100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Hoorcollege samenvatting Sociaal Emotionele En Morele Ontwikkeling (SOW-PWB1280) $5.35   Add to cart

Summary

Hoorcollege samenvatting Sociaal Emotionele En Morele Ontwikkeling (SOW-PWB1280)

 23 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Hoorcollege samenvatting Sociaal Emotionele En Morele Ontwikkeling (SOW-PWB1280) van de Radboud Universiteit.

Preview 4 out of 34  pages

  • September 8, 2022
  • 34
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Sociaal-emotionele morele ontwikkeling
Hoorcollege 1 – Klassieke en moderne theorieën

Psychoanalytische visie
Psychoanalytische visie  Freud  kritiek: is vager, niet falsifieerbaar  kreeg veel kritiek
Belang:
 Vroege ervaringen en emoties
 Onbewuste motieven en conflicten zijn belangrijk
Psychoseksuele theorie is van Freud.  Freud’s theorie dat groei van de seks instincten onderliggend
zijn aan de stadia van persoonlijkheidsontwikkeling en dat hoe ouders omgaan met deze seksuele
impulsen de trekken die kinderen vertonen bepalen.
ID en superego moeten in balans komen  ego is meer rationele component.
Onbewuste motieven  volgens Freud term voor gevoelens, ervaringen en conflicten die het
denken en gedrag van een persoon beïnvloeden, maar die buiten het bewustzijn van een persoon
blijven.

Voorbeeld van onbewuste processen
 Attentional Bias (AB)  meten door bv eye-tracking
 Training AB or approach bias
= onbewuste training?  bij verslaafde werkt het  bewust maken van dat je het traint, lijkt beter
te werken  bewustwording heel belangrijk!!

Erikson: ego psychologen  omgaan met sociale realiteit (minder seksuele invloeden)
Verschil met Freud:
- Minder passief
- Focus socioculturele ipv seksuele invloeden  Psychosociale theorie: Erikson’s revisie van
Freud’s theorie welke de socioculturele (ipv seksuele) determinanten van ontwikkeling
benadrukt en welke veronderstelt dat er 8 conflicten zijn die mensen moeten oplossen om te
komen tot een gezonde psychische aanpassing.
- Theorie loopt door in volwassenheid
Kritiek: erg beschrijvend en hij werkt met stadia.  lastig falsifieerbaar
Als opvoeders over beschermend zijn ontwikkelt kind niet genoeg zelfvertrouwen en andersom ook.
Te veel vrijlaten: gaat ook niet goed  balans

Behavioristische visie
Watson  behaviorisme  tabula rasa (onbeschreven blad  vormen door omgeving)  stimulus
respons patronen  worden gewoonten van individu  je kunt alles vormen  ontwikkeling is een
continu proces wat verandert kan worden  verbindingen externe stimuli en observeerbare reacties
(habits)
Behaviorisme= een school van denken binnen de psychologie die ervan uitgaat dat conclusies voer
de menselijke ontwikkeling gebaseerd zouden moeten zijn op gecontroleerde observaties van
openlijk gedrag in plaats van speculatie over onbewuste motieven of andere fenomenen; het
filosofische fundament voor sociaal-leer theorieën.
Gewoonten (habits)= Volgens behavioristisch standpunt zijn dit aangeleerde associaties tussen
stimuli en reacties (responses) die de stabiele aspecten van persoonlijkheid representeren.

Pavlov  klassieke conditioneren= een methode van leren die als eerste onderzocht werd door de
Russische fysioloog Pavlov begin 20e eeuw. In deze passieve vorm van conditionering kunnen
bepaalde gedragingen worden ontlokt door middel van een neutrale stimulus (normaal niet-
stimuleert) omdat deze stimulus een aangeleerde associatie heeft met een meer krachtige stimulus.

,Skinner  operante conditionering  actief proces, vorming nieuwe gedragingen  een vorm van
leren waarbij vrijwillige handelingen (operants) meer of minder vaak gaan optreden afhankelijk van
de consequenties (straf vs beloning) die ze teweeg brengen
- Bekrachtiger (reinforcer)= elk gevolg van een handeling die ervoor zorgt dat de handeling
opnieuw zal optreden.
- Bestraffing (punisher)= elk gevolg van een handeling die ervoor zorgt dat de handeling
onderdrukt wordt en die de kans dat de handeling opnieuw zal optreden vermindert.

