Straf(proces)recht week 2 hoorcollege en werkgroep uitwerkingen
5 views 0 purchase
Course
Strafprocesrecht (JUR1STRF)
Institution
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Book
Strafrecht met mate
Dit document bevat de volledige uitwerkingen van het hoorcollege en de werkgroep van week 2 van straf(proces)recht van Radboud Universiteit bachelor jaar 1.
- Opsporing: definitie in art. 132a Sv het onderzoek i.v.m. strafbare feiten onder gezag van
OvJ met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
- Toezichthouders doen onderzoek maar niet met doel om strafvorderlijke beslissingen te
nemen.
- Ambtenaren van bijzondere diensten hebben slechts een bevoegdheid voor opsporing van
strafbare feiten uit die wetten waarvan handhaving speciaal aan hen is toevertrouwd (art.
142 lid 2 Sv).
- Hoe komt politie aan informatie over strafbare feiten:
Aangiften kan iedereen doen (t.a.v. sommige delicten zelfs verplicht aangifte te doen,
art. 162 Sv). Van deze verplichting zijn weer uitgezonderd degenen die door aangifte
zichzelf of aanverwant bloot zouden stellen aan vervolging. Art. 164 Sv klachtdelict:
klacht is dan voorwaarde voor vervolging (normaliter geen voorwaarde) maar ook hier
blijft opportuniteitsbeginsel intact.
Strafbare feiten kunnen worden ontdekt tijdens normale politiesurveillance of als
resultaat van gerichte controles. Voortgezette toepassing van bevoegdheden: bij
toepassing van dwangmiddelen onbedoeld stuiten op andere strafbare feiten dan
waarnaar zij op zoek zijn (hier is niks op aan te merken).
Tippen: bijv. uit tv-programma opsporing verzocht, maar ook specifiek uit onderwereld.
Opsporing is gericht op georganiseerd criminaliteit en terrorisme, waarbij een veelheid
van opsporingsmiddelen kan worden gebruikt zoals infiltratie, psuedokoop en direct
afluisteren (met wet BOB een stelsel van verantwoording ingevoerd)
- Wetboek van SV was traditioneel repressief van aard: gericht op het doen vaststellen van
schuld en doen opleggen van een sanctie, dit alles op een rechtens behoorlijke manier.
- Een verklaring van verdachte is wilsafhankelijk (inhoud ervan is beïnvloedbaar door
verdachte), maar meting van de hoeveelheid alcoholmoleculen in zijn bloed, zijn DNA-profiel,
bankbescheiden etc., worden gezien als wilsonafhankelijk (niet beïnvloedbaar door
verdachte) deze schenden niet het beginsel ‘nemo-tenetur’.
- Verdachte (art. 27 Sv) eisen:
Voorafgaande feiten en omstandigheden
Een redelijk vermoeden:
1. Conclusie uit de feiten of omstandigheden moeten redelijk zijn, niet onlogisch of
absurd voor de objectieve buitenstaander objectiviteitsvereiste.
2. De kans dat verdachte de dader is moet waarschijnlijk zijn.
Een strafbaar feit (uitz. bijzondere bevoegdheden in Wet BOB)
Conclusie: het vermoeden moet objectief afleidbaar zijn uit feiten of omstandigheden,
het moet waarschijnlijkheid van daderschap uitdrukken en betrekking hebben op een
bepaald strafbaar feit.
- Verdachte staat in beginsel vrij om zijn houding in het strafproces te bepalen, hij is niet tot
antwoorden verplicht (art. 29 Sv). Ook geldt er de onschuldpresumptie: tijdens gehele
strafprocedure moet verdachte als onschuldig behandeld worden.
- De HR laat namelijk toe een ontkennende verklaring van verdachte te gebruiken, mits deze
kennelijk leugenachtig is, namelijk in strijd met wat het overige bewijsmaterieel leert, en
bedoeld is om de waarheid te bemantelen.
, - Verhoorders dienen cautie te geven: aangeven dat verdachte niet verplicht is tot
antwoorden. Wordt dit niet gegeven substantiële nietigheid, indien verdachte daardoor in
zijn verdediging kan zijn geschaad.
- Indien er iets schort aan de verklaringen, omdat zij zijn afgelegd hetzij onder ontoelaatbare
druk of bedrog, hetzij zonder mededeling van het zwijgrecht of het recht op rechtsbijstand,
kunnen zij later niet als bewijsmateriaal worden gebruikt.
- FILMPJE Brightspace:
Opbouw van redenering:
Concretiseerbaar (strafbaar feit is concreet)
Individualiseerbaar (het moet totdat individu duidelijk gericht zijn en niet random)
Objectiveerbaar (vermoeden moeten niet gebaseerd zijn op intuïtie, een ander moet tot
dezelfde conclusie kunnen komen)
Zelfstudievragen:
- Wat zijn de onderdelen van de strafprocedure?
Voorbereidend onderzoek (art. 132 Sv) Opsporing (art. 132a Sv) vervolging (dit
betekent niet dat de opsporing stopt, dit kan voortduren) uitspraak rechtsmiddelen
tenuitvoerlegging
- Wat is opsporing en waar in de wet wordt het begrip opsporing gedefinieerd?
Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag
van de OvJ met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen (art. 132a Sv).
- Wie zijn met opsporing belast?
Opsporingsambtenaren (regionaal en landelijk), OvJ’s, (onder)officieren van de Koninklijke
Marechaussee, bijzondere ambtenaren van politie en buitengewone opsporingsambtenaren.
- In het boek worden vier manieren genoemd waarop de politie aan informatie over strafbare
feiten komt. Welke manieren zijn dat?
Aangiften van burgers, tijdens normale politiesurveillanten, een tip, de opsporing gericht op
georganiseerde criminaliteit en terrorisme.
- Wat is het verschil tussen opsporing en controle?
Bij controle wordt er probeert om het plegen van strafbare feiten tegen te gaan. Bij
opsporing worden strafbare feiten vastgesteld en vervolgd.
- Wat betekent ‘nemo tenetur’?
Niemand is gehouden om tegen zichzelf bewijs te leveren of dat niemand kan worden
gedwongen om aan zijn eigen veroordeling mee te werken (vrijwaring van gedwongen
zelfincriminatie volgens boek) het recht om jezelf niet te belasten.
- Waar en hoe wordt ‘verdachte’ in de wet gedefinieerd?
Art. 27 Sv -> ‘degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden
van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit.’
- Wat zijn de drie vereisten van het verdachte-begrip en wat houden ze in?
Voorafgaande feiten of omstandigheden: er mag rekening worden gehouden met politie-
ervaring en plaatselijke bekendheid van verbalisanten. Een redelijk vermoeden: de conclusie
uit de feiten of omstandigheden moet redelijk zijn (objectiviteit) en er moet een bepaalde
graad van zekerheid zijn dat de verdachte inderdaad de dader blijkt te zijn. Een strafbaar feit:
een bepaald strafbaar feit, niet zozeer enig strafbaar feit.
- Pas zelf de drie vereisten van het verdachte-begrip toe op de twee voorgeschreven arresten
(Plastic Boodschappentasje en Bestaan van een verdenking). Wanneer vind jij dat er een
redelijke verdenking kon ontstaan? Welke feiten en omstandigheden zijn daarvoor nodig?
Verschilt jouw antwoord van de manier waarop de vereisten in de arresten zijn toegepast?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller loesgilsing. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.91. You're not tied to anything after your purchase.