a. dagvaardingsprocedure (bij dagvaardingsprocedure vorder je iets, bij verzoekschrift is het bijv.
meer het aanvragen van een scheiding)
b. kantonrechter het gaat om 22.500 euro en dat is < dan 25000 euro en dus kantonrechter (art.
93 Rv).
c. Dordrecht bij dagvaardingsprocedure moet het de woonplaats van gedaagde zijn en in dit geval
is dat Dordrecht (art. 99 Rv) in dit geval rechtbank Rotterdam.
d. bij (A) niet want het is geen verzoek aan de rechter maar slechts een zaak tussen wederpartij en
eiser. Bij (B) niet want het gaat niet om een spoed dus geen kort geding en de kantonrechter is
simpelweg bevoegd dus rechtbank mag ook niet. Bij (C) niet omdat er niks in een bepaalde
overeenkomst is afgesproken dus uitgangspunt blijft woonplaats van gedaagde.
Je kunt geen overeenkomst opstellen of er een dagvaardingsprocedure of verzoekschriftprocedure
gaat worden ingesteld (dit is geen keus). Art. 108 Rv: je kunt afspreken in een overeenkomst maar
deze hebben geen gevolgen als een vordering niet hoger als 25.000 euro (lid 2) in dit geval is er
dus geen gevolg tenzij de uitzonderingen van toepassing zijn. Ze moeten na het geschil expliciet
afspreken om ergens anders te procederen (waardoor ze dus keuzevrijheid hebben gekregen
want dit is een uitzondering volgens lid 2).
Mogelijkheid tot prorogatie: art. 329 Rv ze kunnen afspreken dat ze direct naar het hof gaan.
Arbitrage bij kantonrechter art. 96 Rv
e. Olijf vordert nakoming art. 3:296 BW (geen 6:74 BW omdat hij geen schadevergoeding wil
vorderen maar puur nakoming)
f.
Olijf vordert betaling door Propasti en hij moet bewijzen dat er niet betaald is. Propasti zal
zich beroepen op dat betaling niet verschuldigd is omdat de olijven allemaal met pit waren
en dit moest niet zo zijn. Wie stelt, die bewijst in beginsel heeft eiser/verzoeker stelplicht
en bewijslast (art. 150 Rv). Echter, het gaat om een ‘ja, maar’ verweer en dus heeft ook de
gedaagde bewijslast. Als propasti niet kan bewijzen dat de olijven verkeerd geleverd waren,
wordt de vordering tegenover propasti toegewezen (dit is bewijsrisico).
Bewijs dat kan worden geleverd (art. 152 Rv): getuigen (‘enquête’).
Olijven B.V. aangezien er nu geen bewijs is.
g. klachtplicht art. 7:23 BW en in dit geval heeft hij niet binnen bekwame tijd geklaagd nadat hij dit
ontdekt had. Bewijslast ligt bij klachtplicht bij Olijf omdat hij zich hierop beroept. Als bewezen wordt
dat er niet is geklaagd, rechter zal de vordering van Olijven B.V. toekennen.
h. bij het gerechtshof in Den Haag (art. 60 lid 1 Wet RO) Propasti moet hoger beroep instellen bij
het gerechtshof. Het is mogelijk om hoger beroep over te slaan en direct in cassatie te gaan, maar
daar moet propasti en olijf samen zijn overeengekomen o.g.v. art. 398 lid 2 Wetboek Burgerlijke
Rechtsvordering.
Opdracht 2)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller loesgilsing. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.