100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Literatuur samenvatting Sociaal Emotionele En Morele Ontwikkeling (SOW-PWB1280) $5.90
Add to cart

Summary

Literatuur samenvatting Sociaal Emotionele En Morele Ontwikkeling (SOW-PWB1280)

1 review
 72 views  6 purchases
  • Course
  • Institution

Literatuur samenvatting Sociaal Emotionele En Morele Ontwikkeling (SOW-PWB1280) van de Radboud Universiteit.

Preview 3 out of 17  pages

  • September 8, 2022
  • 17
  • 2021/2022
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: nienkeverdiesen • 1 year ago

avatar-seller
Sociaal-emotionele en morele ontwikkeling
Hoofdstuk 2: Klassieke theorieën over sociale en
persoonlijkheidsontwikkeling
Pyschoanalytische visie
Freud We worden gedreven door motieven en conflicten waarvan we ons grotendeels niet bewust
zijn en dat onze persoonlijkheid wordt gevormd door ervaringen in het vroege leven.
- Psychoseksuele theorie: mensen worden gedreven door sterke, biologische driften die
tevreden moeten worden gesteld  de maatschappij vertelt ons dat deze niet wenselijk zijn.
o Eros (de levensdrift): gaat over het overleven door activiteiten als ademen, eten, seks
o Thanatos (de doodsdrift): is een destructieve kant in de mens die zich uit door onder
andere agressie.
- Persoonlijkheid bestaat uit 3 onderdelen:
1. Id  functie: aangeboren biologisch instincten vervullen.
2. Ego  bewuste, rationele competent van persoonlijkheid
3. Superego  het geweten, deze ontstaan wanneer kinderen morele waarden leren.

Stadia van psychologische ontwikkeling:
1. Oraal  geboorte – 1 jaar  zuigen, kauwen en bijten
2. Anaal  1 – 3 jaar  vrijwillig plassen of ontlasten  zindelijkheid
3. Fallisch  3 – 6 jaar  stimuleren van genitaliën  rivaliteit met ouder hetzelfde geslacht
en verlangen naar ouder van ander geslacht
a. Oepispuscomplex voor jongens en Electra-complex voor de meisjes  door
verlangen naar ander geslacht.
4. Latency  6 – 11 jaar  seksuele conflicten worden onderdrukt
5. Genitaal  Vanaf 12 jaar  seksuele verlangens opnieuw aangewakkerd

- Psychosociale ontwikkeling volgens Erikson’s theorie  verschillen met freud:
o Erikson benadrukte dat kinderen actieve nieuwsgierige ontdekkers zijn, die zich graag
aanpassen aan de omgeving  ze zijn geen passieve slaven van biologische driften
o Erikson legt veel minder nadruk op de seksuele verlangens en meer nadruk op de
culturele invloed
8 levens conflicten
1. Vertrouwen vs wantrouwen  geboorte – 1 jaar
2. Autonomie vs schuld en twijfel  1 – 3 jaar
3. Initiatief vs schuld  3 – 6 jaar
4. Industrie vs minderwaardigheid  6 – 12 jaar
5. Identiteit vs rolcverwarring  12 – 20 jaar
6. Intimiteit vs isolatie  20 – 40 jaar
7. Generativiteit vs stagnatie  40 – 65 jaar
8. Ego-integriteit vs wanhoop  hoge leeftijd

De behavioristische (of sociaal-leren) visie
- Watsons behaviorisme: bouwstenen voor ontwikkeling zijn habits, aangeleerde associaties
tussen externe stimuli en waarneembare responsen  kind is tabula rasa en vormt door
ervaringen  ontwikkeling is continue proces en niet in stadia
- Skinners operante leertheorie (radicaal behaviorisme): herhalen van plezierige uitkomsten
en onderdrukken van onprettige uitkomst
o Operant= een actie die uitgevoerd wordt  Reinforcer (versterker) is het gevolg
hiervan
o Punisher (straffer)  verkleint de kans dat een actie wordt herhaald

, Mensen ontwikkelen neigingen tot handelingen  ontstaan als resultaat van unieke
operante leerervaringen.
- Bandura’s cognitieve sociale leertheorie  mensen zijn cognitieve wezens, verwerken van
info op een actieve manier
o Observationeel leren: leren als gevolg van observeren
o Symbolische representaties: beelden van het gedrag
6 maanden  deferred imitation: uitgestelde imitatie
Peuters  emulatie: imitatoren om een doel te behalen (dus met andere methode)
o Verbale mediators: verbale coderingen van gemodelleerd gedrag dat de
observeerder opslaat in het geheugen.
- Sociaal leren als wederkerig determinisme  menselijke ontwikkeling reflecteert een
interactie tussen een persoon, diens gedrag en de omgeving  bidirectioneel (beide kanten)
 ontwikkeling is een continu wederkerige interactie tussen kinderen en hun omgeving.
- Bijdagen en kritieken op de sociale-leervisie
o Ze zijn heel precies en testbaar
o Nadruk op openlijk gedrag eb oorzaken hiervan
o Vaak gezien als een te simpele aanpak
o Weinig nadruk op cognitieve invloeden