4 vormen
 Positieve(iets toedienen) bekrachtigers(beloning)  het beste
 Negatieve(iets weghalen) bekrachtigers(beloning)
 Positieve straf(bestraffing)
 Negatieve straf(bestraffing)

Cognitieve sociaal-leren theorie
Bandura  leren is meer dan operante conditionering  cognitieve proces erg belangrijk  we
leren door naar andere te kijken: observationeel leren : centraal ontwikkelingsproces  mensen die
je leukt vind imiteer je eerder en mensen die jou imiteren vind je leuker  mensen zijn cognitieve
wezens (denken na)

Emulatie: imiteer met net op een andere manier  geeft weer of kinderen iets begrijpen van de
intenties van anderen. Emulatie= reproductie van de uitkomst van een model op een andere manier
dan zoals door het model tentoongespreid werd.
Defered imitatie: uitgestelde imitatie  kinderen kunnen later nog iets imiteren  later nadoen 
in geheugen opslaan. Deferred imitatie= reproductie van een activiteit van een model dat eerder is
geobserveerd.

(moderne) evolutionaire perspectieven
Imprinting  onderzoek doen naar bio evolutionaire basis
Natuurlijk selectie= een evolutionair proces verondersteld door Darwin dat ervan uitgaat dat
individuen die aan de omgeving aangepaste eigenschappen bezitten overleven, terwijl individuen die
deze adaptieve eigenschappen niet hebben uitsterven.
Ethologie= het onderzoek naar de bio-evolutionaire basis van gedrag en ontwikkeling.

Vanuit evolutionaire perspectieven is altruïsme belangrijk  rekening houden met welzijn van
anderen.
(een puur altruïstische daad: echt sterven voor iemand)
Survival of the fittest  predispositie altruïsme  Altruïsme= onzelfzuchtig rekening houden met
het welzijn van anderen geuit wordt via pro sociale gedragingen.
Empathie: voelen wat een ander voelt  je daar niet per se iemand mee helpen  maar je begrijpt
het en kan erop inspelen  zo kan je beter helpen
Empathische bezorgdheid= de mate waarin iemand de behoeften van een ander herkent en bezorg
is over welbevinden van de ander.

Social baseline theory  brein verwacht sociale bronnen – schending hiervan = stress.

Pro sociaal gedrag  mensen zijn sociale wezens  ons brein verwacht sociale steun  we hebben
het nodig, anders stress.
Experiment: door Coan  hand vast houden  welke effect?  brein minder stress wanneer hand
werd vastgehouden vooral als het de partner was.

Kritiekpunten:

,  Lastig te weerleggen/falsifieerbaar (verwerpen)  hoe toets je ze?
 Retrospectief (post-hoc verklaringen)
 Genetica wordt vaak overruled door leerervaringen  omgeving is erg belangrijk

Gedragsgenetica
 Tweelingenonderzoek  verwantschap: de mate waarin 2 individuen dezelfde genen
vertonen  erfelijkheid
 Ad0ptieonderzoek

Erfelijkheid leggen we vast door erfelijkheidscoëfficient: H  1=helemaal toe te kennen aan
erfelijkheid. 0= niks te maken met erfelijkheid.

Niet-gedeelde omgevingsinvloed (NSE)= omgevingsinvloed uniek voor persoon. Dus niet gedeeld
voor mensen die samen leven, maakt mensen verschillen  wat verschillend is
Gedeelde omgevingsinvloed (SE)= omgevingsinvloed die identiek is voor mensen die samenleven en
die mensen meer gelijkend maakt  gezin

Klassieke gedragsgenetica
 Persoonlijkheid: erfelijkheid 40-50%
 Erfelijkheidscoëfficient H:
o zegt niets over individu zelf
o Overschatting als te weinig variatie in omgeving
o Verandering mogelijk  omgeving – expressie genetica=epigenetica

(moderne) gedragsgenetica = studies die onderzoeken hoe genotype met de omgeving interacteert
om gedragsmatige kenmerken zoals intelligentie, persoonlijkheid en mentale gezondheid verklaren
 meer richten op interactie tussen genen en omgeving

Je hebt bepaalde genen  positieve omgeving dan gaat het goed  in negatieve omgeving juist de
andere kant op  maar wel met hetzelfde gen

