: organismen die met behulp van
lichtenergie organische stoffen maken uit anorganische stoffen.
- Chemo-autotrofe bacteriën: organismen die met behulp van chemische energie uit
anorganische stoffen organische stoffen maken.
Consumenten → heterotrofe organismen, krijgen energie uit organische stoffen van de
organismen die ze eten.
Reducenten → schimmels / bacteriën, zetten organische stoffen om in anorganische
stoffen.
Het Microklimaat in de stad wijkt af van het klimaat in de omgeving: lokale omstandigheden
zijn anders dan je op grond van het klimaat zou verwachten. Vb. minder wind, meer warmte,
meer afvalstoffen ect.
17.2 De stad selecteert
Het zijn de mensen die het ecosysteem vorm hebben gegeven. Er zijn huizen gebouwd,
parken en wegen aangelegd, de bodemstructuur is gewijzigd en allerlei materialen zijn er
naar toe gebracht. De omstandigheden kunnen daardoor zo ongunstig zijn, dat soorten uit
de stad verdwijnen. De tolerantiegrenzen voor een bepaalde abiotische factor zijn dan
overschreden.
↳ de biodiversiteit neemt hierdoor af
Abiotische factoren → invloeden uit de levenloze natuur. vb. klimaat, temperatuur etc.
Biodiversiteit → omvat alle soorten planten, dieren en micro-organismen, maar ook de
enorme genetische variatie binnen die soorten en de variatie aan ecosystemen waar ze deel
van uitmaken.
Maar de stad biedt ook kansen: het aantal soorten organismen neemt na verloop van tijd
weer toe. Dit komt door de verscheidenheid aan habitats en niches waardoor de
biodiversiteit toeneemt.
, Gradiënt Ecosysteem: een ecosysteem waarvan de abiotische factoren vanaf de ene kant
van het ecosysteem naar de andere kant geleidelijk veranderen. (Bijv Buitenwijken)
Selectieprocessen rekken als het ware de tolerantiegrenzen van de soort op → adaptatie:
een verandering in bouw of gedrag van een soort, waardoor deze beter aangepast is aan de
heersende milieufactoren.
Je hebt ook gedragsadaptatie: binnen de populatie ontdekt een individu (door trial and
error) een handigheid. De andere doen dit na (imitatie).
Exoot → een organisme dat oorspronkelijk niet in een bepaald gebied voorkomt maar er
zich heeft gevestigd.
Fitness → het vermogen om bepaalde allelen door te geven. Een fitness is groot als de
gevarieerde genetische samenstelling toedraagt aan dat ze het goed doen.
Concurrentie → ontstaat wanneer 2 organismen een overlappende habitat en niche
hebben.
Geïsoleerde (kleine) populaties zijn kwetsbaar en gevoelig voor:
- founder effect → er zijn enkele individuen die de populatie stichten, hierdoor is de
genetische variatie gering.
- flessenhalseffect → in zware tijden neemt de populatiegrootte sterk af, daarna
neemt het weer toe maar is dan genetisch verarmd. Dus de verandering in
allelfrequentie na een ramp waarbij het aantal individuen/allelen sterk is afgenomen.
- Genetic drift: de populatie is zo klein waardoor dieren elkaar lastig kunnen vinden en
dus niet kunnen voortplanten. De allelen van deze dieren verdwijnen uit de populatie,
waardoor deze genetisch gezien nog meer verarmt.
Eilandtheorie → een theoretisch model dat beschrijft hoeveel soorten er op een bepaald
moment in een min of meer geïsoleerd gebied voorkomen
↳ Binas 93C
17.3 Voedsel
Voedsel voor stadsbewoners komt niet alleen uit de directe omgeving maar ook uit delen
van de wereld → import.
Import zorgt ook voor problemen: transportkosten, luchtvervuiling en eutrofiëring (kunstmest
en dierlijk mest).
Monocultuur → de productie van 1 voedselgewas op een groot stuk land. De kans op
ziekte en plagen is hier groot.
Pesticiden → gebruik je om voedselplanten te beschermen tegen plaaginsecten,
schimmels en onkruid.
Monoculturen en pesticiden zorgen ervoor dat de biodiversiteit in landbouwgebieden
afneemt (pesticiden doden ook niet schadelijke planten en dieren).
↳ door het extra toevoegen van voedingsstoffen (eutrofiëring) groeien niet alleen de
voedselgewassen maar ook de planten buiten de akker en die overwoekeren zo
andere planten waardoor die uit het gebied verdwijnen.
Duurzame voedselproductie → een manier van voedsel produceren zonder schade aan
het milieu toe te brengen waarbij op lange termijn genoeg voedsel is voor iedereen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller reusinkd. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.