Piagets cognitieve ontwikkelingsvisie
- Op intelligentie en intellectuele groei
o Cognitieve (intellectuele) schema’s zijn cognitieve structuren met een georganiseerd
patroon voor gedachten of handelingen die gebruikt worden om een aspect van de
ervaring te verwerken.
o Baby’s hebben 2 intellectuele functies: organisatie (combineren van bestaande
schema’s tot iets complexer) en adaptie (aanpassen van schema’s aan de omgeving).
- 4 stadia van cognitieve ontwikkeling
1. Sensomotorische stadium (0-2 jaar)  gedragsschema’s die veranderen
wanneer baby’s hun sensorische input en motorische responsen erin verwerken.
Van reflectieve wezens naar probleemoplossers.
Schema in boekje!!!
2. Pre-operationele fase (2-7 jaar)  mentale symbolisaties worden geconstrueerd
om na te denken over objecten, situaties en gebeurtenissen die kinderen
tegenkomen.
a. Veel symbolen gebruiken, Pretend play, Egocentrisme
b. Hebben moeite met conservatie  realiseren niet dat bepaalde
eigenschappen hetzelfde blijven wanneer uiterlijk veranderd.
i. Voor conservatie 2 cognitieve concepten nodig:
1. Reversibiliteit: mentale handelingen ongedaan maken
2. Compensatie: focussen op onderdelen tegelijk
3. Concreet-operationele fase (7- 11 jaar) kinderen leren snel cognitieve
concepten en passen het toe op nieuwe vaardigheden  gebruiken logica
a. Seriation toepassen: een cognitieve handeling die toestaat dat je een set
van stimuli rond een kenmerk zoals lengte of gewicht kan ordenen
b. Transitiviteit: de vaardigheid om relaties tussen elementen te infereren.
4. Formeel-operationele fase (ouder dan 12 jaar)  rationeel en systematisch
nadenken over abstracte concepten en hypothetische gebeurtenissen
a. Adolescenten laten vaak ook no egocentrisme zien op 2 manieren:
i. Imaginary audience (denkbeeldig publiek)  gevoel constant
bekeken te worden

, ii. Personal fable  geloof in uniekheid van een persoon en diens
denken
- Bijdragen en kritieken op Piagets visie
o Volgens Paiget tot 8 maanden geen objectpermanentie  Piaget onderschat
kinderen

Hoofstuk 3: recente perspectieven op sociale en
persoonlijkheidsontwikkeling
Gesell  kinderen bloeien  patroon en tijdschema vastgesteld in hun genen.

Ethologen
Klassieke ethiologie= geboren met biologische gedragingen die het gevolg zijn van evolutie en
toevoegen aan de overlevingskansen.  als gevolg van natuurlijke selectie.
 Maar toch is veel van de menselijke ontwikkeling gebaseerd op leren  gevoelige en kritieke
perioden

Evolutionaire theoretici  voorgeprogrammeerde gedragingen zijn van belang voor overleving en
verspreiding van de genen van het individu.  lange periode van onvolwassenheid is een nodige
evolutionaire aanpassing.  om te overleven gebruik maken van intelligentie.

Altruisme is een onbaatzuchtige zorg voor de welvaart van anderen.

Fenotype= de manier waarop het genotype (geërfde genetische aanleg) van een persoon tot uiting
komt in waarneembare (of meetbare) karakteristieken.

Methoden om erfelijke bijdragen aan gedrag vast te stellen:
- Selectieve voortplanting: verschillende dierlijke genotypen fokken om zo bepaalde
gedragseigenschappen te krijgen
- Familieonderzoeken: mensen uit een gezin worden vergeleken om een of meer kenmerken
o Tweelingonderzoeken, Adoptieonderzoek  in hoeverre is omgeving van invloed op
bepaalde vaardigheden en gedragingen  kan ook invloed van genen bestuderen.
Intelligentie, empathisch vermogen en introversie/extraversie zijn genetisch bepaald.
Mensen erven geen gedragsstoornissen, maar mensen erven aanleg voor gedragsstoornissen 
omgeving blijft van belang.

Omgeving komt overeen met genotype  passieve genotype/omgevingscorrelaties
Genetische kenmerken beïnvloedt de omgeving  evocatieve genotype/omgevingscorrelaties
Verschillende genotype kiezen andere omgevingen  actieve genotype/omgevingscorrelaties

Bijdragen en kritieken op de gedragsgenetische aanpak:
1. Genotype en omgeving interacteren om ontwikkelingsverandering en variatie in
ontwikkelingsuitkomsten op te wekken
2. Meer beschrijvend dan verklarend

Bronfenbrenner  ecologische systeemtheorie: invloed van de omgeving  bio-ecologische
theorie, omdat de kenmerken van een individu van invloed zijn op diens interactie met de omgeving.
De natuurlijke omgeving is van grote invloed op de ontwikkelde personen.
- Microsysteem: alle activiteiten en interacties die in de directe omgeving van het individu
plaatsvinden
- Mesosysteem: relaties tussen verschillende microsystemen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MaaikeW1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.90  6x  sold
  • (1)
Add to cart
Added