Genen  omgevingen
Gen-omgevingscorrelatie
Genen kunne ook de omgeving bepalen
 Passieve gen-omgevingscorrelatie= omgevingsinvloeden die biologische ouders bieden
kunnen beïnvloed worden door de genen van ouders en correleren dus met het
genotype van het kind  kinderen veel muzikale genen, ouders dan vaak ook  kind
wordt vaak opgegroeid in muzikale omgeving  omgeving is niet los van genen
 Reactieve of evocatieve gen-omgevingscorrelatie= onze aangeboren eigenschappen
beïnvloeden het gedrag van anderen ten opzichte van ons  gedurende gehele
levensloop  kind is vrolijk, waardoor omgeving ook vrolijk wordt  aangeboren
eigenschappen
 Actieve gen-omgevingscorrelatie (niche picking)= ons genotype beïnvloedt de omgeving
die we prefereren en opzoeken  als kinderen ouder worden  eigen omgeving gaan
creëren  juist meer rust of meer drukte  welke school, sport, etc  beïnvloed ook de
omgeving.

Hoorcollege 2 – Emotionele ontwikkeling: emoties
Theoretisch tijdsbeeld
 Behavioristisch perspectief
 Piaget – cognitieve ontwikkeling  weinig aandacht voor emotie

, Emotie= een motivationeel construct dat wordt gekarakteriseerd door veranderingen in affect (of
gevoelens), fysiologische reacties, cognities en openlijke gedragingen.

Theorie emotie
Functionalistisch perspectief: hoofddoel van emotie = met de omgeving omgaan, doelen
bewerkstellingen  emoties leren door omgang met omgeving  dienen als doel.
Functionalistisch perspectief= een theorie die ervan uitgaat dat het hoofddoel van een emotie
bestaat uit het tot stand brengen, handhaven of het veranderen van de relatie met de omgeving om
een doel te bewerkstelligen. Volgens deze theorie zijn emoties op vroege leeftijd nog niet te
onderscheiden.

Discrete emotietheorie: emoties wel al heel vroeg aanwezig, biologisch voorgeprogrammeerd.
 daarom op jonge leeftijd al goed emoties onderscheiden.
= theorie over emoties die ervan uitgaat dat specifieke emoties biologisch geprogrammeerd zijn en
vergezeld worden door duidelijke emotionele gezichtsuitdrukkingen en lichamelijke cues die al vanaf
jonge leeftijd kunnen worden onderscheiden.

Ontstaan en ontwikkeling basisemoties
Basisemoties: blij, boos, afschuw, verbazing, verdrietig, angst, (interesse?)

Onderzoek  hebben baby's basisemoties?
 Emotionele expressie pasgeborenen  observeren
o Duidelijk onderscheid aanbrengen in positieve of negatieve emoties
o Maar negatieve emoties onderscheiden is lastiger  vanaf 2-6 maanden de
negatieve emoties beter kunnen onderscheiden.
o Hoe jonger, hoe moeilijker
 Cultureel onderzoek  Himbastam: welke emotie past bij het verhaaltje van de
westerlingen?  vrij goed in staat om te matchen.

Boosheid: onderzoek met mobieltjes: 4>2 maanden
Expressie angst wordt pas zichtbaar vanaf 6-7 maanden
Vormen van angst:
 Angst voor vreemden  piek: 8-10 maanden
 Echte angstreactie
 Banger voor volwassenen dan kinderen
 Banger voor sombere dan lachende
 Separatie angst  piek: 14-18 maanden
 Afwijkingen: verhoogde SAD t.o.v. normale ontwikkeling
 Kan zelfs sprake zijn van een stoornis

Ontstaan en ontwikkeling complexe emoties
Complexe emoties= zelfbewuste of zelf evaluatieve emoties die ontstaan in het 2 e en 3e levensjaar en
die deels afhangen van de cognitieve ontwikkeling.
Verschillen met basale emoties:
1. Ontstaan later in kindertijd (vanaf 18 maanden en mogelijk eerder)
2. Zelfbewustzijn noodzakelijk (‘rouge test’)
3. Geen universele herkenbaarheid emotionele gezichtsexpressies
4. Zijn cognitief complexer
5. Vergemakkelijken het bereiken van complexe sociale doelen

2 klassen te onderscheiden:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MaaikeW1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.35  1x  sold
  • (0)
  Add to cart